Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De schoonheid der bruid |
1 ZIE, gij zijt schoon, Mijn vriendin, zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duivenogen atussen uw vlechten; buw haar is als een kudde geiten die het gras van den berg Gileads afscheren. a Hoogl. 4:3; 6:7. b Hoogl. 6:5. |
a vers 3 Uw lippen zijn als een scharlaken snoer, en uw spraak is lieflijk; de slaap uws hoofds is als een stuk van een granaatappel tussen uw vlechten. Hoogl. 6:7 Uw wangen zijn als een stuk van een granaatappel tussen uw vlechten. b Hoogl. 6:5 Wend uw ogen van Mij af, want zij doen Mij geweld aan; uw haar is als een kudde geiten die het gras van Gilead afscheren. |
2 Uw tanden zijn als een kudde schapen die geschoren zijn, die uit de wasstede opkomen; die altezamen tweelingen voortbrengen, en geen onder hen is jongeloos. |
3 Uw lippen zijn als een scharlaken snoer, en uw spraak cis lieflijk; de slaap uws hoofds is als een stuk van een granaatappel tussen uw vlechten. c Ps. 147:1. Kol. 4:6. |
c Ps. 147:1 LOOFT den HEERE, want onzen God te psalmzingen is goed, dewijl Hij lieflijk is; de lof is betamelijk. Kol. 4:6 Uw woord zij allen tijd in aangenaamheid, met zout besprengd, opdat gij moogt weten hoe gij een iegelijk moet antwoorden. |
4 dUw hals is als Davids toren, die gebouwd is tot ophanging van wapentuig, waar duizend rondassen aan hangen, altemaal zijnde schilden der helden. d Hoogl. 7:4. |
d Hoogl. 7:4 Uw hals is als een elpenbenen toren, uw ogen zijn als de vijvers te Hesbon, bij de poort Bath-rabbim; uw neus is als de toren van Libanon, die tegen Damascus ziet. |
5 eUw twee borsten zijn gelijk twee welpen, tweelingen van een ree, die onder de leliën weiden. e Hoogl. 7:3. |
e Hoogl. 7:3 Uw twee borsten zijn als twee welpen, tweelingen van een ree. |
6 Totdat de dag aankomt en de schaduwen vlieden, zal Ik gaan tot den mirreberg en tot den wierookheuvel. |
7 Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en er is geen gebrek aan u. |
8 Bij Mij van den Libanon af, o bruid, kom bij Mij van den Libanon af; zie van den top van Amána, van den top van Senir en van Hermon, van de woningen der leeuwinnen, van de bergen der luipaarden. |
9 Gij hebt Mij het hart genomen, Mijn zuster, o bruid; gij hebt Mij het hart genomen met één van uw ogen, met één keten van uw hals. |
10 Hoe schoon is uw uitnemende liefde, Mijn zuster, o bruid! Hoeveel beter is uw uitnemende liefde dan wijn, en de reuk uwer oliën dan alle specerijen! |
11 Uw lippen, o bruid, druppen van honingzeem; honing en melk is onder uw tong, en de reuk uwer klederen is als de reuk van Libanon. |
12 Mijn zuster, o bruid, gij zijt een besloten hof, een besloten wel, een verzegelde fontein. |
13 Uw scheuten zijn een paradijs van granaatappelen, met edele vruchten, cyprus met nardus, |
14 Nardus en saffraan, kalmoes en kaneel, met allerlei bomen van wierook, mirre en aloë, mitsgaders alle voornaamste specerijen. |
15 O Fontein der hoven, Put der levende wateren, die uit Libanon vloeien! |
16 Ontwaak, Noordenwind, en kom, Gij Zuidenwind, doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate zijn edele vruchten! |