Statenvertaling.nl

sample header image

Ezechiël 2 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Ezechiël 2

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

De profeet verschrikt zijnde door het voorgaande gezicht, wordt van God opgericht, vss. 1, 2. En beroepen tot het profetisch ambt onder de kinderen Israëls, met onderwijs en versterking tegen hun hardnekkigheid, 3. En het gezicht van een rol, die van binnen en buiten beschreven was, 9.
 
De zending van Ezechiël
1 EN 1Hij zeide tot mij: 2Mensenkind, 3sta op uw voeten en Ik zal met u spreken.1 Te weten Hij Wiens stem hij gehoord had, Ez. 1:28, Dewelke zonder twijfel was Die op den troon zat, Ez. 1:26. verwijsteksten
2 Zo noemt hem de Heere, opdat hij zich niet verheffen zou door de uitnemende openbaring van het voorschreven hemelse gezicht, maar veelmeer vernederen door de bedenking zijner menselijke zwakheid. Ook diende deze naam den profeet tot vertroosting; alsof God zeide: Ik weet dat gij een zwak mens zijt en daarom voor Mijn majesteit vrezende, ja, dat gij ook ontsteld zult zijn door de verachtingen die u van de Joden zullen wedervaren; maar zie op Mij, Die u beroep tot dit ambt, en niet op uzelven, die maar een zwak mens zijt.
3 Want de profeet lag nedergevallen op zijn aangezicht, verslagen door het vreselijke gezicht dat hem vertoond werd.
2 aZo kwam in mij, als Hij tot mij sprak, 4de Geest, Die mij stelde op mijn voeten; en ik hoorde 5Dien Die tot mij sprak.a Ez. 3:24. Dan. 10:10. verwijsteksten
4 Versta den Geest Gods, Die hem bekwaam maakte om te doen wat God hem beval, Jes. 48:16; 61:1. Alzo Ez. 3:24. verwijsteksten
5 Te weten den Heere, Die op den troon zat.
3 En Hij zeide tot mij: Mensenkind, Ik zend u tot de 6kinderen Israëls, tot de rebellerende 7volken, die tegen Mij gerebelleerd hebben; bzij en hun vaderen hebben overtreden tegen Mij 8tot op dezen zelven huidigen dag.6 Versta de Joden, die uit hun vaderland Judea in Babylonië met Jojachin gevankelijk weggevoerd waren, Ez. 3:11, hoewel daaronder ook begrepen kunnen zijn de tien stammen, die uit hun land onder de heidenen verstrooid waren. Sommigen verstaan daarbij ook de Joden die nog in hun vaderland woonden, tot dewelke de profeet Jeremia van God gezonden was. verwijsteksten
7 Hier is het woord gojim, betekenende heidenen. Zo schijnt de Heere Zijn volk hier te noemen, omdat het zover door de afgoderij van Hem afgeweken was, dat het niet beter was dan de heidenen; hoewel het ook in het goede den Israëlieten toegeschreven wordt, Ex. 19:6. Joz. 3:17; 5:8, enz. verwijsteksten
b Jer. 3:25. verwijsteksten
8 Hebr. tot op het been of wezen van dezen zelven dag. Alzo Gen. 7:13; 17:26. Lev. 23:14. Ez. 24:2; 40:1. verwijsteksten
4 En deze kinderen zijn 9hard van aangezicht en 10stijf van hart; Ik zend u tot hen, en gij zult tot hen zeggen: 11Zo zegt de Heere HEERE.9 Dat is, zonder schaamte. Vgl. Jer. 3:3; 5:3. Ez. 3:7. verwijsteksten
10 Stijf van hart zijn, die hun hart verstijven of verstokken. Wie dezen zijn, zie Ex. 4 op vers 21. verwijsteksten
11 Dit was gemeenlijk de voorrede der profeten, als zij iets naar Gods bevel verkondigen moesten. Ezechiël nu tot een profeet beroepen zijnde, wordt hiermede het vermogen gegeven om aldus te spreken, en ook verplicht om niet anders te spreken dan wat God tot hem gesproken had.
5 En zij, 12hetzij dat zij het horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen (want zij zijn een 13wederspannig huis), c14zo zullen zij weten dat 15een profeet in het midden van hen geweest is.12 De Heere wil dat de profeet alleen ziet op Zijn bevel, en niet op de uitkomst. Alzo vers 7. Ez. 3:11, 27. verwijsteksten
13 Hebr. een huis der wederspannigheid, te weten tegen den Heere zijn God. Huis voor volk, alzo vers 6. Ez. 3:26, 27, enz. Insgelijks kinderen der wederspannigheid, Num. 17:10, een volk der wederspannigheid, Jes. 30:9. verwijsteksten
c Ez. 33:33. verwijsteksten
14 Dat is, overtuigd zijnde dat de Heere hen door Zijn dienaar gewaarschuwd heeft en vermaand tot bekering, en zij nochtans hardnekkig gebleven zijnde, gans geen onschuld hebben.
15 Dat is, een persoon onmiddellijk van God gezonden om Zijn wil te verkondigen, den vervallen stand der kerk op te richten, de goddelozen te dreigen, de vromen te vertroosten, toekomende dingen te voorzeggen, voornamelijk van den Messias, en ook politieke of burgerlijke personen van hun ambt te vermanen, enz.
6 En gij, mensenkind, dvrees niet voor hen en vrees niet voor hun woorden; hoewel wederwilligen en 16doornen bij u zijn, en gij bij 17schorpioenen woont; vrees voor hun woorden niet, een ontzet u niet voor hun aangezicht, want zij zijn een wederspannig huis.d Jer. 1:8, 17. Luk. 12:4. verwijsteksten
16 Versta mensen die steken en kwaad doen met woorden of werken.
17 Anders: distelen. Versta zeer listige en schadelijke lieden, die het verderfelijke venijn hunner boosheid behendiglijk weten uit te schieten.
e Ez. 3:9. 1 Petr. 3:14. verwijsteksten
7 Maar gij zult Mijn woorden tot hen spreken, hetzij dat zij horen zullen, of hetzij dat zij het laten zullen; want zij zijn 18wederspannig.18 Hebr. wederspannigheid. Alzo Spr. 17:11, en hier in het volgende vers. Vgl. Job 24 op vers 20; 35 op vers 13. verwijsteksten
8 Doch gij, mensenkind, hoor hetgeen dat Ik tot u spreek; wees gij niet wederspannig, gelijk dat wederspannig huis; open uw mond fen 19eet wat Ik u geef.f Openb. 10:9. verwijsteksten
19 Met dit teken wordt Ezechiël het profetisch ambt overgegeven, en belast de openbaringen Gods niet alleen gaarne te horen, maar ook naarstiglijk te overleggen en trouwelijk uit te richten. Alzo zijn ook andere mannen Gods door zekere tekenen in hun ambt ingesteld en bevestigd geweest. Zie Ex. 4:2, 3, 4. Jes. 6:6, 7. Jer. 1:9. Openb. 10:8, 9, 10. verwijsteksten
9 Toen zag ik, en zie, er was een hand tot mij uitgestoken; en zie, daarin was de 20rol eens boeks.20 Of: een samengerolde brief. Voortijds werden de schriften of boeken in papieren of perkament aaneengehecht, rondom een stok gewonden en tezamen ingerold; uit welke oorzaak zij een rol genaamd worden. Zie Ps. 40 op vers 8. Insgelijks Ezra 6 op vers 2. Jes. 8:1; 34:4. Jer. 36:2. verwijsteksten
10 En Hij spreidde die voor mijn aangezicht uit; en 21zij was beschreven, 22voor en achter, en daarin waren geschreven 23klaagliederen en zuchting en wee.21 Te weten de rol des boeks.
22 Dat betekende dat de straffen die God over de Joden zenden wilde, velerhande waren.
23 Te weten die te kennen gaven den jammerlijken staat, die door Gods rechtvaardig oordeel over de Joden komen zou.

Einde Ezechiël 2