Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Gods reddende gerechtigheid |
1 HOORT naar Mij, gij die de gerechtigheid najaagt, gij die den HEERE zoekt; aanschouwt den rotssteen waar gijlieden uit gehouwen zijt, en de holligheid des bornputs waar gij uit gegraven zijt. |
2 Aanschouwt Abraham, ulieder vader, en Sara, die ulieden gebaard heeft; want Ik riep hem toen hij nog alleen was, en Ik zegende hem en Ik vermenigvuldigde hem. |
3 Want de HEERE zal Sion troosten, Hij zal troosten al haar woeste plaatsen, en Hij zal haar woestijn maken als Eden en haar wildernis als den hof des HEEREN; vreugde en blijdschap zal daarin gevonden worden, dankzegging en een stem des gezangs. |
4 Luistert naar Mij, Mijn volk, en Mijn lieden, neigt naar Mij het oor; want een wet zal van Mij uitgaan, en Ik zal Mijn recht doen rusten tot een licht der volken. |
5 Mijn gerechtigheid is nabij, Mijn heil trekt uit en Mijn armen zullen de volken richten; op Mij zullen de eilanden wachten en op Mijn arm zullen zij hopen. |
6 Heft ulieder ogen op naar den hemel en aanschouwt de aarde beneden; want de hemel zal als een rook verdwijnen, en de aarde zal als een kleed verouden, en haar inwoners zullen desgelijks sterven; maar Mijn heil zal in eeuwigheid zijn,
Mijn gerechtigheid zal niet verbroken worden. |
7 Hoort naar Mij, gijlieden die de gerechtigheid kent, gij volk ain welks hart Mijn wet is; bvreest niet de smaadheid van den mens, en voor hun smaadredenen ontzet u niet. a Ps. 37:31. b vers 12. Ps. 118:6.  |
a Ps. 37:31 De wet zijns Gods is in zijn hart; zijn gangen zullen niet slibberen. b vers 12 Ik, Ik ben het, Die u troost; wie zijt gij, dat gij vreest voor den mens, die sterven zal? En voor eens mensen kind, dat
hooi worden zal? Ps. 118:6 De HEERE is bij mij, ik zal niet vrezen; wat zal mij een mens doen? |
8 Want cde mot zal hen opeten als een kleed, en het schietwormpje zal hen opeten als wol; maar Mijn gerechtigheid zal in eeuwigheid zijn, en
Mijn heil van geslacht tot geslachten. c Jes. 50:9.  |
c Jes. 50:9 Zie, de Heere HEERE helpt Mij; wie is het die Mij zal verdoemen? Zie, zij zullen altemaal als een kleed verouden, de mot zal hen eten. |
9 Ontwaak, ontwaak, trek sterkte aan, gij arm des HEEREN; ontwaak als in de verleden dagen, als in de geslachten vanouds; zijt gij het niet die Rahab uitgehouwen hebt, die den zeedraak verwond hebt? |
10 Zijt gij het niet die de zee, de wateren des groten afgronds drooggemaakt hebt? dDie de diepten der zee gemaakt hebt tot een weg, opdat de verlosten daar doorgingen? d Jes. 43:16.  |
d Jes. 43:16 Alzo zegt de HEERE, Die in de zee een weg, en in de sterke wateren een pad maakte; |
11 Alzo zullen de vrijgekochten des HEEREN wederkeren en met gejuich tot Sion komen; en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vreugde en blijdschap zullen zij aangrijpen, treuring en zuchting zullen wegvlieden. |
12 Ik, Ik ben het, Die u troost; wie zijt gij, dat gij vreest voor eden mens, die sterven zal? En voor eens mensen kind, dat
hooi worden zal? e vers 7. Ps. 118:6.  |
e vers 7 Hoort naar Mij, gijlieden die de gerechtigheid kent, gij volk in welks hart Mijn wet is; vreest niet de smaadheid van den mens, en voor hun smaadredenen ontzet u niet. Ps. 118:6 De HEERE is bij mij, ik zal niet vrezen; wat zal mij een mens doen? |
13 En vergeet den HEERE, Die u gemaakt heeft, fDie de hemelen heeft uitgebreid en de aarde gegrond heeft? En vreest geduriglijk den gansen dag vanwege de grimmigheid des benauwers, wanneer hij zich bereidt om te verderven? Waar is dan de grimmigheid
des benauwers? f Job 9:8. Ps. 104:2. Jes. 40:22; 42:5; 44:24.  |
f Job 9:8 Die alleen de hemelen uitbreidt, en treedt op de hoogten der zee. Ps. 104:2 Hij bedekt Zich met het licht als met een kleed, Hij rekt den hemel uit als een gordijn. Jes. 40:22 Hij is het, Die daar zit boven den kloot der aarde, en derzelver inwoners zijn als sprinkhanen; Hij is het, Die de hemelen uitspant als een dunnen doek en breidt ze uit als een tent, om te bewonen; Jes. 42:5 Alzo zegt God de HEERE, Die de hemelen geschapen en dezelve uitgebreid heeft, Die de aarde uitgespannen heeft en wat daaruit voortkomt; Die den volke dat daarop is, den adem geeft, en den geest dengenen die daarop wandelen: Jes. 44:24 Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, en Die u geformeerd heeft van den buik af: Ik ben de HEERE, Die alles doet, Die den hemel uitbreidt, Ik alleen, en Die de aarde uitspant door Mijzelven; |
14 De omzwervende gevangene zal haastelijk losgelaten worden; en hij zal in den kuil niet sterven en zijn brood zal hem niet ontbreken. |
15 Want Ik ben de HEERE uw God, Die de zee klieft, dat haar golven bruisen; HEERE der heirscharen is Zijn Naam. |
16 En Ik leg Mijn woorden in Uw mond, en bedek U onder de schaduw Mijner hand, om den hemel te planten en om de aarde te gronden, en om te zeggen tot Sion: Gij zijt Mijn volk. |
17 gWaak op, waak op, sta op, Jeruzalem, gij die gedronken hebt van de hand des HEEREN den beker Zijner grimmigheid; den droesem van den beker der zwijmeling hebt gij gedronken, ja, uitgezogen. g Jes. 52:1.  |
g Jes. 52:1 WAAK op, waak op, trek uw sterkte aan, o Sion, trek uw sierlijke klederen aan, o Jeruzalem, gij heilige stad, want in u zal voortaan geen onbesnedene noch onreine meer komen. |
18 Er is niemand van al de kinderen die
zij gebaard heeft, die haar zachtkens leidt; en niemand van al de kinderen die zij opgevoed heeft, die haar bij de hand grijpt. |
19 hDeze twee dingen zijn u wedervaren; wie heeft medelijden met u? Er is verwoesting en verbreking en honger en zwaard; door wien zal Ik u troosten? h Jes. 47:9.  |
h Jes. 47:9 Doch deze beide dingen zullen u in een ogenblik overkomen, op één dag, de beroving van kinderen en weduwschap; volkomenlijk zullen zij u overkomen vanwege de veelheid uwer toverijen, vanwege de menigte uwer bezweringen. |
20 iUw kinderen zijn in bezwijming gevallen, zij liggen vooraan op alle straten, gelijk een wilde os in het net; zij zijn vol van de grimmigheid des HEEREN, van de schelding uws Gods. i Klgld. 2:11, 12.  |
i Klgld. 2:11 Caph. Mijn ogen zijn verteerd door tranen, mijn ingewand wordt beroerd; mijn lever is ter aarde uitgeschud vanwege de breuk der dochter mijns volks; omdat het kindeken en de zuigeling op de straten der stad in onmacht zinken; Klgld. 2:12 Lamed. Als
zij tot hun moeders zeggen: Waar is koren en wijn? Als zij op de straten der stad in onmacht zinken als de verslagenen; als zich hun ziel uitschudt in den schoot hunner moeders. |
21 Daarom, hoor nu dit, gij bedrukte, en gij dronkene, maar niet van wijn. |
22 Alzo zegt uw Heere, de HEERE en uw God, Die Zijns volks zaak twisten zal: Zie, Ik neem den beker der zwijmeling van uw hand, den droesem van den beker Mijner grimmigheid; gij zult dien voortaan niet meer drinken. |
23 Maar Ik zal hem dien die u bedroefd hebben, in de hand zetten, die tot uw ziel zeiden: Buig u neder, dat wij over u gaan. En gij legdet uw rug neder als aarde, en als een straat dengenen die daarover gaan. |