Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 23 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Jesaja 23

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Profetie van de verstoring der stad Tyrus, vs. 1, enz. Dat de Heere die verstoren zou, 8. En dat om harer pracht wil, 9. Hij wijst ook aan hoelang deze verdrukking der Tyriërs duren zou, 15. Hun wederopkomst, 17. En hun bekering tot Christus, 18.
 
Profetie over Tyrus
1 DE1 last van aTyrus.
Huilt, 2gij schepen van 3Tarsis, want 4zij is verwoest, 5dat er geen huis meer is, dat niemand er meer ingaat; 6uit het land Chittim is het aan hen openbaar geworden.
1 De zin is: Dit is een bezwaarlijke profetie, voorzeggende wat ellende Tyrus zal overkomen. Zie Jes. 13 op vers 1. verwijsteksten
a Jer. 47:4. Ezechiël 26; 27; 28. Zach. 9:3, 4. verwijsteksten
2 Dat is, schippers en kooplieden, die overzee met Tyrus handelen.
3 Zie 1 Kon. 10 op vers 22. verwijsteksten
4 Dat is, zij zal verstoord worden. Dit heeft de profeet gesproken toen Tyrus nog in haar fleur en grootste heerlijkheid was. En dit dreigt hier de profeet niet alleen de stad Tyrus, maar ook het ganse eiland.
5 Hebr. van huis en van inkomen, of ingaan. Vgl. Jes. 24:10. Deze en de naastvolgende woorden vertalen en verklaren sommigen aldus: zij is verstoord door haar huisgenoten en door de inkomelingen, dat is, niet alleen door de vreemdelingen, maar ook door haar eigen knechten en slaven. Want als dezen zagen dat hunner heren macht en vermogen schier tot niet gekomen was, zo hebben zij samengespannen, en hebben hun heren en alle vrije personen vermoord, de regering aan zich genomen, en één, genoemd Strato, koning gemaakt, Justinus, in zijn historie, boek 18. verwijsteksten
6 Dat is, het zal hun, te weten schippers en kooplieden, uit het land Chittim openbaar worden, dat is, uit Cilicië, of Macedonië (zie Gen. 10 op vers 4), vanwaar de tijdingen van Tyrus’ eerste verwoesting door Nebukadnezar zouden verspreid worden door de vluchtenden die vandaar naar Cilicië zouden overvaren, en vanwaar het verderf hun naderhand overkomen zou. De zin van deze woorden is: Deze verwoesting zal dien van Tyrus overkomen eerst door den koning Nebukadnezar, Jeremia 47. Ez. 26:14; 29:18, 19, 20, en lang daarna door de Grieken en Macedoniërs, te weten door Alexander den Grote, die vele jaren hierna Tyrus ingenomen en overhoop geworpen heeft. verwijsteksten
 
2 7Zwijgt, gij inwoners 8des eilands, 9gij die de kooplieden van 10Sidon, over zee varende, 11vervulden,
7 Alsof hij zeide: Roemt niet meer vanwege uw groten rijkdom en heerlijkheid, zij zullen haast een einde nemen.
8 Te weten des eilands van Tyrus. Deze stad lag in een eiland, toen Jesaja dit heeft geprofeteerd.
9 Hebr. de koopman van Sidon over zee varende vervulden u.
10 Dit is ook eertijds een treffelijke koopstad geweest, nabij Tyrus gelegen, onder het gebied van één heer behorende. Zie Ez. 28:21. verwijsteksten
11 Te weten met allerlei waren en koopmanschappen, die zij met hun geladen schepen daarin brachten.
 
3 En wier inkomst was 12het zaad van den 13Sichor over 14de grote wateren, 15de oogst 16der rivier; en zij was 17de markt der heidenen.
12 Hier wordt het zaad gesteld voor het vlas dat uit het zaad wast.
13 Dit is de naam van een rivier die Egypte van Kanaän scheidt, Joz. 13:3. Zie de aant. aldaar. Egypte zelf wordt somtijds Sichor genoemd naar deze rivier. verwijsteksten
14 Enigen verstaan hier door de grote wateren de Oceaanse Zee, anderen de grote rivieren van Egypte.
15 Dat is, het korengewas.
16 Dat is, het koren hetwelk langs de beken wast, waarvan het bevochtigd wordt als de Nijl overloopt. Anders: der beek van Egypte . De profeet wil zeggen, dat Tyrus rijk werd door het verhandelen der vruchten die in andere landen wiesen.
17 Dat is, de handelsplaats. Zie Ez. 27:3, 12. verwijsteksten
 
4 Word beschaamd, 18o Sidon, want 19de zee spreekt, ja, 20de sterkte der zee, zeggende: 21Ik heb geen barensnood gehad, ik heb ook niet gebaard, en ik heb geen jongelingen 22groot gemaakt en geen jongedochters opgebracht.
18 Dat is, o gij Sidonieten. Dezen hebben eerst de stad Tyrus gebouwd.
19 Dat is, de inwoners der eilanden, die in de zee liggen, als Ps. 65:6. verwijsteksten
20 Versta de stad Tyrus, die vanwege de zee, waarin zij lag, scheen onwinbaar te zijn.
21 De zin dezer woorden is, alsof Tyrus zeide: Het is met mij, die zo volkrijk placht te zijn, nu zo gesteld, alsof ik geheel onvruchtbaar was geworden, ja, alsof ik voordezen geen kinderen of inwoners gehad of opgevoed had; ik ben geheel doods geworden, het is met mij uit.
22 Dat is, tot vollen wasdom gebracht.
 
5 Gelijk als geweest is 23de tijding van Egypte, zal men ook 24in weedom zijn 25als men van Tyrus horen zal.*
23 Versta hier die straf die eertijds den Egyptenaars ten tijde van Mozes is overkomen, als Ex. 15:14. Of die straf van Egypte waarvan Jesaja 19 gesproken wordt. verwijsteksten
24 Het Hebreeuwse woord dat de profeet hier gebruikt, betekent eigenlijk het wee en de benauwdheid die een barende vrouw overkomt.
25 Te weten als men horen zal dat Tyrus, die rijke, machtige stad, die onoverwinnelijk scheen te wezen, zo geheel is verwoest en verdelgd. Want alle andere steden zullen vrezen dat het haar ook alzo zal gaan, denkende: Heeft die zeer sterke stad Tyrus niet kunnen bestaan, hoe zal het ons dan gaan?
* Enigen zetten dit vers aldus over: Als het gerucht tot de Egyptenaars zal gekomen zijn, zij zullen droevig zijn vanwege hetgeen dat zij van Tyrus horen zullen.
 
6 26Vaart over naar Tarsis, huilt, gij inwoners 27des eilands.
26 Dat is, vlucht uit Tyrus, zoekt nieuwe landen en steden, waar gij u moogt nederslaan.
27 Te weten des eilands van Tyrus, als vers 2. verwijsteksten
 
7 28Is dit uw vrolijk huppelende stad? Welker oudheid wel van oude dagen af is, maar haar eigen voeten zullen haar ver wegdragen, 29om in vreemdelingschap te verkeren.
28 Van de treffelijkheid en zeer grote magnificentie van Tyrus zie Ez. 27:3, 4, enz. verwijsteksten
29 Of: om zich in den vreemde te onthouden, dat is, om andere woonplaatsen te gaan zoeken. Toen de Tyriërs uit hun stad en land verdreven waren, zo hebben zij wat omgezwermd en gelegenheid gezocht waar zij zich het best zouden nederslaan, en hebben mettertijd gebouwd de steden Carthago, Leptis, Utica en Gades.
 
8 Wie heeft dit beraadslaagd over Tyrus, 30die kronende stad, welker kooplieden vorsten zijn, welker 31handelaars de heerlijksten 32in het land zijn?
30 Of: die kroonster, te weten die stad, die niet alleen zichzelve voor een gekroonde koningin uitgaf, maar ook al haar inwoners en kooplieden met rijkdom en heerlijkheid kroonde, velen derzelve als tot prinsen en vorsten makende.
31 Of: kooplieden. Hebr. Kanaänieten. Zie de aant. Job 40 op vers 25. verwijsteksten
32 Of: op de aarde.
 
9 De HEERE der heirscharen heeft het beraadslaagd, opdat Hij 33ontheilige 34de hovaardij van alle sieraad, om al de heerlijksten 35der aarde 36verachtelijk te maken.
33 Dat is, bezoedele, in verachting en tot kleinachting brenge.
34 Of: den praal, te weten der voortreffelijke Tyriërs.
35 Anders: des lands.
36 Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk: ontladen, licht maken, gelijk men de schepen verlicht van hun vracht. Het wordt hier gesteld tegen een woord hetwelk wij hier overzetten met de heerlijksten, maar hetwelk eigenlijk betekent de geladenen, doch ook heerlijken.
 
10 37Ga door naar uw land, 38als een rivier; 39gij dochter van Tarsis, 40er is geen gordel meer.
37 Dit is een aanspraak aan de uitlandse kooplieden, of aan de inwoners van Tyrus, aldus: Ga door uit uw land.
38 Dat is, haastelijk, te weten zo snellijk als een rivier die van boven afvallende en vlietende in de zee loopt. Anders: als een rivier, dat is, geduriglijk, zonder ophouden.
39 Dat is, gijlieden die op de zee naar Tyrus toezeilt en gewoon zijt daar te handelen. Enigen verstaan hier door de dochter van Tarsis, of van de zee, de stad Tyrus, die midden in de zee lag, en daaruit scheen gesproten te zijn, ook daarin levende, zwevende, en zich onderhoudende.
40 Dat is, Tyrus heeft al haar macht, heerlijkheid en koophandel verloren. Want men gebruikt den riem of gordel ten dele tot sieraad, ten dele om de lendenen en rug te stijven. Zie Job 12:18, 21; 40:2. Spr. 31:24 met de aant. Insgelijks Jes. 11:5; 22:21 met de aantt. Anderen verstaan hier door den gordel de muren der stad Tyrus, waarmede zij omsingeld en als omgord was. verwijsteksten
 
11 41Hij heeft Zijn hand 42uitgestrekt 43over de zee, Hij heeft de koninkrijken 44beroerd; de HEERE 45heeft bevel gegeven 46tegen Kanaän, om haar sterkten te verdelgen.
41 Te weten de Heere.
42 Te weten om te slaan.
43 Dat is, over de stad Tyrus, in de zee gelegen. Anders: over de schepen der zee, die gewoon zijn te Tyrus te handelen.
44 Dat is, in beroering gesteld, of bewogen tegen Tyrus op te staan.
45 Te weten den vreemden koninkrijken of koningen. Dat is, God heeft zulks dien volken ingegeven, en Hij drijft hen daartoe, als 2 Sam. 16:11, 12. Jes. 13:3. Zie de aantt. aldaar. verwijsteksten
46 Dat is, tegen de Tyriërs, Kanaäns nakomelingen uit Sidon, Gen. 10:15. Anders: de Heere heeft een koopman bevel gegeven, verstaande Nebukadnezar of den Groten Alexander. Anders: tegen de koopstad. In de betekenis van koopman wordt het woord kanaän genomen vers 8 en elders. verwijsteksten
 
12 En 47Hij heeft gezegd: Gij zult niet meer vrolijk huppelen, 48o gij verdrukte maagd, gij dochter van Sidon. 49Naar Chittim toe, maak u op, vaar over; 50ook zult gij aldaar geen rust hebben.
47 Te weten de Heere God.
48 Anders: o gij verdrukte, maagd der dochter van Sidon. Aldus noemt de profeet de stad Tyrus, omdat zij van de Sidoniërs eerst gebouwd is. En de profeet noemt hier Tyrus een verdrukte of geschonden maagd, omdat zij voorzeker zou geschonden en verkracht, dat is, verdelgd en uitgeroeid worden.
49 Door deze afgekorte manier van spreken wordt te kennen gegeven dat de Tyriërs zeer haastig zouden vluchten, inzonderheid naar die van Chittim of het land der Chitteeën (want beide kan het Hebreeuwse woord dragen), daaronder verstaande allerlei overzee gelegen plaatsen, als Cilicië, Griekenland, of Macedonië, Italië, enz., waarvan ook vers 1. verwijsteksten
50 Dat is, gij zult ook aldaar, waar gij heenvlucht, niet gerust zijn, noch in vrede mogen blijven, maar ook geplaagd en verdreven worden. Zie vers 7. Anders: Gij Chittim of Chitteeën, maakt u op, trekt voort, enz., nemende het als een Goddelijke aanspraak aan Alexander den Grote met zijn krijgsheir, dat hij zich haasten zou, niet alleen om Tyrus te verderven, maar ook verder tegen de Chaldeeën en Babel te trekken. Zie op vers 1. verwijsteksten
 
13 51Zie, het land der Chaldeeën, dit volk was er niet; 52Assur heeft het gefundeerd voor degenen die in de wildernissen woonden; zij richtten hun sterkten op en bouwden hun paleizen, maar 53Hij 54heeft het 55tot een vervallen hoop gesteld.
51 God stelt den Tyriërs voor ogen het voorbeeld van het Assyrische of Chaldeeuwse koninkrijk, als eensdeels ten onder gebracht en verwoest zijnde, anderdeels zullende in het toekomende verwoest worden, opdat het den Tyriërs niet vreemd schijne dat zij ook verwoest zouden worden.
52 Dat is, de Chaldeeën die in de wildernissen in tenten plachten te wonen, zijn door de Assyriërs vergaderd en in steden bij elkander gebracht. Zie Gen. 10:10, 11; 11:2, 8, 9, en vgl. Ps. 72:9; 74:14. verwijsteksten
53 Te weten God de Heere, van Welken gesproken is vss. 8, 9, 11, 12. verwijsteksten
54 Te weten het land der Chaldeeën; of: Hij heeft hen, te weten, de Chaldeeën heeft Hij door de Assyriërs ten onder gebracht; of profetischerwijze: Hij zal de Assyriërs door de Chaldeeën of Babyloniërs zekerlijk ten onder brengen, en daarna de Babyloniërs door de Perzen, en vervolgens uw stad, o Tyrus, en koninkrijk, veel lichter verstoren.
55 Dat is, Hij heeft ze ten onderste boven geworpen; vgl. Jes. 25:2. verwijsteksten
 
14 Huilt, gij schepen van Tarsis, want 56ulieder sterkte is verstoord.
56 Dat is, de stad Tyrus, met alle vaste plaatsen daaraan en daarbij gelegen.
 
15 En het zal geschieden te dien dage, 57dat Tyrus zal vergeten worden 58zeventig jaar, 59gelijk eens konings dagen; maar ten einde van zeventig jaar 60zal in Tyrus als een hoerenlied zijn:
57 Dat is, de Tyriërs zullen zeventig jaar lang in hun ellende blijven steken, alsof God hen vergeten had of geen acht meer op hen had.
58 Te weten zolang als de Joden in de Babylonische gevangenis blijven zouden.
59 Dat is, zolang als ongeveer een koning leeft of leven kan. Of in het gemeen: zolang als een mens leven kan, te weten die tot een groten ouderdom komt. Zie Ps. 90:10. Anders: zolang als een koninkrijk duren zal. Aldus wordt het woord melech voor koninkrijk ook genomen Dan. 7:17; 8:21. En hier wordt verstaan het koninkrijk van Babel, hetwelk zeventig jaren gestaan heeft na den ondergang van Tyrus. verwijsteksten
60 Dat is, Tyrus zal weder bewoond worden en in goeden welstand komen, en dan zullen de inwoners wederom, rijk en weelderig geworden zijnde, hun ouden gang gaan met zingen en springen en allerlei wellusten des vleses te oefenen, als vss. 16, 17 breder gezegd wordt. Anderen, om het woordje als ook zijn kracht te laten toekomen, verklaren deze woorden aldus: De inwoners van Tyrus zullen de kooplieden zo lieflijk weten aan te lokken en te bedriegen, als de hoeren met haar lieflijken zang de hoereerders weten aan te lokken. verwijsteksten
 
16 Neem de harp, ga in de stad rondom, 61gij vergeten 62hoer; 63speel wel, 64zing veel liedekens, opdat uwer gedacht worde.
61 Dat is, die in vergetelheid gekomen waart.
62 O Tyrus, gij stad vol hoererij, of gij kooplieden van Tyrus, die met uw lieflijken praat en lieflijke aanpresentering der waren de kooplieden weet aan te lokken, gelijk de hoeren haar boelen.
63 Hebr. maak wel met spelen, of: maak het spelen goed. Zie Ps. 33 op vers 3. verwijsteksten
64 Hebr. vermenigvuldig het lied.
 
17 Want het zal geschieden ten einde van zeventig jaar, dat de HEERE Tyrus zal bezoeken, en dat zij wederkeren zal tot haar hoerenloon, en zij zal 65hoererij bedrijven met alle koninkrijken der aarde, die op den aardbodem zijn.
65 Nagenoeg alle uitleggers verstaan hier door hoererij het vuil gewin der Tyriërs, hetwelk zij van hun koopmanschap kregen van al de rijke en machtige personen die in de landen rondom hen gelegen, woonachtig waren.
 
18 En 66haar koophandel en haar hoerenloon zal den HEERE 67heilig zijn, 68het zal niet ten schat vergaderd noch opgesloten worden; maar haar koophandel zal wezen voor hen 69die voor den HEERE wonen, opdat zij eten tot verzadiging, en dat zij 70durig deksel hebben.
66 Te weten der Tyriërs.
67 Of: geheiligd zijn. Hebr. in heiligheid zijn.
68 Hier wordt voorzegd dat enigen der Tyriërs in toekomende tijden tot den waren God en de christelijke religie bekeerd zijnde, hun goed en rijkdom niet in hun kisten en kasten zouden besluiten en behouden, maar dat zij ze mildelijk ter ere Gods en tot nooddruft der arme Christenen zouden uitdelen. Zie Hand. 2:44; 4:34. verwijsteksten
69 Versta de Christenen in het gemeen en met name de kerkleraars.
70 Dat is, deksel dat duurzaam is, of dat lang duren kan.

Einde Jesaja 23