Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Wee over Jeruzalem |
1 WEE Ariël, Ariël, de stad waarin David gelegerd heeft; doet jaar tot jaar, laat hen feestoffers slachten. |
2 Evenwel zal Ik Ariël beangstigen, en er zal treuring en droefheid wezen, en die stad
zal Mij gelijk Ariël zijn. |
3 Want aIk zal een leger in het rond om u slaan, en Ik zal u belegeren met bolwerken en Ik zal vestingen tegen u opwerpen. a Jer. 6:3. Ez. 17:17.  |
a Jer. 6:3 Maar er zullen herders tot haar komen met hun kudden; zij zullen tenten rondom tegen haar opslaan, zij zullen een iegelijk zijn ruimte afweiden. Ez. 17:17 Ook zal Farao door een groot heir en door menigte van krijgsvergadering met hem in oorlog niets uitrichten, als men een wal zal opwerpen en als men sterkten bouwen zal, om vele zielen uit te roeien. |
4 Dan zult gij vernederd worden, gij zult uit de aarde spreken, en buw spraak zal uit het stof zachtkens voortkomen; en uw stem zal zijn uit de aarde als van een tovenaar, en uw spraak zal uit het stof piepen. b Jes. 8:19.  |
b Jes. 8:19 Wanneer zij dan tot ulieden zeggen zullen: Vraagt den waarzeggers en duivelskunstenaars, die daar piepen en binnensmonds mompelen, zo zegt: Zal niet een volk zijn God vragen? Zal men voor de levenden den doden vragen? |
5 En de menigte uwer vreemde soldaten
zal zijn gelijk dun stof, en de menigte der tirannen cals voorbijvliegend kaf; en dhet zal in een ogenblik haastelijk geschieden. c Job 21:18. Ps. 1:4; 35:5. Jes. 17:13. d Jes. 30:13.  |
c Job 21:18 Dat zij gelijk stro worden voor den wind, en gelijk kaf dat de wervelwind wegsteelt? Ps. 1:4 Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf dat de wind heendrijft. Ps. 35:5 Laat hen worden als kaf voor den wind, en de engel des HEEREN drijve hen weg. Jes. 17:13 De natiën zullen wel ruisen gelijk grote wateren ruisen, doch Hij zal hem schelden, zo zal hij ver wegvlieden; ja, hij zal gejaagd worden als het kaf der bergen van den wind, en gelijk een kloot van den wervelwind. d Jes. 30:13 Daarom zal ulieden deze misdaad zijn gelijk een vallende scheur, uitwaarts gebogen in een hogen muur, welks breuk haastelijk, in een ogenblik komen zal. |
6 Gij zult van den HEERE der heirscharen bezocht worden met donder en met aardbeving en groot geluid; met wervelwind en onweder en de vlam eens verterenden vuurs. |
7 En gelijk de droom van een nachtgezicht is, alzo zal de veelheid aller heidenen zijn die tegen Ariël strijden zullen; zelfs allen die tegen haar en haar vestingen strijden en haar beangstigen zullen. |
8 Het zal alzo zijn, gelijk wanneer een hongerige droomt, en zie, hij eet, maar als hij ontwaakt, zo is zijn ziel ledig; of,
gelijk als wanneer een dorstige droomt, en zie, hij drinkt, maar als hij ontwaakt, zie, zo is hij nog mat en zijn ziel is begerig; alzo zal de menigte aller heidenen zijn die tegen den berg Sion krijgen. |
9 Zij vertoeven, daarom verwondert u; zij zijn vrolijk, derhalve roept, gijlieden; zij zijn dronken, maar niet van wijn; zij waggelen, maar niet van sterken drank. |
10 Want de HEERE heeft over ulieden uitgegoten eeen geest des diepen slaaps, en Hij heeft uw ogen toegesloten; de profeten en uw hoofden en
de zieners heeft Hij verblind. e Rom. 11:8.  |
e Rom. 11:8 (Gelijk geschreven is: God heeft hun gegeven een geest des diepen slaaps; ogen om niet te zien, en oren om niet te horen), tot op den huidigen dag. |
11 Daarom is ulieden alle gezicht geworden als de woorden van een verzegeld boek, hetwelk men geeft aan een die lezen kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet, want het is verzegeld. |
12 Of men geeft het boek aan een die niet lezen kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet lezen. |
13 Want de Heere heeft gezegd: fDaarom dat dit volk tot Mij nadert met zijn mond en zij Mij met hun lippen eren, doch hun hart verre van Mij doen; en hun vreze, waarmede zij Mij vrezen, mensengeboden zijn, die hun geleerd zijn; f Matth. 15:8. Mark. 7:6.  |
f Matth. 15:8 Dit volk genaakt Mij met hun mond en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij; Mark. 7:6 Maar Hij antwoordde en zeide tot hen: Wel heeft Jesaja van u, geveinsden, geprofeteerd, gelijk geschreven is: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij; |
14 Daarom, zie, Ik zal voorts wonderlijk handelen met dit volk, wonderlijk en wonderbaarlijk; gwant de wijsheid zijner wijzen zal vergaan en het verstand zijner verstandigen zal zich verbergen. g Jer. 49:7. Obadja vs. 8. Matth. 11:25. 1 Kor. 1:19.  |
g Jer. 49:7 Tegen Edom zegt de HEERE der heirscharen alzo: Is er dan geen wijsheid meer te Theman? Is de raad vergaan van de verstandigen? Is hunlieder wijsheid onnut geworden? Obadja vs. 8 Zal het niet te dien dage zijn, spreekt de HEERE, dat Ik de wijzen uit Edom en het verstand uit Ezaus gebergte zal doen vergaan? Matth. 11:25 In dienzelven tijd antwoordde Jezus en zeide: Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard. 1 Kor. 1:19 Want er is geschreven: Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan, en het verstand der verstandigen zal Ik tenietmaken. |
15 Wee dengenen die zich diep versteken willen voor den HEERE, hun raad verbergende; en welker werken in duisterheid geschieden, en zij zeggen: hWie ziet ons en wie kent ons? h Ps. 94:7.  |
h Ps. 94:7 En zeggen: De HEERE ziet het niet, en de God Jakobs merkt het niet. |
16 Ulieder omkeren is alsof de pottenbakker geacht werd als leem, idat het maaksel zeide van zijn maker: Hij heeft mij niet gemaakt; en het geformeerde vat van zijn pottenbakker zeide: Hij verstaat het niet. i Jes. 45:9.  |
i Jes. 45:9 Wee dien die met zijn Formeerder twist, gelijk een potscherf met aarden potscherven. Zal ook het leem tot zijn formeerder zeggen: Wat maakt gij? Of zal uw werk zeggen: Hij heeft geen handen? |
Een heerlijke toekomst |
17 Is het niet nog om een klein weinig, dat de Libanon in een vruchtbaar veld zal veranderd worden, en
het vruchtbare veld voor een woud geacht zal worden? |
18 En te dien dage zullen kde doven horen de woorden des Boeks; en de ogen der blinden, zijnde uit de donkerheid en uit de duisternis, zullen zien. k Matth. 11:5.  |
k Matth. 11:5 De blinden worden ziende en de kreupelen wandelen, de melaatsen worden gereinigd en de doven horen, de doden worden opgewekt en den armen wordt het Evangelie verkondigd. |
19 En de zachtmoedigen zullen vreugde op vreugde hebben in den HEERE; en de behoeftigen onder de mensen zullen zich in den Heilige Israëls verheugen; |
20 Wanneer de tiran een einde zal hebben, en het met den bespotter uit zal zijn, en allen die tot ongerechtigheid waken, uitgeroeid zullen zijn; |
21 Die een mens schuldig maken om een woord, en leggen dien strikken, die hen bestraft in de poort; en die den rechtvaardige verdrijven in het woeste. |
22 Daarom zegt de HEERE, Die Abraham verlost heeft, tot het huis Jakobs alzo: Jakob zal nu niet meer beschaamd worden, en nu zal zijn aangezicht niet meer
bleek worden; |
23 Want als hij zijn kinderen, het werk Mijner handen, zien zal in het midden van hem, zullen zij Mijn Naam heiligen; en zij zullen den Heilige Jakobs heiligen, en den God Israëls vrezen. |
24 En die dwalende van geest zijn, zullen tot verstand komen, en de murmureerders zullen de lering aannemen. |