Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Christus geeft te kennen dat Hij gezalfd is, en waartoe, alsook wat al treffelijke weldaden Hij Zijn kerk bewijzen zou, vs. 1, enz. Hij spreekt ook wederom van de beroeping der heidenen, 5. Van de weldaden die God den Zijnen geven zal, 6. Vreugd der kerke Gods daaruit rijzende, 10. |
Het jubeljaar der verlossing |
1 DE1a Geest des Heeren HEEREN is op Mij, omdat de HEERE Mij 2gezalfd heeft, 3om een blijde boodschap te brengen 4den zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden 5om te verbinden 6de gebrokenen van hart, om 7den gevangenen vrijheid 8uit te roepen, en 9den gebondenen opening der gevangenis; | | 1 Dit spreekt Christus, als af te leiden is Luk. 4:17, enz. Zie Joh. 1:33. Luk. 4:17 En Hem werd gegeven het boek van den profeet Jesaja; en als Hij het boek opengedaan had, vond Hij de plaats waar geschreven was: Joh. 1:33 En ik kende Hem niet; maar Die mij gezonden heeft om te dopen met water, Die had mij gezegd: Op Welken gij den Geest zult zien nederdalen, en op Hem blijven, Deze is het Die met den Heiligen Geest doopt. |
a Luk. 4:17, 18, 19, 20. Luk. 4:17 En Hem werd gegeven het boek van den profeet Jesaja; en als Hij het boek opengedaan had, vond Hij de plaats waar geschreven was: Luk. 4:18 De Geest des Heeren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden om den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken zijn van hart; Luk. 4:19 Om den gevangenen te prediken loslating en den blinden het gezicht, om de verslagenen heen te zenden in vrijheid; om te prediken het aangename jaar des Heeren. Luk. 4:20 En als Hij het boek toegedaan en den dienaar wedergegeven had, zat Hij neder; en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem geslagen. |
2 Door deze zalving wordt verstaan dat Christus naar Zijn menselijke natuur met de gaven des Heiligen Geestes zonder mate begiftigd en versierd is geworden; en naar den gansen Persoon tot onzen Koning, Priester en Profeet van den Vader is verordineerd geworden. Zie Hebr. 1:9. Hebr. 1:9 Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad en ongerechtigheid gehaat; daarom heeft U, o God, Uw God gezalfd met olie der vreugde boven Uw medegenoten. |
3 Of: om een goede boodschap te verkondigen of te prediken. Wat tijding of boodschap is dat? Van de vergeving der zonden. Zie Ps. 40:10; 96:2. Ps. 40:10 Ik boodschap de gerechtigheid in de grote gemeente; zie, mijn lippen bedwing ik niet; HEERE, Gij weet het. Ps. 96:2 Zingt den HEERE, looft Zijn Naam; boodschapt Zijn heil van dag tot dag. |
4 Of: nederigen. Luk. 4:18, waar deze woorden van den profeet geciteerd worden, staat den armen, te weten den armen van geest, Matth. 5:3, want den zodanigen wordt het Evangelie gepredikt, Matth. 11:5. Luk. 4:18 De Geest des Heeren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden om den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken zijn van hart; Matth. 5:3 Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Matth. 11:5 De blinden worden ziende en de kreupelen wandelen, de melaatsen worden gereinigd en de doven horen, de doden worden opgewekt en den armen wordt het Evangelie verkondigd. |
5 Versta dit geestelijkerwijze, namelijk van de vertroosting der ziel, die door de predicatie van het Heilig Evangelie geschiedt. |
6 Dit zijn degenen die bedroefd en verslagen van hart zijn, vanwege hun menigvuldige zonden en overtredingen. Zie Ps. 34 op vers 19; 51:19. Jes. 57:15. Ps. 34:19 (kt.) Koph. De HEERE is nabij de gebrokenen van hart, en Hij behoudt de verslagenen van geest. Ps. 51:19 De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet verachten. Jes. 57:15 Want alzo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoogte en in het heilige, en bij dien die van een verbrijzelden en nederigen geest is, opdat Ik levend make den geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden. |
7 Dat is, dengenen die onder het geweld van den duivel of van zijn aanhangers gevangen liggen, vanwege hun begane zonden, Rom. 7:23. 2 Tim. 2:26; 3:6, en zie Jes. 42:7. Rom. 7:23 Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangenneemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is. 2 Tim. 2:26 En zij wederom ontwaken mochten uit den strik des duivels, onder welken zij gevangen waren tot zijn wil. 2 Tim. 3:6 Want van dezen zijn het die in de huizen insluipen, en nemen de vrouwkens gevangen die met zonden geladen zijn en door menigerlei begeerlijkheden gedreven worden; Jes. 42:7 Om te openen de blinde ogen, om den gebondene uit te voeren uit de gevangenis, en uit het gevangenhuis hen die in duisternis zitten. |
8 Of: te prediken, te verkondigen. |
9 Dit is hetzelfde dat daarstraks gezegd is met andere woorden. |
2 10Om uit te roepen 11het jaar van het welbehagen des HEEREN, en 12den dag der wrake onzes Gods, om alle 13treurigen te troosten; | | 10 Of: Om te prediken. |
11 Dat is, den tijd of het jaar in hetwelk het den Heere behagen of believen zal, Zijn genade den bedroefden consciënties te openbaren en te bewijzen, te weten door de predicatie van het Heilig Evangelie. Zie Jes. 49:8. 2 Kor. 6:2. Tit. 3:4. Jes. 49:8 Alzo zegt de HEERE: In den tijd des welbehagens heb Ik U verhoord en ten dage des heils heb Ik U geholpen; en Ik zal U bewaren en Ik zal U geven tot een Verbond des volks, om het aardrijk op te richten, om de verwoeste erfenissen te doen beërven; 2 Kor. 6:2 Want Hij zegt: In den aangenamen tijd heb Ik U verhoord, en in den dag der zaligheid heb Ik U geholpen. Zie, nu is het de welaangename tijd, zie, nu is het de dag der zaligheid. Tit. 3:4 Maar wanneer de goedertierenheid van God onzen Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is, |
12 Dat is, dien dag dien God verordineerd of bestemd heeft, in welken Hij alle ongelovigen, onboetvaardigen en vijanden Zijner kerk, mitsgaders den duivel, in de eeuwige verdoemenis werpen zal. Zie Jes. 34:8; 63:4. Luk. 18:7. 2 Kor. 10:6. Jes. 34:8 Want het zal zijn de dag der wrake des HEEREN, een jaar der vergeldingen, om Sions twistzaak. Jes. 63:4 Want de dag der wrake was in Mijn hart, en het jaar Mijner verlosten was gekomen. Luk. 18:7 Zal God dan geen recht doen Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij lankmoedig is over hen? 2 Kor. 10:6 En gereed hebben hetgeen dient om te wreken alle ongehoorzaamheid, wanneer uw gehoorzaamheid zal vervuld zijn. |
13 Te weten die treuren over hun zonden, waarmede zij God vertoornd hebben, 2 Kor. 7:10, 11. Jak. 4:9. Of degenen die treurig zijn vanwege de ellenden der kerk, Jes. 66:10. Want den dusdanigen belooft Christus vertroosting, Matth. 5:4. 2 Kor. 7:10 Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid; maar de droefheid der wereld werkt den dood. 2 Kor. 7:11 Want zie, ditzelve dat gij naar God zijt bedroefd geworden, hoe grote naarstigheid heeft het in u gewrocht! Ja verantwoording, ja onlust, ja vrees, ja verlangen, ja ijver, ja wraak; in alles hebt gij uzelven bewezen rein te zijn in deze zaak. Jak. 4:9 Gedraagt u als ellendigen, en treurt en weent; uw lachen worde veranderd in treuren, en uw blijdschap in bedroefdheid. Jes. 66:10 Verblijdt u met Jeruzalem en verheugt u over haar, al haar liefhebbers; weest vrolijk over haar met vreugde, gij allen die over haar zijt treurig geweest; Matth. 5:4 Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden. |
3 Om den treurigen 14Sions te beschikken dat hun gegeven worde 15sieraad voor 16as, 17vreugdeolie voor treurigheid, 18het gewaad des lofs voor een 19benauwden 20geest; opdat zij genaamd worden 21eikenbomen der gerechtigheid, een planting des HEEREN, opdat Hij verheerlijkt worde. | | 14 Dat is, der kerke Gods. |
15 Dat is, schone klederen, of heerlijkheid, welk woord Matth. 6:29 gebruikt wordt voor schone klederen. Hebr. om hun te geven sieraad, enz. Matth. 6:29 En Ik zeg u, dat ook Sálomo in al zijn heerlijkheid niet is bekleed geweest gelijk een van deze. |
16 Die men placht op het hoofd te strooien en daarin te zitten, als men treurde. |
17 Eertijds placht men ten tijde van vreugde het aangezicht met olie te zalven; maar hier wordt gesproken van de vreugdeolie des Heiligen Geestes, Joh. 14:26, 27; 15:11. Vergelijk met de woorden van den profeet hetgeen dat geschreven staat Hebr. 1:9. Joh. 14:26 Maar de Trooster, de Heilige Geest, Welken de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u alles leren, en zal u indachtig maken alles wat Ik u gezegd heb. Joh. 14:27 Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet gelijkerwijs de wereld hem geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd en zij niet versaagd. Joh. 15:11 Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat Mijn blijdschap in u blijve en uw blijdschap vervuld worde. Hebr. 1:9 Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad en ongerechtigheid gehaat; daarom heeft U, o God, Uw God gezalfd met olie der vreugde boven Uw medegenoten. |
18 Dat is, een kleed hetwelk prijzenswaardig is vanwege zijn schoonheid en sierlijkheid; of een kleed hetwelk men aantrok als men feestdag hield en de gemeente samenkwam om God voor ontvangen genade te danken en te loven. Doch versta hier door het sierlijke gewaad de gratiën en giften van den Geest Gods. |
19 Of: beangstigden. Hebr. samengewrongen geest, die van hartzeer en droefenis als samengekrompen is. |
20 Dat is, gemoed. |
21 Bij deze bomen worden verstaan degenen die door het geloof Christus Jezus zijn ingeplant, en die vruchten der gerechtigheid, dat is, goede werken dragen. Zie Jes. 60:21. De eikenbomen der gerechtigheid worden gesteld tegen de eikenbomen die zij misbruikt hadden tot afgoderij. En de gelovigen worden eikenbomen genaamd ten aanzien van hun sterkte in Christus. Jes. 60:21 En uw volk zullen altezamen rechtvaardigen zijn, zij zullen in eeuwigheid de aarde erfelijk bezitten; zij zullen zijn een spruit Mijner plantingen, een werk Mijner handen, opdat Ik verheerlijkt worde. |
4 En zij zullen b22de oude verwoeste plaatsen bouwen, de vorige verstoringen wederoprichten, en de verwoeste steden vernieuwen, die verstoord waren 23van geslacht tot geslacht. | | b Jes. 58:12. Jes. 58:12 En die uit u voortkomen, zullen bouwen de oude verwoeste plaatsen; de fundamenten, van geslacht tot geslacht verwoest, zult gij oprichten; en gij zult genaamd worden: die de bressen toemuurt, die de paden weder opmaakt, om te bewonen. |
22 Zie Jes. 58, de aant. op vers 12. Dit geestelijkerwijze genomen zijnde, is te zeggen: Zij zullen de ongelovige heidenen tot God bekeren, die langen tijd in hun zonden als dood gelegen hebben, Ef. 2:1, 5. Jes. 58:12 (kt.) En die uit u voortkomen, zullen bouwen de oude verwoeste plaatsen; de fundamenten, van geslacht tot geslacht verwoest, zult gij oprichten; en gij zult genaamd worden: die de bressen toemuurt, die de paden weder opmaakt, om te bewonen. Ef. 2:1 EN u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden, Ef. 2:5 Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons
levend gemaakt met Christus (uit genade zijt gij zalig geworden), |
23 Dat is, die van over vele geslachten geschied zijn. |
5 En 24uitlanders zullen staan en uw 25kudden 26weiden; en 27vreemden zullen 28uw akkerlieden en 28uw wijngaardeniers zijn. | | 24 Te weten de bekeerden uit de heidenen. De zin is: God zal ook uit de heidenen leraars en predikanten verwekken, tot opbouwing van Zijn heilige kerk in het Nieuwe Testament, Hand. 20:28. 1 Petr. 5:1, 2. Hand. 20:28 Zo hebt dan acht op uzelven, en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. 1 Petr. 5:1 DE ouderlingen die onder u zijn, vermaan ik, die een medeouderling en getuige van het lijden van Christus ben, en deelachtig der heerlijkheid die geopenbaard zal worden: 1 Petr. 5:2 Weidt de kudde Gods die onder u is, hebbende opzicht daarover, niet uit bedwang, maar gewilliglijk, noch om vuil gewin, maar met een volvaardig gemoed; |
25 Of: schapen, dat is, gemeenten. |
26 Te weten met Gods Woord. |
27 Hebr. de kinderen des vreemden. |
28 . 28 Dat is, uw leraars zijn, Matth. 21:33, enz. 1 Kor. 3:9. Matth. 21:33 Hoort een andere gelijkenis. Er was een heer des huizes, die een wijngaard plantte, en zette een tuin daarom, en groef een wijnpersbak daarin, en bouwde een toren, en verhuurde dien den landlieden, en reisde buiten slands. 1 Kor. 3:9 Want wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij. |
6 Doch gijlieden zult 29cpriesters des HEEREN heten, 30men zal u dienaren onzes Gods noemen; 31gij zult het vermogen der heidenen eten en in hun 32heerlijkheid zult gij u roemen. | | 29 Te weten geestelijke priesters, om te offeren de kalveren uwer lippen, en uw lichaam tot een redelijken godsdienst te begeven. Zie Ex. 19:6. Rom. 12:1. Hebr. 13:15. 1 Petr. 2:5, 9. Openb. 1:6; 5:10. Ex. 19:6 En gij zult Mij een priesterlijk koninkrijk en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden die gij tot de kinderen Israëls spreken zult. Rom. 12:1 IK bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en
Gode welbehaaglijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst. Hebr. 13:15 Laat ons dan door Hem altijd Gode opofferen een offerande des lofs, dat is de vrucht der lippen die Zijn Naam belijden. 1 Petr. 2:5 Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd tot
een geestelijk huis, tot
een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus. 1 Petr. 2:9 Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht; Openb. 1:6 En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem , zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. Openb. 5:10 En Gij hebt ons onzen God gemaakt tot koningen en priesters, en wij zullen als koningen heersen op de aarde. |
c 1 Petr. 2:5, 9. Openb. 1:6; 5:10, enz. 1 Petr. 2:5 Zo wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd tot
een geestelijk huis, tot
een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus. 1 Petr. 2:9 Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht; Openb. 1:6 En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en Zijn Vader; Hem , zeg ik, zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen. Openb. 5:10 En Gij hebt ons onzen God gemaakt tot koningen en priesters, en wij zullen als koningen heersen op de aarde. |
30 Of: en tot ulieden zal gezegd worden: O gij dienaars onzes Gods. |
31 Dat is, gij zult de goederen genieten die u de heidenen mededelen zullen, wanneer zij tot Christus zullen bekeerd wezen. Zie Jes. 60:5. Jes. 60:5 Dan zult gij het zien en samenvloeien, en uw hart zal vervaard zijn en verwijd worden; want de menigte der zee zal tot u gekeerd worden, het heir der heidenen zal tot u komen. |
32 Dat is, rijkdom. |
7 33Voor uw dubbele schaamte en schande 34zullen zij 35juichen over hun deel; daarom zullen 36zij 37in hun land erfelijk het dubbele bezitten, 38zij zullen eeuwige vreugde hebben. | | 33 Die gij geleden hebt van de vijanden der kerk. |
34 Te weten de vrome Israëlieten of kinderen Gods. |
35 Of: overluid roepen. |
36 Te weten wien tevoren zulke schaamte is aangedaan geweest en die vervolgd zijn geworden. |
37 Te weten, zo hun eigen, als verkregen van de vijanden, van dewelke zij tevoren zijn vervolgd geweest. |
38 Te weten de godzaligen. |
8 Want Ik, de HEERE, heb het recht lief, Ik haat 39den roof in het brandoffer, en Ik zal geven dat 40hun werk in der waarheid zal zijn; en Ik zal een eeuwig verbond 41met hen maken. | | 39 Dat is, die brandoffers haat Ik, die door ongerechtigheid geschieden, Mij uiterlijk dienende, maar middelerwijl hun naaste onderdrukkende. Zie Spr. 15:8; 21:27. Spr. 15:8 Het offer der goddelozen is den HEERE een gruwel, maar het gebed der oprechten is Zijn welgevallen. Spr. 21:27 Het offer der goddelozen is een gruwel; hoeveel te meer als zij het met een schandelijk voornemen brengen! |
40 Dat is, dat de dienst dien zij Mij ter ere doen, in geest en waarheid zal geschieden, Joh. 4:24. Anders: hun arbeidsloon. Joh. 4:24 God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. |
41 Zie Jer. 34:18. Jer. 34:18 En Ik zal de mannen overgeven, die Mijn verbond hebben overtreden, die niet bevestigd hebben de woorden des verbonds, dat zij voor Mijn aangezicht gemaakt hadden, met het kalf dat zij in tweeën hadden gehouwen, en waren tussen zijn stukken doorgegaan: |
9 42En hun zaad zal onder de heidenen bekend worden, en 43hun nakomelingen in het midden der volken; allen die hen zien zullen, 44zullen hen kennen, dat zij zijn een zaad dat de HEERE gezegend heeft. | | 42 Dat is, hun nakomelingen, of die hun toebehoren, te weten die tot de kerk van Christus behoren, die zullen niet meer bij een zekere natie bepaald wezen, maar zij zullen zich uitbreiden onder alle heidenen. |
43 Hebr. hun uitspruitelingen. |
44 Zo aan hun heiligen en godzaligen handel en wandel, als uit den zegen des Heeren, die merkelijk bij hen zal zijn. |
10 45Ik ben zeer vrolijk in den HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, 46den mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan; gelijk een bruidegom zich met 47priesterlijk sieraad versiert, en als een bruid zich versiert met haar 48gereedschap. | | 45 Dit spreekt de christelijke kerk en een ieder lidmaat derzelve, den Heere dankende voor Zijn weldaden aan hen bewezen. Hebr. Vrolijk zijnde, ben ik vrolijk. |
46 Of: Hij heeft mij bedekt met den mantel der gerechtigheid, dat is, met gerechtigheid als met een kleed, welverstaande met Zijn gerechtigheid, die Hij mij toegeëigend heeft. |
47 Dat is, heerlijk, want de priesters waren heerlijk en sierlijk gekleed. Zie Exodus 28. Anders: prinselijk, want het Hebreeuwse woord betekent het ene zowel als het andere. |
48 Dat is, sieraad, smuk, gesmijde, tuig. Hebr. vaten, of: instrumenten. |
11 Want gelijk de aarde haar spruit voortbrengt, en gelijk een hof 49hetgeen in hem gezaaid is, doet uitspruiten, 50alzo zal de Heere HEERE gerechtigheid en lof doen uitspruiten voor al de volken. | | 49 Hebr. zijn gezaaide, of haar gezaaide. |
50 Dat is, de Heere zal maken dat de kerk van Christus, uit alle heidenen verzameld zijnde, in ware gerechtigheid zal wassen en toenemen, en den Heere meer en meer loven. |