Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De voorspoed der goddelozen |
1 GIJ zoudt rechtvaardig zijn, o HEERE, wanneer ik tegen U zou twisten; ik zal nochtans van Uw oordelen met U spreken: aWaarom is der goddelozen weg voorspoedig, waarom hebben zij rust, allen die trouwelooslijk trouweloosheid bedrijven? a Job 21:7. Ps. 73:11, 12. Hab. 1:3.  |
a Job 21:7 Waarom leven de goddelozen, worden oud, ja, worden geweldig in vermogen? Ps. 73:11 Dat zij zeggen: Hoe zou het God weten, en zou er wetenschap zijn bij den Allerhoogste? Ps. 73:12 Zie, dezen zijn goddeloos; nochtans hebben zij rust in de wereld, zij vermenigvuldigen het vermogen. Hab. 1:3 Waarom laat Gij mij ongerechtigheid zien en aanschouwt de kwelling? Want verwoesting en geweld is tegen mij over, en er is twist en men neemt gekijf op. |
2 Gij hebt hen geplant, zij zijn ook ingeworteld, zij gaan voort, ook dragen zij vrucht; Gij zijt wel
nabij in hun bmond, maar verre van hun nieren. b Jes. 29:13.  |
b Jes. 29:13 Want de Heere heeft gezegd: Daarom dat dit volk tot Mij nadert met zijn mond en zij Mij met hun lippen eren, doch hun hart verre van Mij doen; en hun vreze, waarmede zij Mij vrezen, mensengeboden zijn, die hun geleerd zijn; |
3 Maar Gij, o HEERE, ckent mij, Gij ziet mij en dproeft mijn hart, dat het met U is. Ruk hen uit als schapen ter slachting, en heilig hen tot den dag der doding. c Ps. 17:3; 139:1. d Jer. 11:20.  |
c Ps. 17:3 Gij hebt mijn hart geproefd, des nachts bezocht, Gij hebt mij getoetst, Gij vindt niets; hetgeen ik gedacht heb, overtreedt mijn mond niet. Ps. 139:1 EEN psalm van David, voor den opperzangmeester. HEERE, Gij doorgrondt en kent mij. d Jer. 11:20 Maar, o HEERE der heirscharen, Gij rechtvaardige Rechter, Die de nieren en het hart proeft, laat mij Uw wraak van hen zien; want aan U heb ik mijn twistzaak ontdekt. |
4 Hoelang zal het land treuren en het kruid van het ganse veld verdorren? Vanwege de boosheid dergenen die daarin wonen, vergaan de ebeesten en het gevogelte; dewijl zij zeggen: Hij ziet ons einde niet. e Jer. 4:25; 7:20; 9:10.  |
e Jer. 4:25 Ik zag, en zie, er was geen mens, en alle vogelen des hemels waren weggevlogen. Jer. 7:20 Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Zie, Mijn toorn en Mijn grimmigheid zal uitgestort worden over deze plaats, over de mensen en over de beesten, en over het geboomte des velds en over de vrucht des aardrijks, en zal branden en niet uitgeblust worden. Jer. 9:10 Ik zal een geween en een weeklage opheffen over de bergen, en een klaaglied over de herdershutten der woestijn; want zij zijn afgebrand, dat er niemand doorgaat, en men hoort er geen stem van vee; van de vogelen des hemels af tot de beesten toe zijn zij weggezworven, doorgegaan. |
5 Als gij loopt met de voetgangers, zo maken zij u moede; hoe zult gij u dan mengen met de paarden? Zo gij alleenlijk vertrouwt in een land van vrede, hoe zult gij het dan maken in de verheffing van de Jordaan? |
6 Want ook uw broeders en uws vaders huis, ook diezelve handelen trouwelooslijk tegen u; ook diezelve roepen u met volle stem achterna; fgeloof hen niet wanneer zij vriendelijk tot u spreken. f Spr. 26:25.  |
f Spr. 26:25 Als hij met zijn stem smeekt, geloof hem niet, want zeven gruwelen zijn in zijn hart. |
Juda en de volken |
7 Ik heb Mijn huis verlaten, Ik heb Mijn erfenis laten varen; Ik heb de beminde Mijner ziel in de hand harer vijanden gegeven. |
8 Mijn erfenis is Mij geworden als een leeuw in het woud; zij heeft haar stem tegen Mij verheven, daarom heb Ik haar gehaat. |
9 Mijn erfenis is Mij een gesprenkelde vogel; de vogelen zijn rondom tegen haar; komt aan, verzamelt, al gij gedierte des velds, komt gom te eten. g Jer. 7:33.  |
g Jer. 7:33 En de dode lichamen dezes volks zullen het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde tot spijze zijn, en niemand zal ze afschrikken. |
10 Vele hherders hebben Mijn wijngaard verdorven, zij hebben Mijn akker vertreden; zij hebben Mijn gewensten akker gesteld tot een woeste wildernis. h Jer. 6:3.  |
h Jer. 6:3 Maar er zullen herders tot haar komen met hun kudden; zij zullen tenten rondom tegen haar opslaan, zij zullen een iegelijk zijn ruimte afweiden. |
11 Men heeft hem gesteld tot een woestheid, verwoest zijnde treurt hij tot Mij; het ganse land is verwoest, omdat er niemand is die het ter harte neemt. |
12 Op alle hoge plaatsen in de woestijn zijn verstoorders gekomen; want het zwaard des HEEREN verteert van het ene einde des lands tot aan het andere einde des lands; er is geen vrede voor enig vlees. |
13 Zij hebben tarwe igezaaid, maar doornen gemaaid; zij hebben zich gepijnigd, maar zijn niet gevorderd; wordt alzo beschaamd vanwege ulieder inkomsten, vanwege de hittigheid van den toorn des HEEREN. i Lev. 26:16. Deut. 28:38.  |
i Lev. 26:16 Dit zal Ik u ook doen, dat Ik over u stellen zal verschrikking, tering en koorts, die de ogen verteren en de ziel pijnigen; gij zult ook uw zaad tevergeefs zaaien en uw vijanden zullen dat opeten. Deut. 28:38 Gij zult veel zaad op den akker uitbrengen, maar gij zult weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het verteren. |
14 Alzo zegt de HEERE: Aangaande al Mijn boze naburen, die Mijn erfenis aanroeren, dewelke Ik Mijn volk, Israël, erfelijk gegeven heb; zie, Ik zal hen uit hun land uitrukken, kmaar het huis van Juda zal Ik uit hunlieder midden uitrukken. k Deut. 30:3. Jer. 32:37.  |
k Deut. 30:3 En de HEERE uw God zal uw gevangenis wenden en Zich uwer ontfermen, en Hij zal u weder vergaderen uit al de volken waarheen u de HEERE uw God verstrooid had. Jer. 32:37 Zie, Ik zal hen vergaderen uit al de landen waarheen Ik hen zal verdreven hebben in Mijn toorn en in Mijn grimmigheid en in grote verbolgenheid; en Ik zal hen tot deze plaats wederbrengen en zal hen zeker doen wonen. |
15 En het zal geschieden nadat Ik hen zal uitgerukt hebben, zo zal Ik wederkeren en Mij hunner ontfermen; en Ik zal hen wederbrengen, een iegelijk tot zijn erfenis en een iegelijk tot zijn land. |
16 En het zal geschieden indien zij de wegen Mijns volks vlijtiglijk zullen leren, zwerende bij Mijn Naam: Zo waarachtig als de HEERE leeft; gelijk als zij Mijn volk geleerd hebben te zweren bij Baäl, zo zullen zij in het midden Mijns volks gebouwd worden. |
17 lMaar indien zij niet zullen horen, zo zal Ik diezelve natie ten enenmale uitrukken en verdoen, spreekt de HEERE. l Jes. 60:12.  |
l Jes. 60:12 Want het volk en het koninkrijk welke u niet zullen dienen, die zullen vergaan; en die volken zullen gans verwoest worden. |