Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 13 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Jesaja 13

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Babels ondergang
1 DE last van Babel, dien Jesaja, de zoon van Amoz, gezien heeft.
2 Heft op een banier op een hogen berg, verheft een stem tot hen; beweegt de hand omhoog, dat zij intrekken door de deuren der prinsen.
3 Ik heb aan Mijn geheiligden bevel gegeven; ook heb Ik tot Mijn toorn geroepen Mijn helden, de vrolijken Mijner hoogheid.
4 Er is een ruisende stem op de bergen, gelijk van een groot volk; een stem van gedruis der koninkrijken, der verzamelde heidenen: de HEERE der heirscharen monstert het krijgsheir.
5 Zij komen uit verren lande, van het einde des hemels, de HEERE en de instrumenten Zijner gramschap, om dat ganse land te verderven.
6 Huilt gijlieden, want de dag des HEEREN is nabij; hij komt als een verwoesting van den Almachtige.
7 Daarom zullen alle handen slap worden, en aller mensen hart zal versmelten;
8 En zij zullen verschrikt worden, smarten en weeën zullen hen aangrijpen, zij zullen bang zijn als een barende vrouw; een iegelijk zal over zijn naaste verbaasd zijn, hun aangezichten zullen vlammende aangezichten zijn.
9 Zie, de dag des HEEREN komt, gruwelijk, met verbolgenheid en hittigen toorn, om het land te stellen tot verwoesting, en deszelfs zondaars daaruit te verdelgen.
10 Want de sterren des hemels en zijn gesternten zullen hun licht niet laten lichten; ade zon zal verduisterd worden wanneer zij opgaan zal, en de maan zal haar licht niet laten schijnen. a Ez. 32:7. Joël 2:31; 3:15. Matth. 24:29. Mark. 13:24. Luk. 21:25. verwijsteksten
11 Want Ik zal over de wereld de boosheid bezoeken en over de goddelozen hun ongerechtigheid, en Ik zal den hoogmoed der stouten doen ophouden en de hovaardij der tirannen zal Ik vernederen.
12 Ik zal maken dat een man dierbaarder zal zijn dan dicht goud, en een mens dan fijn goud van Ofir.
13 Daarom zal Ik den hemel beroeren, en de aarde zal bewogen worden van haar plaats, vanwege de verbolgenheid des HEEREN der heirscharen, en vanwege den dag Zijns hittigen toorns.
14 En een iegelijk zal zijn als een verjaagde ree, en als een schaap dat niemand vergadert; een iegelijk zal naar zijn volk omzien, en een iegelijk zal naar zijn land vluchten.
15 Al wie gevonden wordt, die zal doorstoken worden, en al wie daarbij gevoegd is, zal door het zwaard vallen.
16 Ook zullen hun kinderkens voor hun ogen verpletterd worden; hun huizen zullen geplunderd en hun vrouwen geschonden worden.
17 Zie, Ik zal de Meden tegen hen verwekken, die het zilver niet zullen achten; en aan het goud zullen zij geen lust hebben.
18 Maar hun bogen zullen de jongelingen verpletteren; en zij zullen zich niet ontfermen over de vrucht des buiks, hun oog zal de kinderen niet verschonen.
19 Alzo zal Babel, het sieraad der koninkrijken, de heerlijkheid, de hovaardigheid der Chaldeeën, zijn gelijk bals God Sódom en Gomórra omgekeerd heeft. b Gen. 19:25. Jes. 1:9. Jer. 49:18; 50:40. verwijsteksten
20 Daar zal geen woonplaats zijn in der eeuwigheid, en zij zal niet bewoond worden van geslacht tot geslacht; en de Arabier zal daar geen tent spannen en de herders zullen er niet legeren.
21 Maar daar zullen nederliggen de wilde dieren der woestijnen; en hun huizen zullen vervuld worden met schrikkelijke gedierten, en daar zullen de jonge struisen wonen, en de duivelen zullen er huppelen.
22 En wilde dieren der eilanden zullen in zijn verlaten plaatsen elkander toeroepen, mitsgaders de draken in de wellustige paleizen; haar tijd toch is nabij om te komen en haar dagen zullen niet vertogen worden.

Einde Jesaja 13