Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Moabs ellende |
1 ZENDT
de lammeren van den heerser des lands van Sela af naar de woestijn heen, tot den berg der dochter Sions. |
2 Anderszins zal het geschieden dat de dochteren van Moab aan de veren van de Arnon zullen zijn, als een zwervende vogel, uit het nest gedreven zijnde. |
3 Brengt een raad aan, houd gericht, maak uw schaduw op het midden van den middag gelijk den nacht; verberg de verdrevenen en
meld den omzwervende niet. |
4 Laat Mijn verdrevenen onder u verkeren, o Moab, wees gij hun een schuilplaats voor het aangezicht des verstoorders; want de onderdrukker heeft een einde, de verstoring is tenietgeworden, de vertreders zijn van de aarde verdaan. |
5 Want er zal een troon bevestigd worden in goedertierenheid, en op denzelven zal bestendiglijk Een zitten ain de tente Davids, Een Die oordeelt en het recht zoekt, en vaardig is ter gerechtigheid. a Jes. 9:6. Dan. 7:14, 27. Micha 4:7. Luk. 1:33.  |
a Jes. 9:6 Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen. Dan. 7:14 En Hem werd gegeven heerschappij en eer en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden. Dan. 7:27 Maar het Rijk en de heerschappij, en de grootheid der koninkrijken onder den gansen hemel, zal gegeven worden aan het volk der heiligen der hoge plaatsen, welks Rijk een eeuwig Rijk zijn zal; en alle heerschappijen zullen Hem eren en gehoorzamen. Micha 4:7 En Ik zal haar die hinkende was, maken tot een overblijfsel, en haar die verre heen verstoten was, tot een machtig volk; en de HEERE zal Koning over hen zijn op den berg Sion, van nu aan tot in eeuwigheid. Luk. 1:33 En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn. |
6 Wij bhebben gehoord de hovaardij van Moab, hij is zeer hovaardig; zijn hoogmoed en zijn hovaardij en zijn verbolgenheid zijn alzo zijn grendels niet. b Jer. 48:29, 30.  |
b Jer. 48:29 Wij hebben Moabs hovaardij gehoord (hij is zeer hovaardig), zijn trotsheid en zijn hovaardij, en zijn hoogmoed en zijns harten hoogheid. Jer. 48:30 Ik ken zijn verbolgenheid, spreekt de HEERE, maar niet alzo; zijn grendels doen het zo niet. |
7 Daarom zal Moab over Moab chuilen, altemaal zullen zij huilen; over de fundamenten van Kir-Haréseth zult gijlieden zuchten, gewisselijk, zij zijn gebroken. c Jer. 48:20.  |
c Jer. 48:20 Moab is beschaamd, want hij is verslagen; huilt en krijt; verkondigt te Arnon dat Moab verstoord is. |
8 Want de velden van Hesbon zijn verflauwd, ook de wijnstok van Sibma, de heren der heidenen hebben zijn uitgelezen planten verpletterd; zij reiken tot Jáëzer toe, zij dwalen door
de woestijn; dzijn scheuten zijn uitgespreid, zij zijn gegaan over zee. d Jer. 48:32, 33.  |
d Jer. 48:32 Boven het geween van Jáëzer zal ik u bewenen, gij wijnstok van Sibma; uw wijnranken zijn over zee gegaan, zij hebben gereikt tot aan Jáëzers zee; maar de verstoorder is gevallen op uw zomervruchten en op uw wijnoogst; Jer. 48:33 Zodat de blijdschap en verheuging uit het vruchtbare veld, namelijk uit Moabs land, weggenomen is; want Ik heb den wijn doen ophouden uit de kuipen, men zal geen druiven treden met vreugdegeschrei; het vreugdegeschrei zal geen vreugdegeschrei zijn. |
9 Daarom beween ik, in de wening over Jáëzer, den wijnstok van Sibma, ik maak u doornat met mijn tranen, o Hesbon en Eleále; want het vreugdegeschrei over uw zomervruchten en over uw oogst is gevallen; |
10 Alzo dat de blijdschap en vrolijkheid weggenomen is van het vruchtbare veld, en in de wijngaarden wordt niet gezongen noch enig gejuich gemaakt; de druiventreder treedt geen wijn uit in de wijnbakken; Ik heb het vreugdegeschrei doen ophouden. |
11 Daarom rommelt mijn ingewand over Moab, als een harp, en mijn binnenste over Kir-Héres. |
12 En het zal geschieden als men zien zal, dat Moab vermoeid is geworden op de hoogte, dan zal hij in zijn heiligdom gaan om te aanbidden, maar hij zal eniet vermogen. e Deut. 32:37, 38, 39.  |
e Deut. 32:37 Dan zal Hij zeggen: Waar zijn hun goden; de rotssteen op welken zij betrouwden? Deut. 32:38 Welker slachtoffers vet zij aten, welker drankoffers wijn zij dronken; dat zij opstaan en u helpen, dat er verberging voor u zij. Deut. 32:39 Ziet nu, dat Ik, Ik DIE ben, en geen God met Mij; Ik dood en maak levend, Ik versla en Ik heel; en er is niemand die uit Mijn hand redt. |
13 Dit is het woord dat de HEERE tegen Moab gesproken heeft, van toen af. |
14 Maar nu spreekt de HEERE, zeggende: Binnen drie jaren (als de jaren eens huurlings), dan zal de eer van Moab verachtzaam gemaakt worden, met al die grote menigte; en het overblijfsel zal klein, weinig, onmachtig wezen. |