Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De dwaasheid der afgoderij |
1 BEL is gekromd, Nebo wordt nedergebogen, hun afgoden zijn geworden voor de dieren en voor de beesten; uw opgeladen pakken zijn een last voor de vermoeide beesten. |
2 Tezamen zijn zij nedergebogen, zij zijn gekromd, zij hebben den last niet kunnen redden, maar zij zelven zijn in de gevangenis gegaan. |
3 Hoort naar Mij, o huis Jakobs, en het ganse overblijfsel van het huis Israëls, gij die van Mij gedragen zijt van den buik aan, en opgenomen van de baarmoeder af. |
4 En tot den ouderdom toe zal Ik Dezelfde zijn, ja, tot de grijsheid toe zal Ik ulieden
dragen; Ik heb het gedaan, en Ik zal u opnemen en Ik zal dragen en redden. |
5 aWien zoudt gijlieden Mij nabeelden en evengelijk maken, en Mij vergelijken, dat wij elkander gelijken zouden? a Jes. 40:18, 25.  |
a Jes. 40:18 Bij wien dan zult gij God vergelijken? Of wat gelijkenis zult gij op Hem toepassen? Jes. 40:25 Bij wien dan zult gijlieden Mij vergelijken, dien Ik gelijk zij? zegt de Heilige. |
6 Zij verkwisten het goud uit de beurs en wegen het zilver met de waag; zij huren een goudsmid, en die maakt het tot een god, zij knielen neder, ook buigen zij zich daarvoor. |
7 bZij nemen hem op den schouder, zij dragen hem en zetten hem aan zijn plaats; daar staat hij, hij wijkt van zijn plaats niet; ja, roept iemand tot hem, zo antwoordt hij niet, hij verlost hem niet uit zijn benauwdheid. b Jes. 45:20.  |
b Jes. 45:20 Verzamelt u en komt, treedt hier toe tezamen, gijlieden die van de heidenen ontkomen zijt. Zij weten niets, die hun houten gesneden beelden dragen, en een god aanbidden die niet verlossen kan. |
8 Gedenkt hieraan en houdt u kloekelijk, brengt het weder in het hart, o gij overtreders. |
9 Gedenkt der vorige dingen van oude tijden af, dat Ik God ben, cen er is geen God meer, en er is niet gelijk Ik; c Jes. 45:5, 14, 18, 21, 22; 48:12.  |
c Jes. 45:5 Ik ben de HEERE, en niemand meer, buiten Mij is er geen God; Ik zal u gorden, hoewel gij Mij niet kent; Jes. 45:14 Alzo zegt de HEERE: De arbeid der Egyptenaars en de koophandel der Moren en der Sabeeërs, der mannen van grote lengte, zullen tot u overkomen en zij zullen uwe zijn, zij zullen u navolgen, in boeien zullen zij overkomen; en zij zullen zich voor u buigen, zij zullen u smeken, zeggende: Gewisselijk, God is in u en er is anders geen God meer. Jes. 45:18 Want alzo zegt de HEERE, Die de hemelen geschapen heeft, die God Die de aarde geformeerd en Die haar gemaakt heeft; Hij heeft haar bevestigd, Hij heeft haar niet geschapen dat ze ledig zijn zou, maar heeft haar geformeerd opdat men daarin wonen zou: Ik ben de HEERE, en niemand meer. Jes. 45:21 Verkondigt en treedt hier toe, ja, beraadslaagt tezamen. Wie heeft dat laten horen van oudsher? Wie heeft dat van toen af verkondigd? Ben Ik het niet, de HEERE? En er is geen God meer behalve Ik, een rechtvaardig God en een Heiland, niemand is er dan Ik. Jes. 45:22 Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer. Jes. 48:12 Hoor naar Mij, o Jakob, en gij Israël, Mijn geroepene: Ik ben Dezelfde; Ik ben de Eerste, ook ben Ik de Laatste. |
10 Die van den beginne aan verkondig het einde, en vanouds af die dingen die nog niet geschied zijn; Die zeg: dMijn raad zal bestaan en Ik zal al Mijn welbehagen doen; d Ps. 33:11. Spr. 19:21; 21:30. Hebr. 6:17.  |
d Ps. 33:11 Maar de raad des HEEREN bestaat in eeuwigheid; de gedachten Zijns harten van geslacht tot geslacht. Spr. 19:21 In het hart des mans zijn vele gedachten, maar de raad des HEEREN, die zal bestaan. Spr. 21:30 Er is geen wijsheid en er is geen verstand en er is geen raad tegen den HEERE. Hebr. 6:17 Waarin God, willende den erfgenamen der beloftenis overvloediger bewijzen de onveranderlijkheid van Zijn raad, met een eed daar is tussengekomen; |
11 Die een roofvogel roep van het oosten, een man Mijns raads uit verren lande; ja, Ik heb het gesproken, Ik zal het ook doen komen; Ik heb het
geformeerd, Ik zal het ook doen. |
12 Hoort naar Mij, gij stijven van hart, gij die verre van de gerechtigheid zijt. |
13 Ik breng Mijn gerechtigheid nabij, zij zal niet verre wezen, en Mijn heil zal niet vertoeven; maar Ik zal heil geven in Sion, aan Israël Mijn heerlijkheid. |