Statenvertaling.nl

sample header image

Ezechiël 13 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Ezechiël 13

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

God beveelt den profeet te profeteren tegen de valse profeten en hun loze pleisteringen, vs. 1, enz. Insgelijks tegen de valse profetessen en haar armkussens en hoofddeksels, 17.
 
Valse profeten en profetessen
1 EN des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende:
2 Mensenkind, profeteer tegen de 1profeten Israëls, 2die profeteren, en zeg tot degenen die 3uit hun hart profeteren: Hoort des HEEREN woord.
1 Te weten die daar in Chaldea waren onder de weggevoerde Joden, die hen wijsmaken wilden dat zij in hun vaderland haast wederkeren zouden. Zie van dezelve ook Jer. 29:8. Zij hadden ook hun metgezellen in Jeruzalem, Jer. 23:16, 17. verwijsteksten
2 Dat is, die het profetisch ambt, doch valselijk, zich aantrekken.
3 Hebr. de profeten uit hun hart, dat is, die profeteren hetgeen dat uit hun eigen goeddunken, oordeel en drijving voortkomt, en niet van God. Zulke profeten worden gezegd valse gezichten en de bedriegerij huns harten te profeteren, Jer. 14:14, de gezichten huns harten te spreken, Jer. 23:16, profeten te zijn van de bedriegerij huns harten, Jer. 23:26, hun geest na te wandelen, hier in het volgende vers. Zie het tegendeel Num. 16:28 en de aant. aldaar. verwijsteksten
 
3 Zo zegt de Heere HEERE: Wee over die dwaze profeten, die 4hun geest nawandelen, en hetgeen zij 5niet gezien hebben!
4 Dat is, hun eigen verstand en ingeving volgen in het voorstellen van hun gewaande profetieën. Vgl. de aant. op het voorgaande vers.
5 Te weten dat hun in enig gezicht van God vertoond zou zijn, om dat uit Zijn Naam het volk te verkondigen. Het woord zien is dikwijls aldus genomen, als Num. 24:4. Jes. 30:10. Klgld. 2:14, en hier vss. 6, 7, 8. Hiervan worden de profeten zieners genaamd. Zie 1 Sam. 9 op vers 9. 2 Kron. 9 op vers 29. verwijsteksten
 
4 Uw profeten, o Israël, zijn 6als vossen in de woeste plaatsen.
6 Te weten die in woeste, dorre en verlaten plaatsen zijnde, waar zeer weinig te roven is, zeer gretig zijn om het allerslechtste, waar zij het krijgen kunnen, op te snappen.
 
5 7Gij zijt 8in de bressen niet opgetreden, noch hebt 9den muur toegemuurd voor het huis Israëls, om in den strijd te staan 10ten dage des HEEREN.
7 Te weten valse profeten.
8 Het is een gelijkenis, genomen van het krijgsbedrijf, alwaar de kloeke soldaten zich in de bres, die in den stadsmuur van den vijand gemaakt is, moediglijk stellen, om den vijand daaruit te houden; hetwelk de valse profeten moesten nagevolgd hebben met gebeden tot God en de vermaningen tot de gemeente, om de oordelen en straffen Gods af te keren. Zie dezelfde manier van spreken Ps. 106:23, 30. Ez. 22:30. verwijsteksten
9 Te weten als hij gebroken was; het is een andere gelijkenis genomen van de hoven, welker heiningen en muren, als zij beschadigd zijn van de wilde dieren, moeten beschermd zijn tegen nieuwen inval derzelve. Zie van dezelve gelijkenis Ez. 22:30. verwijsteksten
10 Versta den tijd in denwelken de Heere de Chaldeeën over de Israëlieten uitzenden zou, om dezelve te verderven. Dag des Heeren voor dag der straf of wraak. Zie Job 24 op vers 1. verwijsteksten
 
6 11Zij zien 12ijdelheid en 13leugenachtige voorzegging, die daar zeggen: De HEERE heeft gesproken, daar de HEERE hen niet gezonden heeft; en zij geven hoop van het 14woord te zullen bevestigen.
11 Te weten de valse profeten, die Ezechiël in den tweeden persoon toegesproken had, vers 5, van dewelke hij nu spreekt in den derden persoon, als ook vers 4. Zie van dergelijke verandering in persoon Job 18:4. verwijsteksten
12 Zie Ez. 12 op vers 24. verwijsteksten
13 Hebr. voorzegging der leugen.
14 Of: de zaak, te weten die zij als een profetie van God voortkomende, valselijk uitgegeven hebben.
 
7 15Ziet gij niet een 16ijdel gezicht, en spreekt 17een leugenachtige voorzegging, als gij 18zegt: De HEERE spreekt, daar 19Ik niet gesproken heb?
15 Deze vraag verzekert sterkelijk.
16 Hebr. een gezicht der ijdelheid, alzo Ez. 12:24. Zie de aant. verwijsteksten
17 Hebr. een voorzegging der leugen.
18 Te weten tot het volk.
19 Namelijk Ik, de Heere.
 
8 Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Omdat gijlieden ijdelheid spreekt en leugen ziet, daarom, zie, 20Ik wil aan u, spreekt de Heere HEERE.
20 Te weten om u te straffen. Vgl. Jer. 21:13 met de aant. verwijsteksten
 
9 En 21Mijn hand zal zijn tegen de profeten die ijdelheid zien en leugen voorzeggen; zij zullen 22in de vergadering Mijns volks niet zijn, en in het 23schrift 24van het huis Israëls niet geschreven worden, en 25in het land Israëls niet komen; en gij zult weten dat Ik de Heere HEERE ben.
21 Dat is, Mijn kracht om te straffen en te verderven. Alzo Ex. 9:3. Richt. 2:15. 1 Sam. 12:15. verwijsteksten
22 Alzo wordt het woord sod genomen Ps. 89:8; 111:1. De zin is, dat de valse profeten niet onder Gods uitverkoren volk zouden gerekend, noch Zijn geestelijke goederen mede deelachtig zouden worden. verwijsteksten
23 Dat is, in het register der ware kinderen Gods. Vgl. Ex. 32:32 en de aant. Insgelijks Ps. 69:29 en de aantt. Luk. 10:20. Openb. 13:8; 17:8; 20:15; 21:27. verwijsteksten
24 Dat is, van de ware kerk niet bevonden worden.
25 Dat is, in het land van Juda niet wederkeren uit de Babylonische gevangenis; gelijk ook wie onboetvaardig blijven, niet komen zullen in het hemels Kanaän.
 
10 Daarom, ja, 26daarom dat zij Mijn volk 27verleiden, 28zeggende: Vrede, daar geen vrede is; en dat 29de één een 30lemen wand bouwt, en, zie, 31de anderen denzelven 32pleisteren met 33lozen kalk;
26 Deze verdubbeling geschiedt om den zin te meer kracht te geven. Zie dergelijke Gen. 7 op vers 2; 14 op vers 10. Num. 3:9. Deut. 16:20. Joël 3:14 en de aantt. verwijsteksten
27 Te weten, zodat zij Mijn dreigementen niet geloofd, Mijn godsdiensten niet zuiverlijk gehouden, en Mijn wetten, voorschrijvende de manier des levens, niet gehoorzaamd hebben, Jer. 28:15, 16. verwijsteksten
28 Dat is, hen wijsmakende dat alle dingen wel waren en geen straf was te verwachten. Vgl. vers 16. Jer. 6:14; 28:9. verwijsteksten
29 Te weten valse profeet.
30 Dat is, een slecht en zwak schutsel om een huis vrij te houden van geweldigen aanstoot en inbreuk. Versta de ijdele en vleiende profetieën der verleiders, die zij het volk voorhielden, opdat zij de dreigementen, die God door de ware profeten liet verkondigen, niet geloven zouden.
31 Te weten valse profeten.
32 Dat is, hielpen de voorgestelde profetie des eersten door ijdele en den mensen aangename schijnredenen te bevestigen en te volmaken.
33 Versta een kwalijk gemaakte of getemperde materie van leem, of mortel, die lichtelijk afvalt en vergaat. Vgl. Ez. 22:28. verwijsteksten
 
11 Zeg tot degenen die met lozen kalk pleisteren, dat 34hij omvallen zal; er zal een 35overstelpende plasregen zijn; en gij, o grote hagelstenen, zult vallen, en een grote stormwind zal hem splijten.
34 Te weten de lemen wand.
35 Versta hierdoor en het volgende het geweld der Chaldeeën, hetwelk zich over Jeruzalem en het gehele koninkrijk van Juda gruwelijk uitstorten zou. Dezelfde gelijkenissen worden ook elders gebruikt. Zie Jes. 25:4. Jer. 47:2. Ez. 38:22. verwijsteksten
 
12 Zie, als die wand zal gevallen zijn, 36zal dan niet tot u 37gezegd worden: Waar is de pleistering waarmede gij gepleisterd hebt?
36 Deze vraag verzekert sterkelijk.
37 Te weten van de lieden die voorbijgaande den inval van het huis zien zullen, of die daarvan enige kennis zullen hebben.
 
13 Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Ja, Ik zal 38hem door een groten stormwind in Mijn grimmigheid splijten, en er zal een overstelpende plasregen zijn in Mijn toorn, en grote hagelstenen in Mijn grimmigheid, 39om dien te verdoen.
38 Te weten dien lemen wand.
39 Hebr. tot vernieling.
 
14 Zo zal Ik den wand afbreken dien gijlieden met lozen kalk gepleisterd hebt, en zal hem 40ter aarde nederwerpen, dat 41zijn grond zal ontdekt worden; alzo zal 42de stad vallen, en 43gij zult in het midden van haar omkomen; en gij zult weten dat Ik de HEERE ben.
40 Hebr. aan de aarde doen genaken.
41 Dat is, tot den grond toe zal hij uitgeroeid worden. Zie dezelfde manier van spreken Ps. 137:7. Micha 1:6. Hab. 3:13. Vgl. 2 Sam. 22:16. verwijsteksten
42 Namelijk Jeruzalem.
43 Te weten gij Joden.
 
15 Zo zal Ik Mijn grimmigheid tegen den wand voortbrengen, en tegen degenen die hem pleisteren met lozen kalk; en Ik zal tot 44ulieden zeggen: Die wand 45is er niet meer, en die hem pleisterden 46zijn er niet;
44 Versta degenen die de valse profeten geloofden en van hun ijdele en vleiende profetieën alle goeds verwachtten.
45 Dat is, hij is omgeworpen.
46 Te weten in het leven. Zie Gen. 42 op vers 13. Spr. 12 op vers 7. verwijsteksten
 
16 Te weten de profeten Israëls die van Jeruzalem profeteren en voor haar een gezicht 47des vredes zien, daar geen vrede is, spreekt de Heere HEERE.
47 Zie op vers 10. verwijsteksten
 
17 En gij, mensenkind, 48zet uw aangezicht 49tegen de dochteren uws volks dewelke profeteren uit haar hart, en 50profeteer tegen haar,
48 Zie Ez. 6 op vers 2. verwijsteksten
49 Dat is, tegen de vrouwen uws landvolks, die zich voor profetessen en waarzegsters uitgevende, de mensen door enkel ijdelheden en leugens wijsmaakten dat God over hen niet vergramd was, gelijk de ware profeten leerden. Daartoe vleiden en stijfden zij de mensen in hun zonden, hun Gods genade en zegen, hoewel zij in dezelve zonden voortgingen, toezeggende. Om nu eenieder daarvan te verzekeren, maakten zij, zo enigen menen, armkussens en hoofddeksels, dewelke zij den persoon dien zij bedrogen, ter beschikking stelden voor zeker gewin, dat deze profetessen daarvan trokken.
50 Zie op vers 2. verwijsteksten
 
18 En zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Wee die vrouwen die 51kussens naaien voor 52alle oksels der armen, en maken 53hoofddeksels voor het hoofd 54van alle statuur, om de 55zielen te jagen. Zult gij de 56zielen Mijns volks jagen, en zult gij 57u de 58zielen 59in het leven behouden?
51 Sommigen verstaan dit niet eigenlijk, maar figuurlijk, van de pluimstrijkerijen en beloften van vrede en rust. Anderen verstaan het eigenlijk, dat zij zulke dingen maakten en verkochten, om gebruikt te worden van degenen die haar profetieën geloofden, tot een teken dat zij zo waarlijk rust en vrede in het land zouden hebben, als hun armen daarop gemakkelijk zouden leunen en rusten.
52 Hebr. alle oksels der handen, te weten van al degenen die ze tot het voorgemelde einde zouden willen kopen en gebruiken.
53 Anders: slaapmutsen of overdeksels. Deze dienden tot een teken van altijd vasten en gerusten slaap te zullen hebben.
54 Dat is, van allen ouderdom, of hoogte. Zij passen haar guichelarij op alle soorten van mensen, kleinen en groten, om eenieder te verleiden en van elkeen te trekken.
55 En alzo te vangen; dat is, de mensen in het tijdelijke en eeuwige verderf te brengen, door dezelve in gruwelijke afgoderij en onboetvaardigheid te stijven. Vgl. Spr. 6:26 en de aant. verwijsteksten
56 Versta de redelijke en onsterfelijke zielen.
57 Of: voor u, dat is, u ten beste.
58 Dat is, uw personen. Alzo Gen. 9:5, op de woorden uwer zielen. verwijsteksten
59 Dat is, voeden en onderhouden, door oneerlijk gewin te trekken van uw valse profetieën.
 
19 En zult gij Mij 60ontheiligen bij Mijn volk, avoor handvollen gerst en voor stukken brood, 61om zielen te doden die niet zouden sterven, en om zielen 62in het leven te behouden die niet zouden leven, door uw liegen tot Mijn volk, dat 63de leugen hoort?
60 Te weten misbruikende Mijn Naam, alsof Ik u last gegeven had, door valse profetieën Mijn volk te verleiden. Vgl. Lev. 18 op vers 21. verwijsteksten
a Micha 3:5. verwijsteksten
61 Dat is, om door uw voorzeggingen den dood te verkondigen aan degenen die niet zullen sterven, omdat zij aan Mij geloven en uw waarzeggingen verfoeien.
62 Dat is, het leven toe te zeggen aan wie niet leven zullen, omdat zij van Mij afgaan en u aanhangen.
63 Te weten uw leugen, waarmede gij hetzelve bedriegt.
 
20 Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Zie, 64Ik wil aan uw kussens, waarmede gij aldaar de zielen jaagt naar 65de bloemhoven, en Ik zal ze uit uw armen 66wegscheuren; en Ik zal die zielen 67losmaken, de zielen die gij jaagt naar de bloemhoven.
64 Te weten om die te scheuren en te verderven. Vgl. vers 8 en de aant. verwijsteksten
65 Hebr. bloeiende hoven, te weten in dewelke zij haar afgoden hadden, om die van toekomende dingen te vragen, en wie naar dezelve dingen nieuwsgierig waren, daarheen aan te lokken, om die te verleiden, Jes. 65:3. Anders: opdat zij wegvliegen, te weten los zijnde van uw bedrieglijke kussens. verwijsteksten
66 Of: wegrukken.
67 Te weten uit de netten waarin gij hen jaagt, of uit de kouwen waarin gij hen gevangen houdt, opdat zij het verderf hetwelk gij hun zoekt aan te brengen, mochten ontkomen.
 
21 Daartoe zal Ik uw hoofddeksels scheuren, en Mijn volk uit uw 68hand redden, zodat zij niet meer in uw hand zullen zijn 69tot een jacht; en 70gij zult weten dat Ik de HEERE ben.
68 Dat is, geweld en macht. Zie Gen. 16 op vers 6. verwijsteksten
69 Te weten als een prooi, om van u gejaagd te worden.
70 Te weten gij valse profetessen, van dewelke gesproken is vers 17. verwijsteksten
 
22 Omdat gijlieden het hart des rechtvaardigen door valsheid hebt 71bedroefd gemaakt, daar Ik 72hem geen 73smart aangedaan heb; en omdat gij de 74handen des goddelozen gesterkt hebt, opdat hij zich van zijn bozen weg niet afkeren zou, dat Ik hem in het leven behield;
71 Te weten hem dreigende met het tijdelijke en eeuwige verderf, omdat hij u niet geloofde noch volgde.
72 Te weten den rechtvaardige, of: hetzelve, te weten hart des rechtvaardigen.
73 Te weten door hem door Mijn straffen te dreigen; ja, heb hem meer getroost met de belofte Mijner genade.
74 Dat is, in zijn afgoderij en onboetvaardigheid gestijfd en moedig gemaakt hebt. Zie van deze manier van spreken ook Richt. 9:24 en de aant. Zij wordt ook in het goede genomen, als Richt. 7:11. 1 Sam. 23:16. Jes. 35:3. verwijsteksten
 
23 Daarom zult 75gij niet meer 76ijdelheid 77zien, noch 78waarzegging gebruiken; maar Ik zal Mijn volk uit uw hand redden, en gij zult weten dat Ik de HEERE ben.
75 Te weten valse profetessen.
76 Zie op vers 6. verwijsteksten
77 Te weten overmits gij omkomen zult.
78 Of: met waarzegging omgaan. Hebr. waarzeggende waarzeggen, alzo Deut. 18:10. 2 Kon. 17:17. Ez. 21:21. Zie van het woord waarzegging breder Spr. 16 op vers 10. verwijsteksten

Einde Ezechiël 13