Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 HET avolk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien; degenen die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen. a Matth. 4:15, 16. Ef. 5:14.  |
a Matth. 4:15 Het land Zebulon en het land Naftali, aan den weg der zee, over de Jordaan, Galiléa der volken: Matth. 4:16 Het volk dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en dengenen die zaten in het land en de schaduw des doods, denzelven is een licht opgegaan. Ef. 5:14 Daarom zegt Hij: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten. |
2 Gij hebt dit volk vermenigvuldigd, maar Gij hebt de blijdschap niet groot gemaakt; zij zullen nochtans
blijde wezen voor Uw aangezicht, gelijk men zich verblijdt in den oogst, gelijk men verheugd is wanneer men den buit uitdeelt. |
3 Want het juk van hun last en den stok hunner schouders en den staf desgenen die hen dreef, hebt Gij verbroken, bgelijk ten dage der Midianieten; b Richt. 7:22. Jes. 10:26.  |
b Richt. 7:22 Als de driehonderd met de bazuinen bliezen, zo zette de HEERE het zwaard van den een tegen den ander, en dat in het ganse leger; en het leger vluchtte tot Beth-Sitta toe, naar Zerédath, tot aan de grens van Abel-Mehóla, boven Tabbath. Jes. 10:26 Want de HEERE der heirscharen zal tegen hem een gesel verwekken, gelijk de slachting van Midian was aan de rots van Oreb, en gelijk
Zijn staf over de zee was, denwelken Hij verheffen zal naar de wijze der Egyptenaars. |
4 Toen de ganse strijd dergenen die streden, met gedruis geschiedde, en de klederen in het bloed gewenteld en verbrand werden tot
een voedsel des vuurs. |
5 Want een Kind is ons geboren, een Zoon is cons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn Naam Wonderlijk, dRaad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst; c Jes. 22:22. Luk. 2:10, 11. Joh. 4:10. d Jes. 11:2. Jer. 23:6.  |
c Jes. 22:22 En Ik zal den sleutel van Davids huis op zijn schouder leggen; en hij zal opendoen en niemand zal sluiten, en hij zal sluiten en niemand zal opendoen. Luk. 2:10 En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal; Luk. 2:11 Namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, Welke is Christus de Heere, in de stad Davids. Joh. 4:10 Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij de Gave Gods kendet, en wie Hij is Die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebben begeerd, en Hij zou u levend water gegeven hebben. d Jes. 11:2 En op Hem zal de Geest des HEEREN rusten: de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des HEEREN. Jer. 23:6 In Zijn dagen zal Juda verlost worden en Israël zeker wonen; en dit zal Zijn Naam zijn, waarmede men Hem zal noemen: De HEERE ONZE GERECHTIGHEID. |
6 Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De eijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen. e 2 Kon. 19:31. Jes. 37:32.  |
e 2 Kon. 19:31 Want van Jeruzalem zal het overblijfsel uitgaan en het ontkomene van den berg Sion; de ijver des HEEREN der heirscharen zal dit doen. Jes. 37:32 Want van Jeruzalem zal het overblijfsel uitgaan en het ontkomene van den berg Sion; de ijver des HEEREN der heirscharen zal dit doen. |
Israël bedreigd |
7 De Heere heeft een woord gezonden in Jakob, en het is gevallen in Israël. |
8 En al dit volk zal het gewaarworden, Efraïm en de inwoner van Samaría, in hoogmoed en grootsheid des harten zeggende: |
9 De tichelstenen zijn gevallen, maar met
uitgehouwen stenen zullen wij wederom bouwen; de wilde vijgenbomen zijn afgehouwen, maar wij zullen ze in ceders veranderen. |
10 Want de HEERE zal Rezins tegenpartijders tegen hem verheffen, en Hij zal zijn vijanden tezamen vermengen: |
11 De Syriërs van voren en de Filistijnen van achteren, dat zij Israël opeten met vollen mond. fOm dit alles keert Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. f Jes. 5:25; 10:4.  |
f Jes. 5:25 Daarom is de toorn des HEEREN ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft tegen hetzelve Zijn hand uitgestrekt en Hij heeft het geslagen, zodat de bergen hebben gebeefd, en hun dode lichamen zijn geworden als drek in het midden der straten. Om dit alles keert Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. Jes. 10:4 Dat elkeen zich niet zou buigen onder de gevangenen en vallen onder de gedoden? Om dit alles keert Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. |
12 Want dit volk keert zich niet tot Dien Die het slaat, en den HEERE der heirscharen zoeken zij niet. |
13 Daarom zal de HEERE afhouwen uit Israël den kop en den staart,
den tak en de bieze, op één dag. |
14 (De oude en aanzienlijke, die is de kop, maar de profeet die valsheid leert, die is de staart.) |
15 Want de leiders dezes volks zijn verleiders, en die van hen geleid worden, worden ingeslokt. |
16 Daarom zal Zich de Heere niet verblijden over hun jongelingen, en hunner wezen en hunner weduwen zal Hij Zich niet ontfermen, want zij zijn altezamen ghuichelaars en boosdoeners, en alle mond spreekt dwaasheid. Om dit alles keert Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. g Jes. 10:6.  |
g Jes. 10:6 Ik zal hem zenden tegen een huichelachtig volk en Ik zal hem bevel geven tegen het volk Mijner verbolgenheid, opdat hij den roof rove, en plundere de plundering, en stelle het ter vertreding gelijk het slijk der straten. |
17 Want hde goddeloosheid brandt als vuur, doornen en distelen zal zij verteren, en zal aansteken de verwarde struiken des wouds, die zich verheven hebben als
de verheffing des rooks. h Jes. 5:24; 24:6.  |
h Jes. 5:24 Daarom, gelijk de tong des vuurs den stoppel verteert, en het kaf door de vlam verdaan wordt, alzo zal hun wortel als een uittering wezen en hun bloem zal als stof opvaren, omdat zij verwerpen de wet van den HEERE der heirscharen en de rede van den Heilige Israëls versmaden. Jes. 24:6 Daarom verteert de vloek het land, en die daarin wonen, zullen verwoest worden; daarom zullen de inwoners des lands verbrand worden en er zullen weinige mensen overblijven. |
18 Vanwege de verbolgenheid des HEEREN der heirscharen zal het land verduisterd worden, en het volk zal zijn als een voedsel des vuurs; de een zal den ander niet verschonen. |
19 Zo hij ter rechterhand snijdt, zal hij toch hongeren, en zo hij ter linkerhand eet, zal hij toch niet verzadigd worden; een iegelijk zal het vlees zijns arms eten, |
20 Manasse Efraïm, en Efraïm Manasse, en zij zullen tezamen tegen Juda zijn. Om dit alles keert Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. |