Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Niet Egypte, maar God verlost |
1 WEE dengenen die in Egypte om hulp aftrekken, en steunen aop paarden, en vertrouwen op wagens, omdat er vele zijn, en op ruiters, omdat die zeer machtig zijn; en zien niet op den Heilige Israëls en zoeken den HEERE niet. a Ps. 20:8. Jer. 17:5.  |
a Ps. 20:8 Dezen vermelden van wagens en die van paarden, maar wij zullen vermelden van den Naam des HEEREN onzes Gods. Jer. 17:5 Zo zegt de HEERE: Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt en vlees tot zijn arm stelt, en wiens hart van den HEERE afwijkt. |
2 Nochtans is Hij ook wijs, en Hij doet het kwaad komen en trekt Zijn woorden niet terug; maar Hij zal Zich opmaken tegen het huis der boosdoeners en tegen de hulp dergenen die ongerechtigheid werken. |
3 Want de Egyptenaars zijn mensen en geen God, en hun paarden zijn vlees en geen geest; en de HEERE zal Zijn hand uitstrekken, dat de helper struikelen zal, en die geholpen wordt, zal nedervallen, en zij zullen altezamen tenietkomen. |
4 Want alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Gelijk als een leeuw en een jonge leeuw over zijn roof brult, wanneer schoon een volle menigte der herders samengeroepen wordt tegen hem, verschrikt hij voor hun stem niet en vernedert zich niet vanwege hun veelheid; alzo zal de HEERE der heirscharen nederdalen om te strijden voor den berg Sions en voor haar heuvel. |
5 bGelijk vliegende vogels, alzo zal de HEERE der heirscharen Jeruzalem beschutten, beschuttende zal Hij haar ook verlossen, doorgaande zal Hij haar ook uithelpen. b Deut. 32:11.  |
b Deut. 32:11 Gelijk een arend zijn nest opwekt, over zijn jongen zweeft, zijn vleugelen uitbreidt, ze neemt en ze draagt op zijn vlerken, |
6 Bekeert u tot Hem
van Denwelken de kinderen Israëls diep afgeweken zijn. |
7 Want te cdien dage zullen zij verwerpen eenieder zijn zilveren afgoden en
zijn gouden afgoden, welke u uw handen tot zonde gemaakt hadden. c Jes. 2:20.  |
c Jes. 2:20 In dien dag zal de mens zijn zilveren afgoden en zijn gouden afgoden, welke zij zich gemaakt hadden om zich daarvoor neder te buigen, wegwerpen voor de mollen en de vledermuizen; |
8 En Assur zal vallen door het zwaard, niet eens mans, en het zwaard, niet eens mensen, zal hem verteren; en hij zal voor het zwaard vlieden, en zijn jongelingen zullen versmelten. |
9 En dhij zal van vrees doorgaan naar zijn rotssteen, en zijn vorsten zullen voor de banier verschrikken, spreekt de HEERE, Die te Sion vuur en te Jeruzalem een oven heeft. d 2 Kon. 19:36, 37.  |
d 2 Kon. 19:36 Zo vertrok Sanherib, de koning van Assyrië, en toog heen en keerde weder; en hij bleef te Ninevé. 2 Kon. 19:37 Het geschiedde nu als hij in het huis van Nisroch, zijn god, zich nederboog, dat Adrammélech en Sarézer, zijn zonen, hem met het zwaard versloegen, doch zij ontkwamen in het land van Ararát; en Esar-Haddon, zijn zoon, werd koning in zijn plaats. |