Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 ALZO zegt de HEERE: Waar is de scheidbrief van ulieder moeder, waarmede Ik haar weggezonden heb? Of wie is er van Mijn schuldeisers, aan wien Ik u verkocht heb? Zie, om uw ongerechtigheden zijt gij verkocht, en om uw overtredingen is uw moeder weggezonden. |
2 Waarom kwam Ik, en er was niemand? Waarom riep Ik, en niemand antwoordde? aIs Mijn hand dus gans kort geworden, dat zij niet verlossen kan? Of is er in Mij geen kracht om uit te redden? Zie, door Mijn schelding maak Ik de zee droog, Ik stel de rivieren tot een woestijn, dat haar vis stinkt, omdat er geen water is, en sterft van dorst. a Num. 11:23. Jes. 59:1.  |
a Num. 11:23 Doch de HEERE zeide tot Mozes: Zou dan des HEEREN hand verkort zijn? Gij zult nu zien, of Mijn woord u wedervaren zal of niet. Jes. 59:1 ZIE, de hand des HEEREN is niet verkort, dat zij niet zou kunnen verlossen; en Zijn oor is niet zwaar geworden, dat het niet zou kunnen horen. |
3 Ik bekleed den hemel met zwartheid, en stel een zak tot zijn deksel. |
De lijdende Knecht |
4 De Heere HEERE heeft Mij een tong der geleerden gegeven, opdat Ik wete met den moede een woord te rechter tijd te spreken; Hij wekt allen morgen, Hij wekt Mij het oor, dat Ik hore, gelijk die geleerd worden. |
5 De Heere HEERE heeft Mij het oor geopend, en bIk ben niet wederspannig, Ik wijk niet achterwaarts. b Joh. 14:31. Filipp. 2:8. Hebr. 10:5, enz.  |
b Joh. 14:31 Maar opdat de wereld wete dat Ik den Vader liefheb, en alzo doe gelijkerwijs Mij de Vader geboden heeft. Staat op, laat ons vanhier gaan. Filipp. 2:8 En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises. Hebr. 10:5 Daarom, komende in de wereld, zegt Hij: Slachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij het lichaam toebereid; |
6 Ik geef Mijn rug dengenen die Mij slaan, en Mijn wangen dengenen die Mij het haar uitplukken; Mijn aangezicht verberg Ik niet voor smaadheden en speeksel. |
7 Want de Heere HEERE helpt Mij, daarom word Ik niet te schande; daarom heb Ik Mijn aangezicht gesteld als een keisteen, want Ik weet dat Ik niet zal beschaamd worden. |
8 Hij is nabij cDie Mij rechtvaardigt; wie zal met Mij twisten? Laat ons tezamen staan. Wie heeft een rechtszaak tegen Mij? Hij kome herwaarts tot Mij. c Rom. 8:32, 33.  |
c Rom. 8:32 Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? Rom. 8:33 Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het Die rechtvaardig maakt. |
9 Zie, de Heere HEERE helpt Mij; wie is het die Mij zal verdoemen? Zie, zij zullen altemaal als een kleed verouden, de mot zal hen eten. |
10 Wie is er onder ulieden, die den HEERE vreest, die naar de stem Zijns Knechts hoort? Als hij in de duisternissen wandelt en geen licht heeft, dat hij betrouwe op den Naam des HEEREN en steune op zijn God. |
11 Zie, gij allen die een vuur aansteekt, die u met spranken omgordt: wandelt in de vlam van uw vuur en in de spranken die gij ontstoken hebt. Dat geschiedt u van Mijn hand, in smart zult gijlieden liggen. |