Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Het lied van den wijngaard |
1 NU zal ik mijn Beminde een lied mijns Liefsten zingen van Zijn wijngaard: Mijn Beminde heeft een wijngaard op een vetten heuvel. |
2 En Hij heeft dien omtuind en van stenen gezuiverd, en Hij heeft hem beplant met edele wijnstokken; en Hij heeft in deszelfs midden een toren gebouwd en ook een wijnbak daarin uitgehouwen; en Hij heeft verwacht dat hij goede
druiven zou voortbrengen, maar hij heeft stinkende druiven voortgebracht. |
3 Nu dan, gij inwoners van Jeruzalem en gij mannen van Juda, oordeelt toch tussen Mij en tussen Mijn wijngaard. |
4 aWat is er meer te doen aan Mijn wijngaard, hetwelk Ik aan hem niet gedaan heb? Waarom heb Ik verwacht dat hij goede druiven voortbrengen zou, en hij heeft stinkende druiven voortgebracht? a Jer. 2:5. Micha 6:3, 8.  |
a Jer. 2:5 Zo zegt de HEERE: Wat voor onrecht hebben uw vaders aan Mij gevonden, dat zij verre van Mij geweken zijn; en hebben de ijdelheid nagewandeld en zij zijn ijdel geworden? Micha 6:3 O Mijn volk, wat heb Ik u gedaan, en waarmede heb Ik u vermoeid? Betuig tegen Mij. Micha 6:8 Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is; en wat eist de HEERE van u, dan recht te doen en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God? |
5 Nu dan, Ik zal ulieden nu bekendmaken wat Ik Mijn wijngaard doen zal: Ik zal bzijn tuin wegnemen, opdat hij zij tot afweiding; zijn muur zal Ik verscheuren, opdat hij zij tot vertreding. b Ps. 80:13.  |
b Ps. 80:13 Waarom hebt Gij zijn muren doorgebroken, zodat allen die den weg voorbijgaan, hem plukken? |
6 En Ik zal hem tot woestheid maken; hij zal niet besnoeid noch omgehakt worden, maar distelen en doornen zullen daarin opgaan; en Ik zal den wolken gebieden dat zij geen regen daarop regenen. |
7 cWant de wijngaard des HEEREN der heirscharen is het huis Israëls, en de mannen van Juda zijn een plant Zijner verlustigingen; en Hij heeft gewacht naar recht, maar zie, het is schurftigheid; naar gerechtigheid, maar zie, het is geschreeuw. c Ps. 80:9.  |
c Ps. 80:9 Gij hebt een wijnstok uit Egypte overgebracht, hebt de heidenen verdreven en hebt denzelven geplant. |
Een zesvoudig wee |
8 dWee dengenen die huis aan huis trekken, akker aan akker brengen, totdat er geen plaats meer zij, en dat gijlieden alleen inwoners gemaakt wordt in het midden des lands. d Micha 2:2.  |
d Micha 2:2 En zij begeren akkers, en roven ze, en huizen, en nemen ze weg; alzo doen zij geweld aan den man en zijn huis, ja, aan een iegelijk en zijn erfenis. |
9 Voor mijn oren heeft de HEERE der heirscharen gesproken: Zo niet vele huizen tot verwoesting zullen worden, de grote en de treffelijke zonder inwoner! |
10 Ja, tien bunders wijngaard zullen een enigen bath geven, en een homer zaad zal een efa geven. |
11 eWee dengenen die, zich vroeg opmakende in den morgenstond, sterken drank najagen, en
vertoeven tot in de schemering, totdat de wijn hen heeft verhit. e Spr. 23:29, 30.  |
e Spr. 23:29 Bij wien is wee? Bij wien och arme? Bij wien kijverijen? Bij wien het geklag? Bij wien wonden zonder oorzaak? Bij wien de roodheid der ogen? Spr. 23:30 Bij degenen die bij den wijn vertoeven, bij degenen die komen om gemengden drank na te zoeken. |
12 En harpen en luiten, trommels en pijpen en wijn zijn in hun maaltijden; maar zij aanschouwen het werk des HEEREN niet en zij zien niet op het maaksel Zijner handen. |
13 fDaarom zal mijn volk gevankelijk weggevoerd worden, omdat het geen wetenschap heeft; en deszelfs heerlijken zullen honger lijden en hun menigte zal verdorren van dorst. f Amos 6:7.  |
f Amos 6:7 Daarom zullen zij nu gevankelijk heengaan onder de voorsten die in gevangenis gaan; en het banket dergenen die weelderig zijn, zal wegwijken. |
14 Daarom zal het graf zichzelf wijd opsperren en zijn mond opendoen zonder maat; opdat nederdale haar heerlijkheid en haar menigte met haar gedruis, en die in haar van vreugde opspringt. |
15 Dan zal de gemene man nedergebogen worden en
de aanzienlijke man zal vernederd worden, en de ogen der hovaardigen zullen vernederd worden. |
16 Doch de HEERE der heirscharen zal verhoogd worden door het recht; en God, de Heilige, zal geheiligd worden door gerechtigheid. |
17 gEn de lammeren zullen weiden naar hun wijze, en de vreemdelingen zullen de verwoeste plaatsen der vetten eten. g Jes. 14:30.  |
g Jes. 14:30 En de eerstgeborenen der armen zullen weiden en de nooddruftigen zullen zeker nederliggen; uw wortel daarentegen zal Ik door den honger doden, en uw overblijfsel zal hij ombrengen. |
18 Wee dengenen die de ongerechtigheid trekken met koorden der ijdelheid, en de zonde als met dikke wagenzelen, |
19 Die daar zeggen: Dat Hij haaste, dat Hij Zijn werk bespoedige, opdat wij het zien; en laat naderen en komen den raadslag van den Heilige Israëls, dat wij het
vernemen. |
20 Wee dengenen die het kwade goed heten en het goede kwaad, die duisternis tot licht stellen en het licht tot duisternis, die het bittere tot zoet stellen en het zoete tot bitterheid. |
21 hWee dengenen die in hun ogen wijs, en bij zichzelven verstandig zijn. h Spr. 3:7. Rom. 12:16.  |
h Spr. 3:7 Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE en wijk van het kwade; Rom. 12:16 Weest eensgezind onder elkander. Tracht niet naar de hoge dingen, maar voegt u tot de nederige. Zijt niet wijs bij uzelven. |
22 Wee dengenen die helden zijn om wijn te drinken, en die kloeke mannen zijn om sterken drank te mengen; |
23 Die den goddeloze rechtvaardigen om een geschenk, en ide gerechtigheid der rechtvaardigen van dezelve afwenden. i Spr. 17:15; 24:24.  |
i Spr. 17:15 Wie den goddeloze rechtvaardigt en den rechtvaardige verdoemt, zijn den HEERE een gruwel, ja, die beiden. Spr. 24:24 Die tot den goddeloze zegt: Gij zijt rechtvaardig; dien zullen de volken vervloeken, de natiën zullen hem gram zijn; |
24 Daarom, kgelijk de tong des vuurs den stoppel verteert, en het kaf door de vlam verdaan wordt, alzo zal hun wortel als een uittering wezen en hun bloem zal als stof opvaren, omdat zij verwerpen de wet van den HEERE der heirscharen en de rede van den Heilige Israëls versmaden. k Ex. 15:7. Jes. 9:18.  |
k Ex. 15:7 En door Uw grote hoogheid hebt Gij die tegen U opstonden, omgeworpen; Gij hebt Uw brandenden toorn uitgezonden, die hen verteerd heeft als een stoppel. Jes. 9:18 Vanwege de verbolgenheid des HEEREN der heirscharen zal het land verduisterd worden, en het volk zal zijn als een voedsel des vuurs; de een zal den ander niet verschonen. |
De hand des HEEREN uitgestrekt |
25 Daarom is de toorn des HEEREN ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft tegen hetzelve Zijn hand uitgestrekt en Hij heeft het geslagen, zodat de bergen hebben gebeefd, en hun dode lichamen zijn geworden lals drek in het midden der straten. Om mdit alles keert Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. l Jes. 10:6. m Jes. 9:11, 16, 20; 10:4.  |
l Jes. 10:6 Ik zal hem zenden tegen een huichelachtig volk en Ik zal hem bevel geven tegen het volk Mijner verbolgenheid, opdat hij den roof rove, en plundere de plundering, en stelle het ter vertreding gelijk het slijk der straten. m Jes. 9:11 De Syriërs van voren en de Filistijnen van achteren, dat zij Israël opeten met vollen mond. Om dit alles keert Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. Jes. 9:16 Daarom zal Zich de Heere niet verblijden over hun jongelingen, en hunner wezen en hunner weduwen zal Hij Zich niet ontfermen, want zij zijn altezamen huichelaars en boosdoeners, en alle mond spreekt dwaasheid. Om dit alles keert Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. Jes. 9:20 Manasse Efraïm, en Efraïm Manasse, en zij zullen tezamen tegen Juda zijn. Om dit alles keert Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. Jes. 10:4 Dat elkeen zich niet zou buigen onder de gevangenen en vallen onder de gedoden? Om dit alles keert Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. |
26 Want Hij zal een banier opwerpen onder de heidenen van verre, en Hij zal hen herwaarts
sissen van het einde der aarde; en zie, haastelijk, snellijk zullen zij aankomen. |
27 Geen moede en geen struikelende zal onder hen wezen; niemand zal sluimeren noch slapen, noch de gordel zijner lendenen ontbonden worden, noch de schoenriem zijner schoenen afgescheurd worden; |
28 Welker pijlen scherp zullen zijn, en al hun bogen gespannen; hunner paarden hoeven zullen als een rots geacht zijn, en hun raderen als een wervelwind. |
29 Hun gebrul zal zijn als van een ouden leeuw, en zij zullen brullen als de jonge leeuwen, en zij zullen briesen en den roof aangrijpen en wegvoeren; en er zal geen verlosser zijn. |
30 En zij zullen tegen hetzelve te dien dage bruisen als het bruisen der zee. Dan zal men nde aarde aanzien, maar zie, er zal duisternis en benauwdheid zijn, en het licht zal verduisterd worden in haar verwoestingen. n Jes. 8:22.  |
n Jes. 8:22 Als hij de aarde aanschouwen zal, zie, er zal benauwdheid en duisternis zijn; hij zal verduisterd zijn door angst en voortgedreven door donkerheid. |