Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 EN des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende: |
2 Mensenkind, zet uw aangezicht tegen de kinderen Ammons, en profeteer tegen dezelve, |
3 En zeg tot de kinderen Ammons: Hoort des Heeren HEEREN woord: Alzo zegt de Heere HEERE: Omdat gij gezegd hebt: Heah! over Mijn heiligdom als het ontheiligd werd, en over het land Israëls als het verwoest werd, en over het huis van Juda als zij in gevangenis gingen, |
4 Daarom, zie, Ik zal u aan die van het oosten overgeven tot een bezitting, dat zij hun burchten in u zetten, en hun woningen in u stellen; die zullen uw vruchten eten, en die zullen uw melk drinken. |
5 En Ik zal Rabba tot een kemelstal maken, en de kinderen Ammons tot een schaapskooi; en gij zult weten dat Ik de HEERE ben. |
6 Want alzo zegt de Heere HEERE: Omdat gij met de hand geklapt en met den voet gestampt hebt, en van harte verblijd zijt geweest in al uw plundering over het land Israëls, |
7 Daarom, zie, Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, en u den heidenen ten buit geven, en zal u uit de volken uitroeien, en u uit de landen verdoen; Ik zal u verdelgen, en gij zult weten dat Ik de HEERE ben. |
8 Alzo zegt de Heere HEERE: Omdat Moab en Seïr zeggen: Zie, het huis van Juda is gelijk al de heidenen; |
9 Daarom, zie, Ik zal de zijde van Moab openen, van de steden af, van zijn steden die van zijn grenzen af zijn, het sieraad des lands, Beth-Jesimôth, Baäl-Meon, en tot Kirjatháïm toe; |
10 Voor die van het oosten, met het land der kinderen Ammons, hetwelk Ik ter bezitting zal overgeven, opdat der kinderen Ammons onder de heidenen niet meer
gedacht worde. |
11 Ik zal ook in Moab gerichten oefenen; en zij zullen weten dat Ik de HEERE ben. |
12 Alzo zegt de Heere HEERE: Omdat Edom met enkel wraakgierigheid gehandeld heeft tegen het huis van Juda, en zij zich zeer schuldig gemaakt hebben, dat zij zich aan hen gewroken hebben: |
13 Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Ik zal ook Mijn hand uitstrekken tegen Edom, en Ik zal mens en beest uit haar uitroeien, en zal haar tot een woestheid stellen van Theman af; en zij zullen tot Dedan toe door het zwaard vallen. |
14 En Ik zal Mijn wraak doen aan Edom, door de hand van Mijn volk Israël; en zij zullen tegen Edom naar Mijn toorn en naar Mijn grimmigheid handelen; alzo zullen zij Mijn wraak gewaarworden, spreekt de Heere HEERE. |
15 Alzo zegt de Heere HEERE: Omdat de Filistijnen door wraak gehandeld hebben, en van harte wraak geoefend hebben door plundering, om te vernielen door een eeuwige vijandschap; |
16 Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik strek Mijn hand uit tegen de Filistijnen, en zal de Cheretim uitroeien, en het overblijfsel van de zeehaven verdoen. |
17 En Ik zal grote wraak met grimmige straffingen onder hen doen; en zij zullen weten dat Ik de HEERE ben, als Ik Mijn wraak aan hen gedaan zal hebben. |