Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Een dankzegging, die de Christenen doen zouden voor de verlossing hun in Christus bewezen, zich over dezelve hartelijk verblijdende. |
Danklied |
1 EN 1te dienzelven dage zult 2gij zeggen: Ik dank U, HEERE, 3dat Gij toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij. | | 1 Te weten ten tijde van het Rijk van Christus, als het Evangelie in de ganse wereld zal gepredikt worden. |
2 Te weten, gij Mijn uitverkoren volk, gij Christgelovigen. |
3 Dat Gij Die op ons toornig waart, Uw toorn hebt laten vallen. Alzo staat er Rom. 6:17: Gode zij dank, dat gij wel dienstknechten der zonde waart, enz. Anders: dat Gij toornig op mij geweest zijnde, Uw toorn zich afgewend heeft, en dat Gij mij troost. Rom. 6:17 Maar Gode zij dank, dat gij wel dienstknechten der zonde waart, maar dat gij nu van harte gehoorzaam geworden zijt aan het voorbeeld der leer, tot hetwelk gij overgegeven zijt; |
2 Zie, God is 4mijn Heil, ik zal vertrouwen en niet vrezen; want de HEERE HEERE 5is mijn Sterkte en 6Psalm, en Hij is mij tot Heil geworden. | | 4 Of: mijn Heiland, of: mijn Zaligheid, dat is, Hij is de Auteur mijner zaligheid. |
5 Dat is, Die mij sterkte geeft. Zie Ex. 15:2. Ps. 118:14. Ex. 15:2 De HEERE is mijn Kracht en Lied, en Hij is mij tot een Heil geweest; Deze is mijn God, daarom zal ik Hem een lieflijke woning maken; Hij is mijns vaders God, dies zal ik Hem verheffen. Ps. 118:14 De HEERE is mijn Sterkte en Psalm; want Hij is mij tot Heil geweest. |
6 Dat is, het is God Dien ik psalmen en lofzangen ter ere dicht en zing. |
3 En gijlieden 7zult awater scheppen met vreugde 8uit de fonteinen des heils, | | 7 Dat is, u verheugen, gelijk die doen die groten dorst hebbende, water vinden om hun dorst te lessen. Versta hier door het water allerlei geestelijke gaven en weldaden, die God Zijn welbeminden geeft, inzonderheid de zaligheid door Jezus Christus. Vgl. hiermede Matth. 5:6. Joh. 6:54; 7:37. Matth. 5:6 Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden. Joh. 6:54 Die Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Joh. 7:37 En op den laatsten dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. |
a Joh. 7:37, 38. Joh. 7:37 En op den laatsten dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Joh. 7:38 Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien. |
8 Dat is, uit de predicatiën van het Heilig Evangelie, in dewelke de zaligheid door Christus verworven, verkondigd wordt. |
4 En 9zult te dienzelven dage zeggen: 10Dankt den HEERE, 11roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken; 12bvermeldt dat Zijn Naam verhoogd is. | | 9 Te weten gijlieden die tot Christus zult bekeerd zijn. |
10 Zie 1 Kron. 16:8. Ps. 105:1. 1 Kron. 16:8 Looft den HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken. Ps. 105:1 LOOFT den HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken. |
11 Of: roept Zijn Naam uit, of: verkondigt Zijn Naam overluid. |
12 Dat is, maakt dat het bij de nakomelingen gedacht worde, dat Zijn Naam hogelijk is te loven en te prijzen. |
b Joh. 17:1, 4, 6, 26. Joh. 17:1 DIT heeft Jezus gesproken, en Hij hief Zijn ogen op naar den hemel, en zeide: Vader, de ure is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke. Joh. 17:4 Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd het werk dat Gij Mij gegeven hebt om te doen. Joh. 17:6 Ik heb Uw Naam geopenbaard den mensen die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren Uwe, en Gij hebt Mij dezelve gegeven, en zij hebben Uw Woord bewaard. Joh. 17:26 En Ik heb hun Uw Naam bekendgemaakt en zal hem
bekendmaken, opdat de liefde waarmede Gij Mij liefgehad hebt, in hen zij, en Ik in hen. |
5 13Psalmzingt 14den HEERE, want Hij heeft 15heerlijke dingen gedaan; zulks zij bekend op den gansen aardbodem. | | 13 Het Hebreeuwse woord betekent zowel met de stem zingen, als op instrumenten spelen. |
14 Dat is, ter ere Gods. |
15 Hebr. heerlijkheid, of hoogheid, of voortreffelijkheid gedaan. |
6 Juich en zing vrolijk, 16gij inwoneres van Sion, 17want 18de Heilige Israëls 19is groot in het midden van u. | | 16 Dat is, gij volk Gods, te huis behorende in Zijn kerk, die hier Sion genoemd wordt. |
17 Hier wordt aangewezen de oorzaak of materiën van de lofzangen der godzaligen. |
18 Dat is, de ware God, Die heiliglijk geëerd en gediend wordt van Zijn volk van Israël. Zie Ps. 71 op vers 22. Ps. 71:22 (kt.) Ook zal ik U loven met het instrument der luit, Uw trouw, mijn God; ik zal U psalmzingen met de harp, o Heilige Israëls. |
19 Dat is, Hij heeft Zijn macht betoond en doen blijken door Zijn heerlijke daden, die Hij onder ulieden gedaan heeft. |