Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 45 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Jesaja 45

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Profetie dat de koning Cyrus de stad Babel innemen en de Joden uit de gevangenis verlossen zou, vs. 1, enz. Bestraffing dergenen die tegen God murmureren, 9. Die almachtig is, 12. Hij belooft Cyrus Zijn bijstand, 13. Voorzegging van de bekering der heidenen, 14. Dreiging over de beeldenmakers, 16. En beeldenvereerders, 20. De heidenen worden geroepen en genodigd zich tot Christus te bekeren, 22. De Heere voorzegt dat Hij van alle volken zou bekend en geëerd worden, 23.
 
Kores Gods werktuig
1 ALZO zegt de HEERE 1tot 2Zijn gezalfde, 1tot Kores, wiens rechterhand Ik vat 3om de volken voor zijn aangezicht neder te werpen, en Ik zal 4de lendenen 5der koningen 6ontbinden; om 7voor zijn aangezicht de deuren te openen, en de poorten zullen niet gesloten worden:
1 . 1 Of: van.
2 Dat is, tot of van dien koning welken God heeft verkoren, gezalfd en verheven tot koning in Perzië en ook in Babylonië, opdat hij de Joden uit de Babylonische gevangenis verlossen zou.
3 De Chaldeeën en andere volken.
4 Dat is, den gordel, waarmede hun lendenen omgord zijn.
5 Van den koning van Babylonië, mitsgaders van andere koningen en vorsten die hem toegedaan zijn.
6 Dat is, Ik zal hen krachteloos en onweerbaar maken, benemende hun alle macht en middelen van zich tegen Kores te kunnen stellen. Zie Job 12 op vers 18. verwijsteksten
7 Dat is, alle steden en vastigheden, inzonderheid de stad Babel, zal hij innemen; zij zullen hem zulks niet kunnen verhinderen.
 
2 8Ik zal voor uw aangezicht gaan en Ik zal 9de kromme wegen recht maken; de koperen deuren zal Ik verbreken en de ijzeren grendelen zal Ik 10in stukken slaan.
8 Een aanspraak van God aan Kores.
9 Hebr. het hoekige, of de kromheden, dat is, Ik zal door Mijn kracht wegnemen alles wat u enigszins in den weg zou mogen liggen of hinderlijk zijn.
10 Of: afsnijden, afhouwen.
 
3 En Ik zal u geven 11de schatten die in de duisternissen zijn 12en de verborgen rijkdommen, opdat gij moogt weten dat Ik de HEERE ben, 13Die u bij uw naam roept, de God Israëls;
11 Hebr. de schatten der duisternissen, dat is, die in het duister verborgen liggen.
12 Hebr. de schatten der schuilplaatsen, dat is, die in hoeken en gaten verstopt zijn en verborgen liggen.
13 Dat is, Die u tot dit werk geroepen en verordineerd heb.
 
4 14Om Jakobs, Mijns knechts wil, en Israëls, Mijns uitverkorenen; ja, Ik riep u bij uw naam, 15Ik noemde u toe, 16hoewel gij Mij niet kendet.
14 Dat is, opdat gij de nakomelingen van Jakob uit de gevangenis verlost, of ontslaat, dat zij weder naar hun vaderland keren.
15 Dat is, Ik heb u volkomenlijk gekend, gelijk wij in onze taal zeggen: bij naam en toenaam.
16 Of: toen gij Mij niet kendet. Alzo ook vers 5. verwijsteksten
 
5 aIk ben de HEERE, en niemand meer, buiten Mij is er geen God; 17Ik zal u gorden, hoewel gij Mij niet kent;
a Deut. 4:35, 39; 32:39. Jes. 44:8. verwijsteksten
17 Dat is, Ik zal u sterkte geven in het strijden tegen de Babyloniërs. Zie Jes. 22 op vers 21. verwijsteksten
 
6 Opdat men wete van den opgang der zon en van den ondergang, 18dat er buiten Mij niets is: Ik ben de HEERE, en niemand meer.
18 Dat is, dat er behalve Mij geen God is, noch iets anders buiten Mij zijn of bestaan kan. Want in God zijn wij, wij leven en zweven in Hem. Anders: dat er niemand is, buiten of behalve Mij.
 
7 19Ik formeer het licht en schep 20de duisternis, Ik maak 21den vrede en schep 22bhet kwaad; Ik, de HEERE, doe al deze dingen.
19 Dat is, Ik ben het Die geluk en voorspoed den mensen doe overkomen. Licht voor vreugd en welstand. Zie Esth. 8:16 en de aant. aldaar. Zie ook Job 18 op vers 6. Ps. 27 op vers 1. verwijsteksten
20 Dat is, jammer en ellende. Zie Gen. 15, de aant. op vers 12. verwijsteksten
21 Vgl. Ps. 46:10. verwijsteksten
22 Dat is, de straffen en plagen. Zie Gen. 19 op vers 19. Amos 3 op vers 6. verwijsteksten
b Klgld. 3:38. Amos 3:6. verwijsteksten
 
8 Drupt, 23gij hemelen, van boven af, en dat de wolken vloeien 24van gerechtigheid; en de aarde opene zich, en dat allerlei 25heil uitwasse en gerechtigheid 26tezamen uitspruite; Ik, de HEERE, 27heb ze geschapen.
23 Wat God hier den hemel en de aarde beveelt, dat belooft Hij tegelijk Zijn volk te geven. (Eigenlijk te spreken, verstaan de aarde en hemel niet wat God hun beveelt.) God belooft Zijn volk dat Hij hen met de vreugd der verlossing uit Babylonië overvloediglijk zegenen en verzadigen zou.
24 De verlossing uit de Babylonische gevangenis is een werk der gerechtigheid Gods, zo ten aanzien van Zijn beloftenissen als ten aanzien dat het billijk is, dat het volk Gods verkwikking, de Babyloniërs straf ontvangen; en versta hierbij de geestelijke verlossing door Christus. En alzo meermaals in het volgende.
25 Dat is, verlossing Mijns volks.
26 Anders: en dat zij, te weten de wolken, heil voortbrengen en zij, te weten de aarde, ze doe uitspruiten met elkander.
27 Of: heb hem, te weten Kores, geschapen, dat is, daartoe geordineerd, te weten om Mijn volk uit de gevangenis te verlossen; of: heb het geschapen.
 
9 28Wee dien die met zijn 29Formeerder twist, gelijk een potscherf met aarden potscherven. cZal ook het leem tot zijn formeerder zeggen: Wat maakt gij? Of zal uw werk zeggen: 30Hij heeft geen handen?
28 Hier scheldt en bestraft de Heere degenen die daar murmureerden omdat Hij hen zo lang in de Babylonische gevangenis liet blijven, en daarentegen hun vijanden lustig en vrolijk liet zijn. Hij stelt hun voor ogen Zijn macht en hoogste vrijheid, die Hij over Zijn creaturen heeft. Hij zegt dat zulk hun murmureren is even alsof een potscherf met den pottenbakker wilde twisten, hetwelk niet betaamt; de ene potscherf mocht met de andere twisten als met haars gelijke, maar dat een mens, die maar als een potscherf is, met God zou twisten, dat betaamt gans niet. De volgende woorden worden ook aldus overgezet: dat een potscherf met aarden potscherven twiste. Of: alsof een potscherf met aarden potten twistte.
29 God heeft in den beginne Adam, en ons in hem, altemaal uit aarde geschapen.
c Jer. 18:6. Rom. 9:20. verwijsteksten
30 Te weten om iets wel te maken.
 
10 Wee dien die tot den vader zegt: Wat genereert gij? En 31tot de vrouw: Wat baart gij?
31 Te weten tot zijns vaders vrouw, dat is, tot zijn moeder.
 
11 Alzo zegt de HEERE, de Heilige Israëls en deszelfs Formeerder: 32Zij 33hebben Mij van toekomende dingen gevraagd; 34van Mijn kinderen, zoudt gij Mij van het werk Mijner handen bevel geven?
32 Te weten de goddelozen onder het volk en in het gemeen alle ongelovigen. Het zijn de woorden des Heeren.
33 Dit hebben zij gedaan met een onheilige stoutheid en onbeschaamdheid, als willende een proeve hebben van Mijn Goddelijke wetenschap.
34 Anders aldus: Vraagt gij Mij van toekomende dingen? Van Mijn kinderen?
 
12 35Ik heb de aarde gemaakt en Ik heb den mens daarop geschapen; Ik ben het, Mijn handen hebben de hemelen uitgebreid en Ik heb 36al hun heir bevel gegeven.
35 Alsof God zeide: Het zal Mij aan de macht niet ontbreken ulieden uit Babel te verlossen, dewijl Ik die almachtige God ben, Die den hemel en de aarde uit niet geschapen heeft.
36 Te weten de zon, maan, sterren. Zie Gen. 2:1. verwijsteksten
 
13 Ik heb 37hem 38verwekt in gerechtigheid en 39al zijn wegen zal Ik recht maken; 40hij zal 41Mijn stad dbouwen en hij zal 42Mijn gevangenen 43loslaten, 44niet voor prijs, noch voor geschenk, zegt de HEERE der heirscharen.
37 Te weten Kores, Mijn gezalfde, vers 1. verwijsteksten
38 Te weten om Mijn volk uit Babel te verlossen.
39 Te weten die hij tegen de Babyloniërs trekken zal. De zin is: Ik zal hem in zijn aanslagen geluk en goeden voorspoed geven.
40 Te weten Kores. Zie Dan. 9:25. verwijsteksten
41 Te weten Jeruzalem, die Ik Mij uitverkoren heb om daarin te wonen. Zie Jes. 31:9. verwijsteksten
d 2 Kron. 36:22. Ezra 1:1. Jes. 44:28. verwijsteksten
42 De Joden, die Mijn volk zijn, onaangezien zij in Babylonië gevangen zijn. Hebr. Mijn gevangenis.
43 Te weten om naar Judea, hun vaderland, te trekken.
44 Maar om niet, uit milddadigheid, om Mijnentwil, Die hem zulk een treffelijke victorie tegen de Babyloniërs geven zal. Zie Jes. 52:3. verwijsteksten
 
14 Alzo zegt de HEERE: 45De arbeid der Egyptenaars en 46de koophandel der Moren en der Sabeeërs, 47der mannen van grote lengte, zullen 48tot u overkomen en 49zij zullen uwe zijn, zij zullen u navolgen, 50in boeien zullen zij overkomen; en zij zullen zich voor u buigen, zij zullen u smeken, zeggende: 51Gewisselijk, God is in u en eer is anders geen God meer.
45 Dat is, de rijkdom dien de Egyptenaars met hun arbeid gewonnen en vergaderd hebben.
46 Dat is, het geld dat zij met koophandel gewonnen hebben.
47 Hebr. mannen van maat, dat is, grote sterke mannen. Zie Num. 13:32. verwijsteksten
48 O Jeruzalem, dat is, tot u, Mijn volk, te weten nadat zij de christelijke religie zullen hebben aangenomen.
49 Te weten die volken.
50 Overwonnen zijnde niet met zwaard of spies, of met uiterlijk geweld, maar door de kracht der hemelse waarheid en des Heiligen Geestes in hun consciënties overtuigd zijnde.
51 Anders: God is alleen bij u, of in u, o gij stad Gods. Versta hier vooreerst Jeruzalem, daarna de christelijke kerk.
e vers 5. verwijsteksten
 
De Verborgene openbaart Zich
15 52Voorwaar, Gij zijt een God 53Die Zich verborgen houdt, de God Israëls, de Heiland.
52 Dit zijn woorden van den profeet.
53 Dat is, Die onzichtbaar en onbegrijpelijk zijt, en tot Welken men niet komen kan, als wonende in een ongenaakbaar licht; en Die voor de heidenen verborgen hebt gehouden het geheim der verlossing, hetwelk de Messias den Joden en heidenen zou aanbrengen, en voorts Die U als verborgen houdt, dewijl Gij Uw kerk laat aanvechten, niet opstaande noch U vertonende tot verlossing derzelve vóór den bestemden tijd.
 
16 54Zij zullen beschaamd en ook tot schande worden, zij allen; tezamen zullen zij met schande heengaan fdie 55de afgoden maken.
54 Te weten al de beeldenmakers en de afgodendienaars.
f Jes. 44:11. verwijsteksten
55 Hebr. dat is, pijnen, smarten, benauwdheden, zulks brengen de afgoden hun dienaren aan. Vgl. 1 Sam. 31 op vers 9. 2 Sam. 5 op vers 21. verwijsteksten
 
17 Maar 56Israël 57wordt verlost door den HEERE 58met een eeuwige verlossing; 59gijlieden zult niet beschaamd noch tot schande worden 60tot in alle eeuwigheden.
56 Dat is, de ware kerke Gods.
57 Of: is behouden, dat is, zal behouden worden.
58 Hebr. met een verlossing of behoudenis der eeuwigheden.
59 Te weten gij Israëlieten, Mijn volk, alle gelovigen, zij zijn Joden of heidenen.
60 Hebr. tot in eeuwigheden der eeuwigheid.
 
18 Want alzo zegt de HEERE, gDie de hemelen geschapen heeft, die God Die de aarde geformeerd en Die haar gemaakt heeft; Hij heeft haar bevestigd, Hij heeft haar niet geschapen 61dat ze ledig zijn zou, maar heeft haar geformeerd 62opdat men daarin wonen zou: hIk ben de HEERE, en niemand meer.
g Jes. 42:5. verwijsteksten
61 Hebr. ledigheid, of: ijdelheid.
62 En inzonderheid mede te dien einde, opdat Hij Zich uit de mensen op aarde een kerk verzamele, in dewelke Hij bekend en beleden worde.
h vss. 5, 14. verwijsteksten
 
19 63Ik heb iniet in het verborgene gesproken, in een donkere plaats der aarde; Ik heb tot het zaad Jakobs niet gezegd: 64Zoekt Mij tevergeefs. Ik ben de HEERE, 65Die gerechtigheid spreekt, Die rechtmatige dingen verkondigt.
63 Dat is, de beloften die Ik ulieden gedaan heb, zijn klaar, derhalve hebt gij geen oorzaak om aan dezelve te twijfelen. Anderen menen dat de profeet hier ziet op de verkondiging der wet Gods door Mozes, Exodus 19. verwijsteksten
i Deut. 30:11. verwijsteksten
64 Anders: Zoekt Mij alsof Ik een nietig ding ware. Hebr. met ledigheid of ijdelheid.
65 Gods Woord is een regel van alle gerechtigheid, en al wat Hij Zijn volk belooft, gaat zeker en vast.
 
20 Verzamelt u en komt, treedt 66hier toe tezamen, 67gijlieden die van de heidenen ontkomen zijt. kZij weten niets, die 68hun houten gesneden beelden dragen, en een god aanbidden die niet verlossen kan.
66 Te weten tot de gemeente Gods.
67 Hebr. gij ontkomenen der heidenen.
k Jes. 44:18, 19. verwijsteksten
68 Gelijk in de processies geschiedt. Hebr. het hout van het gesneden beeld.
 
21 69Verkondigt en 70treedt hier toe, ja, 71beraadslaagt tezamen. Wie heeft dat laten horen 72van oudsher? Wie heeft 73dat lvan toen af verkondigd? mBen Ik het niet, de HEERE? En er is geen God meer behalve Ik, een rechtvaardig God en een Heiland, niemand is er dan Ik.
69 Zegt elkander aan, wat gij van de grote daden des Heeren en van Zijn waarheid in Zijn beloften bevonden hebt.
70 Te weten tot de gemeente Gods.
71 Te weten hoe gijlieden elkander tot de gemeente Gods zult brengen.
72 Te weten van dien tijd af, toen Zich de Heere aan Zijn kerk heeft geopenbaard; hetzij dat wij dit nemen van de verkondiging der wet, hetzij dat men het duidt op het verbond dat God met Abraham heeft opgericht, of met ons aller vader Adam in het paradijs.
73 Te weten hetgeen in de voorgaande aant. is vermeld, en voorts dat Christus den gelovigen de zaligheid zou toebrengen, welke door de verlossing uit de Babylonische gevangenis is voorgebeeld geweest.
l Jes. 41:22, 26, 27; 43:9, 10. verwijsteksten
m vss. 5, 14, 18. verwijsteksten
 
22 74Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, 75alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer.
74 Of: Ziet Mij aan.
75 Dat is, gijlieden allen die aan de einden der aarde woont.
 
23 Ik heb gezworen bij Mijzelven, er is een woord 76der gerechtigheid uit Mijn mond gegaan en 77het zal niet wederkeren: dat n78Mij 79alle knie zal gebogen worden, 80alle tong Mij zal zweren.
76 Of: in gerechtigheid, dat is, in trouw en geloof, dat is, een woord dat zeker, vast en onfeilbaar is.
77 Dat is, het zal niet wederroepen worden.
n Rom. 14:11. Filipp. 2:10. verwijsteksten
78 Dat is, tot Mijn eer, Rom. 14:11. Filipp. 2:10. verwijsteksten
79 De zin is: Alle volken en natiën zullen door den Messias tot de ware kennis Gods beroepen en velen daartoe gebracht worden.
80 Dat is, alle natiën zullen Mij kennen en belijden, dat is, God eren en belijden, als men in het gericht oprechtelijk bij Zijn Naam zweert.
 
24 81Men zal van Mij zeggen: Gewisselijk, 82in den HEERE zijn 83gerechtigheden en 84sterkte; 85tot Hem zal men komen; maar 86zij zullen beschaamd worden, oallen die tegen Hem ontstoken zijn.
81 Te weten een iegelijk der gelovigen. Of aldus: Gewisselijk, in den Heere (zal men zeggen) heb ik gerechtigheid en sterkte.
82 Dat is, de Heere heeft deze goederen in Zichzelven, en Hij geeft ze Zijn uitverkorenen.
83 Of: alle of volkomen gerechtigheid.
84 Te weten om Zijn kerk te bewaren en in de gerechtigheid te behouden.
85 Of: voor Hem, te weten voor Zijn rechterstoel, om te ontvangen loon naar werken, Rom. 14:10, 11, 12. verwijsteksten
86 Te weten alle goddelozen, die tegen Hem murmureren en met toorn ontstoken zijn, of ontstoken worden, of die tegen Hem opstaan.
o Jes. 41:11. verwijsteksten
 
25 Maar 87in den HEERE zullen gerechtvaardigd worden en zich beroemen 88het ganse zaad Israëls.
87 Te weten door den Heere Christus, Die onze Gerechtigheid is voor God.
88 Al de kinderen Israëls, te weten de geestelijke kinderen Israëls, dat is, de gelovigen uit de Joden en heidenen. Zie Jes. 44:5. verwijsteksten

Einde Jesaja 45