Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 29 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Jesaja 29

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Profetie van de belegering en verstoring van den tempel en de stad van Jeruzalem, vs. 1. Der Joden ellendige staat, 3, enz. Hunner vijanden onverzadelijke toorn wordt door twee gelijkenissen afgebeeld, 7, 8. Vanwege der Joden verstoktheid en verblindheid, 9, enz. Dreiging dat zij verstoten zullen worden vanwege hun huichelarij, 14, enz. Belofte van de bekering, zo der heidenen als der Joden, 17, 22, enz. Dreiging over de tirannen en spotters, 20, 21.
 
Wee over Jeruzalem
1 WEE 1Ariël, Ariël, 2de stad waarin David 3gelegerd heeft; 4doet jaar tot jaar, 5laat hen 6feestoffers slachten.1 Ariël betekent zoveel als een sterke leeuw, of een leeuw Gods, als Ez. 43:15, 16. Maar hier moet men door Ariël verstaan het brandofferaltaar in den tempel te Jeruzalem, ja, ook den tempel zelven. Het altaar nu wordt een leeuw Gods genoemd, omdat het dagelijks door het vuur dat van den hemel gekomen was, veel vee verslond als een sterke leeuw. verwijsteksten
2 Dat is, de stad Davids, namelijk het bovenkwartier der stad van Jeruzalem, waar zich David met zijn hofgezin onthield; gelijk ook naderhand andere koningen in Juda gedaan hebben. Doch onder den naam van Davids stad wordt hier de gehele stad van Jeruzalem verstaan, als elders meer.
3 Dat is, verbleven, zijn hof in gehouden heeft.
4 Dit is een apostrof of aanspraak aan de Joden. De zin is: Houdt jaarlijks uw feestdagen.
5 Te weten de priesters en Levieten.
6 Of: den feestoffers den kop afhouwen, of: de feestoffers kelen, of: de keel afsteken. Zie Ex. 23:18. Ps. 118, de aant. op vers 27. De profeet berispt de dwaasheid dergenen die zichzelven inbeeldden dat zij zich genoegzaam kweten voor God, als zij maar uiterlijk den godsdienst oefenden met offeranden te doen, enz., menende dat zij slechts zulks doende, altoos ongestraft zouden blijven, omdat het ene jaar voor, het andere jaar na, verlopen was, en zij nog al ongestraft bleven heengaan. Zie 2 Petr. 3:4. verwijsteksten
2 7Evenwel 8zal Ik Ariël beangstigen, en 9er zal treuring en droefheid wezen, 10en die stad 11zal Mij gelijk Ariël zijn.7 Alsof Hij zeide: Het is tevergeefs dat gij Mij met uiterlijke ceremoniën meent te verzoenen. Vgl. Jes. 1:11. verwijsteksten
8 Dat is, Ik zal het brandofferaltaar doen verwoesten; ja, ook den tempel.
9 Te weten bij de Joden, vanwege het verbreken van het brandofferaltaar.
10 Hebr. en zij zal Mij gelijk Ariël zijn, te weten die stad van Jeruzalem.
11 Dat is, Ik zal ze ook beangstigen, latende dezelve door de Babyloniërs verstoren en verwoesten; of: gelijk in den tempel voor het altaar dode beesten liggen, die geslacht waren om geofferd te worden, alzo zullen er ook in en omtrent de stad vele dode lichamen der verslagen Joden liggen.
3 Want aIk zal 12een leger 13in het rond 14om u slaan, en Ik zal u belegeren 15met bolwerken en Ik zal vestingen 16tegen u opwerpen.a Jer. 6:3. Ez. 17:17. verwijsteksten
12 Te weten het leger der Babyloniërs.
13 Hebr. met of als met een bal, dat is, balsgewijze, rondom heen in het rond.
14 Rondom u, o Jeruzalem.
15 Eigenlijk: met opstaande of verheven werken. Anders: katten.
16 Of: rondom u.
4 Dan zult 17gij vernederd worden, gij zult uit de aarde spreken, en buw spraak zal uit het stof 18zachtkens voortkomen; en uw stem zal zijn uit de aarde 19als van een tovenaar, en uw spraak zal uit het stof piepen.17 O stad van Jeruzalem, dat is, gij inwoners van Jeruzalem.
b Jes. 8:19. verwijsteksten
18 Stil, nederig, zwakkelijk, of: uw spraak zal diep en nederig zijn, gelijk dergenen die in een put of gracht liggen. De zin is: Gij zult tot zulk een ellendigen staat gebracht worden, dat gij nauwelijks zult durven spreken of uw mond openen om u te beklagen. Anders: zal lager zijn dan het stof.
19 Of: van een tovergeest, waarzeggenden geest. De tovenaars en die vanwege den duivel dengenen die hun om raad vragen, antwoorden, zijn gewoon denzelven stillekens en onverstaanbaar te antwoorden, met een duistere verwarde stem, als uit een rommelende aarde voortkomende. Zie Lev. 19 op vers 31. Jes. 8 op vers 19. verwijsteksten
5 En 20de menigte uwer vreemde soldaten 21zal zijn gelijk dun stof, en de menigte 22der tirannen cals voorbijvliegend kaf; en dhet zal in een ogenblik haastelijk geschieden.20 Deze woorden kan men in tweeërlei zin nemen. Vooreerst aldus, dat men hier de woorden van den profeet verstaat van het vreemde krijgsvolk dat tegen de Joden komen zou. Anderszins van de vreemde soldaten die de Joden gehuurd zouden hebben tot hun hulp.
21 Dat is, naar de mening dergenen die dit verstaan van de vijanden der Joden, in zo groten getale als het dunne vliegende stof; maar naar den zin van de anderen: Het zal gans niets te beduiden hebben, zij zullen verstuiven en tenietkomen.
22 Of: der schrikkelijken.
c Job 21:18. Ps. 1:4; 35:5. Jes. 17:13. verwijsteksten
d Jes. 30:13. verwijsteksten
6 Gij zult van den HEERE der heirscharen bezocht worden 23met donder en met aardbeving en 24groot geluid; met wervelwind en onweder en 25de vlam eens verterenden vuurs.23 Dat is, met schrikkelijke bestorming en overval des vijands, te weten der Babyloniërs, die alles zullen verwoesten en verderven. Men kan het ook wel naar de letter verstaan.
24 Dat is, met een groot krijgsgeschrei en alarm.
25 Te weten der tegenheden en plagen. Zie Job 15 op vers 30. verwijsteksten
7 En 26gelijk de droom van een nachtgezicht is, alzo zal de veelheid aller heidenen zijn die tegen 27Ariël strijden zullen; zelfs allen die 28tegen haar en haar vestingen strijden en haar beangstigen zullen.26 De zin is: Het zal den vijanden die u benauwen zullen, gaan gelijk of zij van een nachtgezicht droomden. Zie vers 8. Ps. 73 op vers 20. verwijsteksten
27 Zie vers 1. verwijsteksten
28 Te weten tegen Jeruzalem.
8 Het zal alzo zijn, 29gelijk wanneer een hongerige droomt, 30en zie, hij eet, maar als hij ontwaakt, zo is 31zijn ziel ledig; of, 29gelijk als wanneer een dorstige droomt, en zie, hij drinkt, maar als hij ontwaakt, zie, zo is hij nog 32mat en 31zijn ziel is begerig; alzo zal de menigte aller heidenen zijn die 33tegen den berg Sion krijgen.29 . 29 De zin is: Zij zullen niet kunnen verzadigd worden van de gruwelijke stukken die zij aan ulieden zullen bedrijven, maar zij zullen nog al begerig zijn om nog gruwelijker boosheden aan ulieden te oefenen, als nog niet genoegzaam hun moed aan ulieden gekoeld hebbende; al de tirannie die zij tevoren gepleegd hebben, zal maar zijn als een droom, vergeleken zijnde bij hetgeen dat zij u nog menen te doen.
30 Hebr. dat zie, hij eet, maar als hij ontwaakt. Alzo straks weder.
31 . 31 Dat is, hij zelf; eigenlijk te spreken: zijn lichaam. Alzo wordt ziel voor lichaam genomen Ps. 16:10. verwijsteksten
32 Of: laf, dat is, dorstig. Zie Ps. 63 op vers 2. Jes. 32:2. verwijsteksten
33 Dat is, tegen Jeruzalem.
9 34Zij 35vertoeven, daarom verwondert 36u; 37zij zijn vrolijk, derhalve 38roept, gijlieden; 39zij 40zijn dronken, maar 41niet van wijn; zij waggelen, maar niet van sterken drank.34 Te weten de goddeloze Joden.
35 Te weten van de woorden der profeten te geloven en van hun leven te beteren.
36 Gij vromen en godzaligen.
37 Dat is, zij begeven zich tot alle wellusten.
38 Te weten tot den Heere, dat Hij u genadig zij.
39 Te weten de goddeloze Joden.
40 De zin is: Zij zijn zo partijdig alsof zij van al hun verstand, wijsheid en voorzichtigheid beroofd waren, niet willende den raad der profeten aannemen noch volgen.
41 Maar van een tuimelgeest, die hun het verstand heeft verblind.
10 Want de HEERE heeft over 42ulieden 43uitgegoten 44eeen geest des diepen slaaps, en Hij heeft 45uw ogen toegesloten; 46de profeten en 47uw hoofden en 48de zieners heeft Hij 49verblind.42 O gij goddeloze Joden.
43 Hebr. gemengd.
44 Zodat gij het niet gevoelt noch acht, ofschoon men u lang en veel dreigt en preekt.
e Rom. 11:8. verwijsteksten
45 Te weten de ogen uws verstands.
46 Namelijk de valse profeten.
47 Dat is, uw regenten.
48 Zie 1 Sam. 9 op vers 9. verwijsteksten
49 Hebr. bedekt, te weten met duisternis, dat is, met blindheid des gemoeds. Vgl. Jes. 25:7. verwijsteksten
11 Daarom is ulieden 50alle gezicht geworden 51als de woorden van een verzegeld boek, hetwelk men geeft aan een 52die lezen kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet, want het is verzegeld.50 Dat is, al de voorzeggingen en profetieën der ware profeten, die God tot ulieden zendt, of: het gezicht van alles.
51 Dat is, verborgen, onbekend. Zie Jes. 8 op vers 16. verwijsteksten
52 Hebr. die letters, of schrift, of een boek kent. De zin van dit 11de en het 12de vers is, dat noch de geleerden, noch de ongeleerden, de voorzeggingen Gods, door de profeten verkondigd, verstaan zouden.
12 Of men geeft het boek aan een die niet lezen kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet lezen.
13 Want de Heere heeft gezegd: 53fDaarom dat dit volk tot Mij nadert met zijn mond en zij Mij met hun lippen eren, doch hun hart verre van Mij doen; en 54hun vreze, waarmede zij Mij 55vrezen, mensengeboden zijn, die hun geleerd zijn;53 Dusdanigen waren ten tijde van Christus de farizeeën en schriftgeleerden, ja, ook verre het grootste deel des volks. Daarom past Christus deze spreuk op hen, Matth. 15:8. Mark. 7:6. verwijsteksten
f Matth. 15:8. Mark. 7:6. verwijsteksten
54 Hebr. hun vreze aan of tot Mij.
55 Dat is, dienen.
14 Daarom, zie, 56Ik zal voorts wonderlijk handelen met dit volk, wonderlijk en wonderbaarlijk; gwant de wijsheid zijner wijzen zal vergaan en het verstand zijner verstandigen 57zal zich verbergen.56 Of: zo zal Ik ook voortvaren met dit volk wonderbaarlijk om te gaan.
g Jer. 49:7. Obadja vs. 8. Matth. 11:25. 1 Kor. 1:19. verwijsteksten
57 Dat is, het zal hun niet te stade komen.
15 Wee dengenen 58die zich diep versteken willen voor den HEERE, hun raad verbergende; en welker werken in duisterheid geschieden, en zij zeggen: hWie ziet ons en wie kent ons?58 Dat is, die menen dat God hen niet ziet, maar dat hun praktijken voor Hem verborgen zijn. Of aldus: die den raad diep verbergen voor den Heere.
h Ps. 94:7. verwijsteksten
16 59Ulieder omkeren is alsof de pottenbakker geacht werd als leem, idat het maaksel zeide van zijn maker: Hij heeft mij niet gemaakt; en het geformeerde vat van zijn pottenbakker zeide: Hij verstaat het niet.59 Te weten, dat gij de natuur der zaken verkeert, willende, als men zegt, den meester spelen boven God, daar gij toch Zijn schepsel zijt. Anders: O uw verkeerdheid! Zal de pottenbakker het leem gelijk geacht worden? Te weten hetwelk niets doet en niets verstaat. Indien het leem loochent dat het van den pottenbakker geformeerd is en dat hij iets verstaat, zo wordt de pottenbakker geacht als leem. De zin is: Aangaande dat gijlieden zulke opinie hebt van uw behendigheid en subtielheid, alsof gij God den Heere zoudt kunnen bedriegen en Zijn voornemen zoudt kunnen verhinderen, is dat niet zo wijd buiten rede, alsof het leem zich verhief tegen den pottenbakker, om tegen hem te disputeren en hem te berispen dat hij zijn werk niet wel gemaakt heeft?
i Jes. 45:9. verwijsteksten
 
Een heerlijke toekomst
17 Is het niet nog om een klein weinig, 60dat de Libanon 61in een vruchtbaar veld zal veranderd worden, en 61het vruchtbare veld voor een woud geacht zal worden?60 De zin is: Onvruchtbare plaatsen zullen vruchtbaar worden. En daarentegen, enz. De geestelijke zin is: De wilde woeste harten der uitverkoren heidenen zullen ten tijde van Christus vruchtbaar worden, dat is, zij zullen door den Heiligen Geest wedergeboren worden; en daarentegen de harten der goddeloze Joden, die vanwege hun hypocrisie schijnen vruchtbaar te zijn, zullen verstokken en verwilderen.
61 . 61 Of: karmel. Zie de aantt. 2 Kon. 19:23. Jer. 2 op vers 7. verwijsteksten
18 En te dien dage zullen 62kde doven 63horen de woorden 64des Boeks; en de ogen 65der blinden, zijnde 66uit de donkerheid en uit de duisternis, zullen zien.62 De genezing van deze doofheid en blindheid kan vooreerst zien op de wonderen van Jezus Christus lichamelijk gedaan, Matth. 11:5, doch ziet bijzonderlijk op de geestelijke verlichting, waarvan de zin is: Degenen die tevoren onbekwaam waren om Gods Woord te horen, zullen bekwaam gemaakt worden door de kracht des Heiligen Geestes om de verborgenheden der zaligheid te verstaan. verwijsteksten
k Matth. 11:5. verwijsteksten
63 Dat is, verstaan.
64 Te weten der Heilige Schrift, als Ps. 40:8. Hebr. 10:7. Zie vss. 11, 12. verwijsteksten
65 Zie de 62ste aant.
66 Dat is, door den Geest Gods verlicht zijnde.
19 En 67de zachtmoedigen zullen 68vreugde op vreugde hebben 69in den HEERE; en 70de behoeftigen onder de mensen zullen zich 71in den Heilige Israëls verheugen;67 Zie Ps. 10 op vers 17. verwijsteksten
68 Hebr. vreugde toedoen.
69 Dat is, vanwege de zaligmakende kennis des Heeren.
70 Dat is, de armen van geest, Matth. 5:3. verwijsteksten
71 Dat is, in God, Denwelken het volk Gods heiligt en eert. Zie Ps. 71 op vers 22. verwijsteksten
20 72Wanneer de tiran een einde zal hebben, en het met den bespotter uit zal zijn, en 73allen die tot ongerechtigheid waken, uitgeroeid zullen zijn;72 Dat is, wanneer de goddeloze Joden zullen uitgeroeid worden. Anders: Want de tiran zal een einde hebben, enz.
73 Dat is, allen die naarstig zijn om ongerechtigheid te plegen.
21 Die een mens 74schuldig maken 75om een woord, en leggen dien strikken, die hen bestraft 76in de poort; en die den rechtvaardige verdrijven 77in het woeste.74 Hebr. doen zondigen, of: tot een zondaar maken, dat is, beschuldigen alsof hij een grote zonde begaan had.
75 Niet kunnende verdragen dat men hun goddeloosheid te goeder trouw en in ernst bestraft. Dit is vervuld in onzen Zaligmaker Christus Jezus en in Zijn apostelen.
76 Dat is, voor het gericht (zie de aantt. Gen. 22:17; 34:20). Of: in de poort, dat is, openlijk, in de openbare verzameling; zie Amos 5:10. Anders: en leggen dien strikken in de poort, die hen bestraft, dat is, en zoeken derzelver verderf door valse beschuldigingen. verwijsteksten
77 Waar men noch te bijten noch te breken vindt, en waar alles verschrikkelijk is. De zin is: Die door hun valse aanklacht teweegbrengen dat de rechtvaardige door het gericht veroordeeld en in ellende verwezen wordt. Anders: om een nietig ding.
22 Daarom zegt de HEERE, Die Abraham 78verlost heeft, 79tot het huis Jakobs alzo: 80Jakob zal nu niet meer beschaamd worden, en nu zal zijn aangezicht niet meer 81bleek worden;78 Te weten uit de afgoderij. Zie Gen. 12:1. Joz. 24:2, 3. verwijsteksten
79 Of: van het huis Jakobs, dat is, van de nakomelingen Jakobs. Versta de vrome en godzalige Joden, of de kerk.
80 De Joden, nu zij zich tot God bekeerd en hun leven gebeterd hebben; of de kerk in het gemeen.
81 Te weten van schaamte, of van vrees.
23 Want als 82hij 83zijn kinderen, 84het werk Mijner handen, zien zal in het midden van hem, 85zullen zij Mijn Naam 86heiligen; en zij zullen 87den Heilige Jakobs heiligen, en den God 88Israëls 89vrezen.82 Te weten Jakob, dat is, Jakobs huis, of de kerk, als in het voorgaande.
83 Die hem geboren zullen zijn door de predicatie van het Heilig Evangelie.
84 De kinderen die Ik zal wedergeboren en als opnieuw geschapen hebben door den Heiligen Geest. Zie Jes. 19:25. Ef. 2:10. Hebr. 2:10. verwijsteksten
85 Te weten de nakomelingen van Jakob.
86 Dat is, loven en prijzen.
87 Dat is, den waren God, Dien Jakob heeft geloofd en geprezen.
88 Dat is, der Israëlieten.
89 Of: ontzien, dat is, eer bewijzen.
24 En die dwalende van geest zijn, 90zullen tot verstand komen, en 91de murmureerders 92zullen de lering aannemen.90 Hebr. zullen verstand weten.
91 Die tegen God en Zijn profeten murmureren vanwege de beroeping der heidenen. Vgl. Matth. 20:11. Luk. 15:28. Rom. 10:19. verwijsteksten
92 Of: zullen zich laten leren. Hebr. zullen de onderwijzing leren. Zie Job 11 op vers 4. verwijsteksten

Einde Jesaja 29