Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De dag der wrake |
1 WIE is Deze, Die van Edom komt met besprenkelde klederen, van Bozra? Deze, Die versierd is in Zijn gewaad? Die voorttrekt in Zijn grote kracht? Ik ben het, Die in gerechtigheid spreek, Die machtig ben te verlossen. |
2 Waarom zijt Gij arood aan Uw gewaad, en Uw klederen als van een die in de wijnpers treedt? a Openb. 19:13.  |
a Openb. 19:13 En Hij was bekleed met een kleed dat met bloed geverfd was; en Zijn Naam wordt genaamd het Woord Gods. |
3 Ik heb de pers alleen getreden en er was niemand van de volken met Mij, en Ik heb hen getreden in Mijn toorn en heb hen vertrapt in Mijn grimmigheid, en hun kracht is gesprengd op Mijn klederen en al Mijn gewaad heb Ik bezoedeld. |
4 Want bde dag der wrake was in Mijn hart, en het jaar Mijner verlosten was gekomen. b Jes. 61:2.  |
b Jes. 61:2 Om uit te roepen het jaar van het welbehagen des HEEREN, en den dag der wrake onzes Gods, om alle treurigen te troosten; |
5 cEn Ik zag toe, en er was niemand die hielp; en Ik ontzette Mij, en er was niemand die ondersteunde; daarom heeft Mijn arm Mij heil beschikt, en Mijn grimmigheid, die heeft Mij ondersteund. c Jes. 59:16.  |
c Jes. 59:16 Dewijl Hij zag dat er niemand was, zo ontzette Hij Zich, omdat er geen voorbidder was; daarom bracht Hem Zijn arm heil aan, en Zijn gerechtigheid, die ondersteunde Hem. |
6 En Ik heb de volken vertreden in Mijn toorn en Ik heb hen dronken gemaakt in Mijn grimmigheid, en Ik heb hun kracht ter aarde doen nederdalen. |
Een gebed om genade |
7 Ik zal de goedertierenheden des HEEREN vermelden, den veelvoudigen lof des HEEREN, naar alles wat de HEERE ons heeft bewezen, en de grote goedheid aan het huis Israëls, die Hij hun bewezen heeft naar Zijn barmhartigheden en naar de veelheid Zijner goedertierenheden. |
8 Want Hij zeide: Zij zijn immers Mijn volk, kinderen die niet liegen zullen. Alzo is Hij hun geworden tot een Heiland. |
9 In al hun benauwdheid was Hij benauwd, en de Engel Zijns aangezichts heeft hen behouden; ddoor Zijn liefde en door Zijn genade heeft Hij hen verlost; en Hij nam hen op en Hij droeg hen al de dagen vanouds. d Deut. 7:7, 8, 9.  |
d Deut. 7:7 De HEERE heeft geen lust tot u gehad noch u verkoren om uw veelheid boven alle andere volken; want gij waart het weinigste van alle volken. Deut. 7:8 Maar omdat de HEERE ulieden liefhad en opdat Hij hield den eed dien Hij uw vaderen gezworen had, heeft u de HEERE met een sterke hand uitgevoerd, en heeft u verlost uit het diensthuis, uit de hand van Farao, koning van Egypte. Deut. 7:9 Gij zult dan weten, dat de HEERE uw God die God is, die getrouwe God, Dewelke het verbond en de weldadigheid houdt dien die Hem liefhebben en Zijn geboden houden, tot in duizend geslachten. |
10 eMaar zij zijn wederspannig geworden en zij hebben Zijn Heiligen Geest smarten aangedaan; daarom is Hij hun in een vijand verkeerd, Hij Zelf heeft tegen hen gestreden. e Num. 14:11. Ps. 78:57; 95:9, enz.  |
e Num. 14:11 En de HEERE zeide tot Mozes: Hoelang zal Mij dat volk tergen? En hoelang zullen zij aan Mij niet geloven door alle tekenen die Ik in het midden van hen gedaan heb? Ps. 78:57 En zij weken terug en handelden trouwelooslijk, gelijk hun vaders; zij zijn omgekeerd als een bedrieglijke boog. Ps. 95:9 Waar Mij uw vaders verzochten, Mij beproefden, ook Mijn werk zagen. |
11 Nochtans dacht Hij aan de dagen vanouds, aan Mozes en Zijn volk; maar nu, waar is Hij Die hen uit de zee opgebracht heeft met de herders Zijner kudde? Waar is Hij Die Zijn Heiligen Geest in het midden van hen stelde? |
12 Die den arm Zijner heerlijkheid heeft doen gaan aan de rechterhand van Mozes; Die de wateren voor hunlieder aangezichten kliefde, opdat Hij Zich een eeuwigen Naam maakte? |
13 Die hen leidde door de afgronden? Als een paard in de woestijn, fstruikelden zij niet. f Ps. 105:37.  |
f Ps. 105:37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand die struikelde. |
14 Gelijk een beest dat afgaat in de valleien, heeft hun de Geest des HEEREN rust gegeven. Alzo hebt Gij Uw volk geleid, opdat Gij U een heerlijken Naam zoudt maken. |
15 gZie van den hemel af, en aanschouw van Uw heilige en Uw heerlijke woning; waar zijn Uw ijver en Uw mogendheden, het gerommel Uws ingewands en Uwer barmhartigheden? Zij houden zich tegen mij in. g Deut. 26:15.  |
g Deut. 26:15 Zie nederwaarts van Uw heilige woning, van den hemel, en zegen Uw volk, Israël, en het land dat Gij ons gegeven hebt, gelijk als Gij onzen vaderen gezworen hebt, een land van melk en honing vloeiende. |
16 Gij zijt toch onze Vader, want Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet; Gij, o HEERE, zijt onze Vader, onze Verlosser vanouds af is Uw Naam. |
17 HEERE, waarom doet Gij ons van Uw wegen dwalen? Waarom
verstokt Gij ons hart, dat wij U niet vrezen? Keer weder om Uwer knechten wil, de stammen Uws erfdeels. |
18 Uw heilig volk heeft het
maar een weinig tijds bezeten; onze wederpartijders hebben hUw heiligdom vertreden. h Ps. 74:7.  |
h Ps. 74:7 Zij hebben Uw heiligdommen in het vuur gezet, ter aarde toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd. |
19 Wij zijn geworden als die over welke Gij vanouds niet hebt geheerst, en die naar Uw Naam niet zijn genoemd. |