Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 65 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Jesaja 65

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Een profetie van de beroeping der heidenen, vs. 1. En verstoting der Joden, vanwege hun wederspannigheid en afgoderij, 2. En andere zonden, 4. Doch den boetvaardigen wordt beloofd dat zij zullen gered worden, 8. Maar de verlaters des Heeren worden zwaarlijk gedreigd, 11. En de knechten des Heeren getroost, 13. Inzonderheid met de belofte van het eeuwige leven, 17. Afgebeeld door het nieuwe Jeruzalem, 18. En andere figuren, 20, enz.
 
Gebedsverhoring
1 IK ben 1gevonden van hen 2die naar Mij niet vraagden, Ik ben gevonden 3van degenen die Mij niet zochten; tot het volk 4dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: 5Zie, hier ben Ik, zie, hier ben Ik.
1 Hebr. eigenlijk: gezocht. Versta hierbij: en gevonden, gelijk er staat Rom. 10:20. Dit spreekt de Heere, en het is een profetie van de beroeping der heidenen en de verwerping der Joden. Zie deze manier van spreken, te weten zoeken voor zoeken en vinden, Pred. 3:6, en vgl. Gen. 12 op vers 15. verwijsteksten
2 Hebr. die niet vraagden.
3 Dat is, van de heidenen, die vreemd waren van het burgerschap Israëls, enz. Zie Ef. 2:12. verwijsteksten
4 Versta hier ook de heidenen, die eertijds Gods volk niet genaamd werden. Zie Rom. 9:24, 25, 26. verwijsteksten
5 Dat is, Ik presenteer Mij tot uw best, te weten in en door de predicatie van het Heilig Evangelie.
 
2 Ik heb 6Mijn handen uitgebreid, den gansen dag, tot een 7wederstrevig volk, die wandelen 8op een weg die niet goed is, 9naar hun eigen gedachten;
6 Dat is, Ik heb de Joden door de predicatie der profeten, en daarna door de apostelen, steeds laten roepen en onderwijzen, maar zij hebben het niet ter harte genomen. Als de Heilige Schrift zegt dat de mensen de handen uitbreiden of uitspreiden, dat betekent bidden, als Ex. 9:29. 1 Kon. 8:22. Zie de aant. aldaar. Maar als er gezegd wordt dat God Zijn handen uitspreidt, betekent het prediken, als hier en Spr. 1:24. Zie de aant. aldaar. verwijsteksten
7 Zie Jes. 1 op vers 23. De apostel Paulus, de Griekse overzetters volgende, heeft: tot een ongehoorzaam en tegensprekend volk, en hij zegt dat dit tot Israël gesproken is, Rom. 10:21. verwijsteksten
8 Als Ps. 36:5. Het woord weg wordt somtijds in de Heilige Schrift gebruikt voor religie, als Hand. 18:25, 26; 22:4. verwijsteksten
9 Er staat Ps. 94:11, dat des mensen gedachten de ijdelheid zelve zijn. Zie ook Ps. 81:13. verwijsteksten
 
3 Een volk, 10Mij geduriglijk tergende 11in Mijn aangezicht: 12in hoven offerende en rokende 13op tichelstenen.
10 Te weten door hun afgoderij en gruwelen. Zie Deut. 32:16. verwijsteksten
11 Dat is, openlijk, stoutelijk, onbeschaamdelijk, in strijd met Gods verbod, Ex. 20:3. Zie Job 1:11. verwijsteksten
12 Te weten onder de groene bomen, naar de wijze der afgodendienaars. Zie Jes. 1:29; 66:17. verwijsteksten
13 Dat is, op de afgodische altaren, die van tichelstenen gemaakt zijn, versmadende Gods gouden altaar, dat Salomo had laten maken, 1 Kon. 7:48. verwijsteksten
 
4 Zittende 14bij de graven, zo vernachten zij 15bij degenen die bewaard worden, 16etende zwijnenvlees, en er is 17sop van gruwelijke dingen in hun vaten;
14 Om de doden voor de levenden te vragen, Jes. 8:19, hetwelk een gruwel is voor God, Deut. 18:11, 12. Zie Jes. 2:6; 8:19. verwijsteksten
15 Dat is, naar sommiger mening, bij de afgoden of beelden der valse goden, die niet bewaarden, maar moesten bewaard en bewaakt worden, opdat zij niet zouden gestolen worden. Doch anderen verstaan het van de dode lichamen, die de zwarte kunstenaars plachten te bewaren, en bij nacht bij dezelve te blijven om hun wat af te vragen. Anders: zo vernachten zij in woeste plaatsen, of in bewaarde graven.
16 Tegen Gods uitdrukkelijk verbod (als zijnde onrein), Lev. 11:7. Deut. 14:8. verwijsteksten
17 Dat is, sop van het vlees der verboden dieren, die den Heere een gruwel zijn als men ze eet. Anders: stukken van onrein, of stinkend, of verrot vlees is in hun vaten. Zie de aant. Lev. 7:18. Doch men moet hier onder de bovenverhaalde gruwelen verstaan allerlei overtreding der wet Gods. verwijsteksten
 
5 Die daar 18zeggen: 19Houd u tot uzelven en naak tot mij niet, want 20ik ben 21heiliger dan gij. Dezen 22zijn een rook in Mijn neus, een vuur, 23den gansen dag brandende.
18 Te weten tot den profeet die hen wil straffen en tot boete vermanen.
19 Dat is, blijf van mij en nader mij niet, bekommer u met uzelven.
20 Het zijn de woorden der pochers en schijnheiligen, anderen trotserende, als zeer heilige mannen zijnde, daar zij toch geheel onrein waren. Zie Spr. 30:12. Luk. 18:11. Rom. 2:17, enz. verwijsteksten
21 Of: heilig, ten aanzien van u.
22 Dat is, zij zijn Mij zeer bezwaarlijk, daarom zal Ik hen in Mijn toorn verdelgen. Anders: Zij zijn een rook in Mijn toorn, dat is, zij verdienen een grote straf, die hun ook overkomen zal in Mijn toorn. Alzo wordt rook voor grote straf genomen Jes. 14:31. Openb. 18:9, 18; 19:3, en elders meer. verwijsteksten
23 Dat is, geduriglijk brandende. Zodat dit te verstaan is van het helse vuur, dat altoos brandt, Mark. 9:45, 46, 48. verwijsteksten
 
6 Zie, 24het 25is voor Mijn aangezicht geschreven; 26Ik zal niet zwijgen, maar Ik zal vergelden, ja, 27in hun boezem zal Ik vergelden,
24 Te weten het afgodisch wezen der Joden, waarvan daarstraks gesproken is.
25 Te weten opdat het niet vergeten worde; Ik zal het te zijner tijd wel straffen. Zie Ex. 17:14. Deut. 32:34; zie de aant. aldaar. Jer. 17:1. verwijsteksten
26 Versta dit zwijgen niet zozeer van met woorden te zwijgen, als met de daad zich stil te houden, als Richt. 18:9. Zie de aant. aldaar. Zie ook de aant. 1 Kon. 22 op vers 3. verwijsteksten
27 Dat is, overvloediglijk, met volle maat, als Psalm 79. Zie de aant. aldaar op vers 12. verwijsteksten
 
7 Uw ongerechtigheden en uwer vaderen ongerechtigheden tegelijk, zegt de HEERE, die gerookt hebben op de bergen, en 28Mij smaadheid aangedaan hebben op de heuvelen; daarom 29zal Ik 30hun vorig werkloon in hun boezem weder toemeten.
28 Of: gehoond hebben, te weten met hun valsen godsdienst. Zie Ps. 106:20, 21. verwijsteksten
29 Dat is, Ik zal hen straffen, gelijk zij wel verdiend hebben met Mij tot toorn te verwekken.
30 Of: hun eerste loon, te weten dat zij met hun boze daden verdiend hebben. Zie Jes. 40 op vers 10; 62:11. verwijsteksten
 
8 Alzo zegt de HEERE: 31Gelijk wanneer men most in een bos druiven vindt, men zegt: Verderf ze 32niet, want er is 33een zegen in; alzo zal Ik het 34om Mijner knechten wil doen, 35dat Ik hen niet allen verderve.
31 Hier geeft de Heere te kennen dat, gelijk wanneer iemand gezind is een wijnstok uit te roeien omdat hij geen goede vruchten draagt, nochtans denzelven verschoont, als hij enige goede druiven aan denzelven vindt; alzo zal de Heere het kleine overblijfsel der Israëlieten sparen vanwege het kleine getal Zijner uitverkorenen. Vergelijk hiermede Jes. 17 op vers 6. Rom. 11:5. verwijsteksten
32 Te weten de druif.
33 Dat is, goede wijn, komende van den zegen des Heeren, en waarvoor Hij te zegenen, of te loven en te bedanken is.
34 Dat is, om de godzaligen onder de Joden, die Mij getrouwelijk dienen.
35 Dat is, dat Ik het ganse volk niet verderve. Anders: opdat Ik het niet alles verderve.
 
9 En Ik zal 36zaad uit Jakob 37voortbrengen, en uit Juda 38een erfbezitter 39van Mijn bergen; en Mijn uitverkorenen 40zullen het erfelijk bezitten en Mijn knechten zullen aldaar wonen.
36 Dat is, enige weinigen, als Rom. 9:29. Zie Jes. 1:9 met de aant. De zin is: Ik zal Mijn kerk vermenigvuldigen en zegenen. verwijsteksten
37 Of: uitvoeren, te weten vooreerst uit de Babylonische gevangenis, en daarna uit de geestelijke gevangenis des duivels.
38 Dat is, een klein hoopje, hetwelk de bergen bezit en bewoont.
39 Dat is, van het land van Juda, hetwelk bergachtig is. De kerken of gemeenten der gelovigen, en daarna het Rijk der hemelen, worden door het bergachtige land van Kanaän, inzonderheid door den berg Sion, afgebeeld. Zie Ez. 36:1, enz. verwijsteksten
40 Te weten het land, als Matth. 5:5, of Jeruzalem, als vers 19. verwijsteksten
 
10 En 41Saron zal tot een schaapskooi worden en 42het dal van Achor 43tot een runderleger, voor Mijn volk dat Mij gezocht heeft.
41 Dat is, hun kudden zullen in vruchtbare plaatsen weiden, met welke woorden te kennen wordt gegeven de overvloed der zegeningen die de kerk en een ieder lidmaat derzelve van God ontvangen zou. Want Saron was een vruchtbare en lustige vallei. Zie 1 Kron. 5:16; 27:29. Hoogl. 2:1. Jes. 33:9. verwijsteksten
42 Dit was ook een vruchtbaar dal, bij Jericho gelegen. Zie Joz. 7:26. Hos. 2:14. verwijsteksten
43 Of: tot een legerplaats der runderen, of: tot een plaats waar het vee nederliggen en rusten zal.
 
11 Maar gij verlaters des HEEREN, 44gij vergeters van den berg Mijner heiligheid, gij 45aanrichters ener tafel voor die 46bende, en 47gij opvullers des dranks 48voor dat getal:
44 Of: gijlieden die Mijn heiligen berg vergeet, dat is, Mijn tempel en den waren godsdienst, die in Mijn tempel behoorde geoefend te worden. Hij spreekt de ongelovige Joden aan. Zie Rom. 10:21. Zie ook Ps. 106:21. verwijsteksten
45 De zin is: Nadat gij uw afgodische offer verricht hebt, zo zet gij u aan de tafel en eet van zulke offeranden.
46 Het Hebreeuwse woord betekent een bende, een troep, een hoop of heir; zie Gen. 30:11. Enigen verstaan hier het heir des hemels, de zon, de maan en de sterren. Vgl. Jer. 7:18; 8:2; 19:13. Anderen houden het woord Gad in den tekst, en verstaan daardoor de een Jupiter, de ander Mars, anderen de Fortuna, anderen de zon, anderen de ganse bende der valse goden. verwijsteksten
47 Of: gij vermengers, als Spr. 23:30. verwijsteksten
48 Dat is, ter ere van de sterren, die in groten getale zijn. Hebr. lameni. Dit behouden sommigen in den tekst, alsof het de naam van enigen afgod ware. Anderen nemen het voor een zeker getal van sterren bij elkander, en zetten het over: voor zoveel als men tellen kan, te weten aan zoveel afgoden als men zou kunnen tellen, dat is, aan een zeer groot getal. Sommigen verstaan door dit woord de maan.
 
12 49Ik zal ulieden ook ten zwaarde tellen, dat gij allen u ter slachting 50zult krommen, omdat Ik 51heb geroepen, maar gij hebt niet geantwoord, Ik gesproken heb, maar gij hebt niet gehoord, maar hebt gedaan wat kwaad was in Mijn ogen, en hebt verkoren hetgeen waaraan Ik geen lust heb.
49 Of: Welaan, Ik zal ulieden tellen, enz. Dit ziet op het woord getal, vers 11. De zin is: Welaan, dewijl gijlieden u verzondigt aan het getal, zo zal Ik u ook straffen met getal, en zovelen als Ik er aftel, zullen er met het zwaard omkomen. verwijsteksten
50 Dat is, gij zult moeten nederbukken en den hals uitstrekken voor degenen die u doden zullen.
51 Te weten door den mond Mijner profeten, door dewelke Ik u Mijn wil heb laten verkondigen. Vergelijk hiermede Spr. 1:24. Jes. 66:4. Jer. 7:13, 27. Matth. 23:34. verwijsteksten
 
13 Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Zie, Mijn knechten 52zullen eten, doch gijlieden zult hongeren; zie, Mijn knechten 52zullen drinken, doch gijlieden zult dorsten; zie, Mijn knechten zullen blijde zijn, doch gijlieden zult beschaamd zijn;
52 . 52 Versta hier door eten en drinken het genieten van de goede gaven Gods. Zie Ps. 36 op vers 9. Zie ook Lev. 26:10. verwijsteksten
 
14 Zie, Mijn knechten zullen juichen 53van goeder harte, maar gijlieden zult schreeuwen van weedom des harten, en van verbreking des geestes zult gij huilen.
53 Hebr. van goedheid des harten, dat is, van vrolijkheid. Zie Richt. 16 op vers 25. verwijsteksten
 
15 En gijlieden zult uw naam Mijn uitverkorenen 54tot een vervloeking laten; en de Heere HEERE zal 55ulieden doden, maar Zijn knechten zal Hij met 56een anderen naam noemen;
54 Of: tot een eed. Dikwijls werden de eden gedaan met kwaadwensing of met vervloeking. Num. 5:21 staat een eed der vervloeking. Zie de aantt. aldaar. Het formulier van zulke eedvervloeking was: De Heere stelle u als dezen of dien; als te zien is Jer. 29:22. Dat is, op u moeten komen die plagen en maledicties die op dezen of dien gevallen zijn door Gods rechtvaardig oordeel. Zie daarentegen het formulier van zegening bij dezen of dien Gen. 48:20. verwijsteksten
55 Dat is, eenieder onder ulieden.
56 Dat is, zij zullen niet meer Israëlieten genoemd worden, maar Christenen, Hand. 11:26. Zie Gen. 32:28. Ook betekent somtijds een nieuwe naam een nieuwen en beteren staat, als Jes. 62:2. Zie de aant. aldaar. verwijsteksten
 
16 Zodat 57wie zich zegenen zal op aarde, die zal zich zegenen 58in den God der waarheid; en wie 59zweren zal op aarde, die zal zweren 58bij den God der waarheid, omdat 60de vorige benauwdheden zullen vergeten zijn en omdat zij voor Mijn ogen verborgen zijn.
57 Dat is, wie zichzelven alle goeds, heil en welvaart zal toewensen. Zie Deut. 29 op vers 19. verwijsteksten
58 . 58 Dat is, in den waren, of in den gewissen God. Anders: in den God Amen, of in den God van amen, waarbij verstaan wordt onze Heere Jezus Christus, Die de waarachtige God en het eeuwige Leven is, 1 Joh. 5:20; en Hij wordt Amen genoemd, Openb. 3:14, en in Hem zullen alle geslachten der aarde zichzelve zegenen, Gen. 22:18. verwijsteksten
59 Zweren is een deel van godsdienst. Zie Ps. 63 op vers 12. verwijsteksten
60 Dat is, zowel de ellenden die Mijn volk geleden heeft, als de oorzaken derzelve, te weten hun zonden.
 
Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde
17 Want zie, 61Ik schep nieuwe hemelen en 62een nieuwe aarde; en de vorige dingen zullen niet meer gedacht worden en zullen 63in het hart niet opkomen.
61 Hebr. Ik ben scheppende, dat is, Ik ben gereed om te scheppen. Alzo ook vers 18. De zin is: Ik zal alles in Christus vernieuwen, of Ik zal den helen staat der kerk alzo vernieuwen en verbeteren, alsof Ik een nieuwen hemel en een nieuwe aarde schiep. Dit is wel ten dele geschied in de eerste komst van Christus, door de predicatie van het Heilig Evangelie en de werking van den Heiligen Geest, Die den gelovigen van het Nieuwe Testament rijkelijk is medegedeeld geworden; maar het zal eerst volkomenlijk geschieden in de tweede komst des Heeren, als Hij Zijn kerk in het hemelrijk opnemen zal. Zie Jes. 66:22. 2 Petr. 3:13. Openb. 21:1. verwijsteksten
62 Dat is, de aardse heidenen zullen als nieuw gemaakt worden door de beroeping tot de kennis van het Heilig Evangelie. Zie Ps. 97:1; 98:3, 4. Openb. 21:2. verwijsteksten
63 Dat is, in gedachtenis. Zie de aant. Jer. 3 op vers 16; 7 op vers 31. verwijsteksten
 
18 Maar weest gijlieden vrolijk en verheugt u tot in der eeuwigheid 64in hetgeen dat Ik schep; want zie, 65Ik schep Jeruzalem een verheuging en 66haar volk een vrolijkheid.
64 Of: over hetgeen dat Ik schep. Anders: verheugt u in der eeuwigheid, gijlieden die Ik nieuw schep, te weten in Christus Jezus. Zie Ps. 102:19. Ef. 2:10. verwijsteksten
65 Dat is, Ik zal Mijn kerk en alle lidmaten derzelve met eeuwige en hemelse vreugd vervullen, want hier wordt gesproken van het hemelse Jeruzalem.
66 Te weten het volk der stad van Jeruzalem.
 
19 En 67Ik zal Mij verheugen 68over Jeruzalem, en vrolijk zijn 68over Mijn volk; en 69in haar zal niet meer gehoord worden 70de stem der wening, noch de stem des geschreeuws.
67 Zie Jes. 62:5. verwijsteksten
68 . 68 Dat is, vanwege. Vgl. Deut. 28:63. verwijsteksten
69 In Jeruzalem, te weten in het hemelse Jeruzalem.
70 Want alle tranen zullen van hun ogen afgewassen worden. Zie Jes. 25:8; 30:19. Openb. 7:17; 21:4. verwijsteksten
 
20 71Vandaar zal niet meer wezen 72een zuigeling van weinige dagen, noch een oud man die 73zijn dagen niet zal vervullen; want een jongeling zal sterven 74honderd jaar oud zijnde, maar een zondaar honderd jaar oud zijnde, zal vervloekt worden.
71 Of: Daaruit, te weten van of uit Jeruzalem.
72 Of: een zoogkind, als Jes. 49:15. Hebr. een zuigeling der dagen, dat is, een jong kind, of een kind dat een jaar oud zijnde sterft; want dagen betekent somtijds een jaar. Als 1 Sam. 2:19, waar staat het offer der dagen voor het jaarlijkse offer. verwijsteksten
73 Te weten die dagen die tot een gemenen ouderdom behoren.
74 Hebr. een honderdjaars zoon, of een zoon van honderd jaar. Zie de aant. Gen. 5 op vers 32. Alzo straks: een zondaar een zoon van honderd jaar. Wat nu den zin van dit gehele vers aangaat, die is geestelijk en schijnt deze te zijn: Die eeuw zal heel anders zijn dan nu; heden ten dage sterven er velen nog kinderen zijnde; anderen wel enigermate oud zijnde, hetzij zestig of zeventig jaren, maar weinigen die hun vollen ouderdom beleven en tot hun honderd jaren komen. Maar alsdan zal het met den enen gaan als met den anderen, met de jongelingen als met de ouden, zij allen zullen hun dagen vervullen. Dit bevestigt hij aldus: want een jongeling honderd jaar oud zijnde, zal sterven, dat is, een kind zal geen kind sterven, maar het zal den vollen tijd zijns levens vervullen, maar een zondaar van honderd jaar zal vervloekt worden, dat is, een kind zal in het Rijk van Christus gelukkiger zijn dan een oud man in het rijk der wereld, want een kind zal in het Rijk van Christus een gelukzalige volmaaktheid des levens verkrijgen; maar in het rijk der wereld zal een zondaar als hij zal schijnen tot de volmaaktheid des levens gekomen te zijn, vervloekt wezen. Anderen nemen het en verklaren het aldus: Vandaar zal niet meer wezen een zuigeling [of kindeken] van dagen, noch een oud man, wiens dagen niet zullen vervuld worden; maar een zondaar van honderd jaren zal vervloekt zijn, dat is, hoe langer hij leven zal, aan hoe meer vloek hij zal onderworpen zijn. verwijsteksten
 
21 En 75zij 76zullen huizen bouwen en bewonen, en zij zullen wijngaarden planten en derzelver vrucht eten.
75 Te weten Mijn knechten, vers 13. verwijsteksten
76 Dat is, zij zullen met allerlei zegen Gods verheugd worden. Vgl. Lev. 26:4-13. Deut. 28:3, enz. Doch onder den tijdelijken zegen dien God in de wet belooft, moet men hier en elders den geestelijken en eeuwigen zegen verstaan. verwijsteksten
 
22 77Zij zullen niet bouwen dat het een ander bewone; zij zullen niet planten dat het een ander ete; want de dagen Mijns volks zullen zijn 78als de dagen eens booms, en Mijn uitverkorenen zullen het werk hunner handen 79verslijten.
77 Dit vers geeft te kennen dat zij van die vloeken die de wet den ongehoorzamen dreigt, Deut. 28:30, zullen bevrijd zijn. verwijsteksten
78 Dat is, stijf, vast, bestendig. Zie Ps. 52:10; 92:13. verwijsteksten
79 Of: oud maken, of: bestendig maken, dat is, zij zullen het lang genieten, dewijl zij lang zullen leven.
 
23 Zij zullen niet 80tevergeefs arbeiden, noch baren 81ter verstoring; 82want zij zijn 83het zaad der gezegenden des HEEREN, en 84hun nakomelingen met hen.
80 Of: tot ijdelheid. Zie Lev. 26:16-20. verwijsteksten
81 Alzo namelijk, dat hun kinderen van de vijanden zouden omgebracht of gevankelijk weggevoerd worden. Zie Deut. 28:32-41. verwijsteksten
82 Of: maar zij zullen zijn.
83 Dat is, kinderen.
84 Dat is, hun kindskinderen. Zie Jes. 44:3. verwijsteksten
 
24 En het zal geschieden, 85eer zij roepen, zo zal Ik antwoorden; terwijl zij nog spreken, zo zal Ik horen.
85 Want God weet wat wij van node hebben eer wij bidden, Matth. 6:8. Zie Ps. 145:18, en zie een voorbeeld Gen. 24:15. verwijsteksten
 
25 86De wolf en het lam zullen 87tezamen weiden, en 88de leeuw zal stro eten als een rund, en 89stof zal de 90spijze der slang zijn; zij zullen geen kwaad doen noch verderven op Mijn gansen heiligen berg, zegt de HEERE.
86 Dat is, de wrede boze mensen zullen veranderen en als kleine kinderen worden; zie Jes. 11:6, 7, 8, 9. Matth. 18:3. verwijsteksten
87 Hebr. als één.
88 Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk een verscheurenden leeuw.
89 De zin is: De slang zal in haar holen verborgen blijven en zal niemand zoeken schade te doen, maar zal tevreden zijn met stof te eten, gelijk God haar verordineerd heeft, Gen. 3:14. verwijsteksten
90 Hebr. haar brood.

Einde Jesaja 65