Statenvertaling.nl

sample header image

Hooglied 4 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Hooglied 4

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De Bruidegom prijst de bruid vanwege haar schoonheid, vs. 1, enz. Geeft te kennen dat Hij een tijdlang ván haar wezen zal, 6. Hij roept haar, dat zij tot Hem afkome, 8. Betuigende Zijn liefde tot haar, 9. En haar nog verder prijzende, 10. De bruid bidt haar Bruidegom dat Hij snellijk tot haar wil komen en door Zijn Heiligen Geest krachtiglijk in haar werken, opdat zij vruchten drage die Hem mogen aangenaam wezen, 15.
 
De schoonheid der bruid
1 ZIE, 1gij zijt schoon, Mijn vriendin, zie, 2gij zijt schoon; uw ogen zijn 3duivenogen a4tussen uw vlechten; buw haar 5is als een kudde geiten die het gras van den 6berg Gileads 7afscheren.
1 De bruid van Christus wordt schoon genoemd, niet alleen ten opzichte dat zij in Christus wordt aangemerkt, maar ook omdat zij naar het beeld van Christus veranderd wordt van klaarheid tot klaarheid, als van des Heeren Geest, 2 Kor. 3:18. Zie Hoogl. 1 op vers 15. verwijsteksten
2 Zie Hoogl. 1:15. verwijsteksten
3 Zie de aant. Hoogl. 1:15. verwijsteksten
a Hoogl. 4:3; 6:7. verwijsteksten
4 Of: tussen uw tuiten; als vers 3. Anders: uw haarbindselen. verwijsteksten
b Hoogl. 6:5. verwijsteksten
5 Dat is, het is schoon, glad en teder, als het haar der geiten, die op den berg van Gilead weiden of ergens in een goede vette landouw gaan en daarvan vet worden en teder zacht haar krijgen; dat is, gij zijt versierd met goede werken.
6 Deze landstreek was zeer bekwaam om het vee te weiden, vanwege haar vettigheid, als blijkt uit Gen. 31:21. Num. 32:1. Jer. 22:6. verwijsteksten
7 Het Hebreeuwse woord vindt men alleen hier en Hoogl. 6:5. Het betekent afscheren of kaal maken, dat is, afeten. Anders: die glinsteren van den berg Gileads. verwijsteksten
 
2 8Uw tanden zijn als een kudde schapen die 9geschoren zijn, 10die uit de wasstede opkomen; die altezamen tweelingen voortbrengen, en geen onder hen is 11jongeloos.
8 Te weten uw geestelijke tanden, met dewelke gij de spijze der ziel moet herkauwen, hebben al het sieraad dat men in de tanden zou mogen vereisen, en zijn dienvolgens bekwaam om de geestelijke spijze te kauwen en te herkauwen.
9 Of: afgesneden zijn, of die elkander gelijkgemaakt zijn, zodat de een niet groter is dan de ander, anderszins zou het kwalijk staan en hinderlijk zijn in het kauwen der geestelijke spijze.
10 Of: die opkomen van het wassen, en derhalve schoon en wit zijn.
11 Dat is, onvruchtbaar.
 
3 12Uw lippen zijn 13als een scharlaken snoer, en uw spraak cis lieflijk; de slaap uws hoofds is als 14een stuk van een granaatappel 15tussen uw vlechten.
12 De lippen zijn de instrumenten om de woorden voort te brengen; en hier betekenen zij de leraars des Woords en derzelver lieflijke leringen, hetwelk met de naastvolgende woorden (en uw spraak is lieflijk) breder wordt te kennen gegeven.
13 Dat is, rood, hetwelk in de lippen geprezen wordt. Het betekent dat haar leer den lidmaten der gemeente aangenaam is.
c Ps. 147:1. Kol. 4:6. verwijsteksten
14 Waarin men rode korrels of granen ziet. Onder den slaap moet men verstaan de rode blozende wangen, zijnde een deel van de schoonheid des aangezichts. Doch hier betekent het schaamte en eerbaarheid in de lidmaten der kerk, zich nauw wachtende van iets te doen of te spreken waarvan zij schaamrood worden.
15 Als vers 1. verwijsteksten
 
4 d16Uw hals is als Davids toren, die gebouwd is 17tot ophanging van wapentuig, waar 18duizend rondassen aan hangen, altemaal zijnde schilden 19der helden.
d Hoogl. 7:4. verwijsteksten
16 Dat is, uw hals is rechtop, hoog en sterk, en met sieraad omhangen, gelijk die schone toren dien David gebouwd heeft. Zie Neh. 3:19, 25. Micha 4:8. Doch anderen verstaan dit van den burcht Davids, 2 Sam. 5:7, 9. Dit betekent de courage, kloekmoedigheid en zekere hoop der kerk van Christus, die met Christus haar Hoofd verenigd zijnde, haar nek niet meer buigt om den duivel te dienen of de zonde, Rom. 6:17, 18, of de mensen, 1 Kor. 7:23. Maar door de wapenen van haar krijg (die niet vleselijk zijn, maar machtig door God, om de sterkten neder te werpen, 2 Kor. 10:4), staat zij vast in den bozen dag, gewapend gelijk er geschreven staat Ef. 6:11, enz. verwijsteksten
17 Of: tot een wapenkamer, of: magazijn van allerlei wapentuig. Het Hebreeuwse woord wordt alleen hier gevonden. En het schijnt dat hier zulke wapenen worden te verstaan gegeven, die tot kwetsing of verzering des vijands dienen, gelijk door de rondassen en schilden zodanige wapenen, waarmede men zijn lichaam beschermt en de slagen afweert.
18 Het getal van duizend staat hier en elders voor een groot getal.
19 Van de helden Davids en hun kloeke daden zie 2 Sam. 23:8. 1 Kron. 11:10-47, welker schilden ter eeuwige memorie in Davids toren opgehangen zijnde, hier betekenen al diegenen die door het schild des geloofs vele grote en treffelijke dingen hebben uitgericht, van welke de apostel enige verhaalt Hebreeën 11. verwijsteksten
 
5 eUw 20twee borsten 21zijn gelijk twee welpen, tweelingen van een ree, 22die onder de leliën weiden.
e Hoogl. 7:3. verwijsteksten
20 Versta hier bij de twee borsten die leringen en vertroostingen die in het Oude en Nieuwe Testament te vinden zijn, waarmede de gelovigen gespijsd en gelaafd worden. Zie Jes. 66:11. 1 Petr. 2:2. Anderen verstaan door de twee borsten der bruid de bediening des Woords Gods en der heilige sacramenten, waarmede de schapen en lammeren van Christus als op een goede, vette weide gevoed worden. verwijsteksten
21 Dat is, zij zijn beide schoon, vol, vast en elkander gelijkvormig. Alzo zijn in alle manier het Oude en Nieuwe Testament elkander gelijk, het ene met het andere in alles accorderende en overeenkomende.
22 Te weten in vette en gezonde weiden, betekenende de goede, gezonde leer der kerk. Zie Hoogl. 5:13. verwijsteksten
 
6 23Totdat de dag aankomt en de schaduwen vlieden, zal Ik gaan tot den mirreberg en tot den wierookheuvel.
23 De Bruidegom beantwoordt hier de zwarigheid die Zijn bruid mocht voorwerpen, zeggende: Heere Jezus Christus, ben ik zo schoon in Uw ogen, waarom wacht Gij zo lang met het houden van onze bruiloft? Hierop antwoordt de Bruidegom: Gij moet verwachten den tijd die hiertoe van eeuwigheid bestemd en besloten is, te weten den tijd van de oprichting aller dingen, Hand. 3:21, dat is, totdat der wereld avond of einde komt, dan zal Ik u tot Mij opnemen; middelerwijl zal Ik tot den mirreberg gaan, dat is, ten hemel opvaren, waarheen de gelovigen dagelijks hun gebeden (die als een welriekende mirre en wierook zijn, Hoogl. 5:13) opofferen en heenzenden; Ik aldaar zijnde en blijvende uw Voorspreker bij Mijn hemelsen Vader. verwijsteksten
 
7 24Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin, en er is geen 25gebrek aan u.
24 Vers 1 en Hoogl. 1:15 wordt de bruid schoon genoemd; hier wordt zij geheel schoon genoemd, dewijl zij in Christus geheel schoon en volmaakt is, Ef. 5:25, 26, 27. Kol. 1:22; 2:10. Openb. 14:5. verwijsteksten
25 Zie van dit woord Spr. 9 op vers 7. verwijsteksten
 
8 26Bij Mij van den Libanon af, 27o bruid, kom bij Mij van den 28Libanon af; zie van den 29top van 30Amána, van den top van 31Senir en van 32Hermon, van de woningen 33der leeuwinnen, van de bergen der luipaarden.34
26 Dit spreekt Christus tot Zijn bruid, die Hij straks gezegd heeft geheel schoon te zijn; de zin is: Kom tot Mij in den hemel, dien gij nu door het geloof aanschouwt, alsof gij het beloofde land Kanaän zaagt van boven de omliggende bergen die hier genoemd worden, zijnde nog onder de tirannen gezeten, die men hier moet verstaan door de leeuwen en luipaarden. Zie Ps. 57:4. Enigen verstaan hier door deze bergen aan verscheidene hoeken van het Joodse land liggende, niet alleen de beroeping der Joden, maar ook der heidenen in die vier hoeken der wereld verstrooid. verwijsteksten
27 Aldus wordt de kerk hier en in het volgende genoemd, ten aanzien van het geestelijk huwelijk met haar Bruidegom Christus, hetwelk in den dag der bruiloft in den hemel zal voltrokken worden. Zie Joh. 3:29. 2 Kor. 11:2. Ef. 5:25. Openb. 19:7; 21:2, 9. verwijsteksten
28 Libanon, of Libanus, is wel geweest een zeer lustige plaats, Deut. 3:25. Maar bij andere vruchtbare plaatsen vergeleken zijnde, was het een wildernis, Jes. 29:17, en als een wildbaan of jachtplaats, 2 Kon. 14:9, waarop hier gezien wordt. Doch op andere plaatsen der Heilige Schrift betekent Libanus treffelijke en lieflijke dingen, ten aanzien van de menigte der schone bomen die daarop wiesen, als Hoogl. 3:9; 5:15. verwijsteksten
29 Of: spits. Hebr. het hoofd.
30 Dit is een berg in Syrië, waar een vallei en rivier was, die denzelfden naam hadden, anders genoemd Abana, 2 Kon. 5:12. Strabo zegt, boek 14, dat deze berg is bezeten geweest van verscheidene tirannen. verwijsteksten
31 Van de bergen Senir en Hermon zie Deut. 3:9. Senir is hier te nemen voor een deel van den berg Hermon. verwijsteksten
32 Hermon is een vermaarde berg, van denwelken te lezen is Ps. 42:7; 89:13. Hij wordt anders Sion genoemd, met een schin, Deut. 4:48. verwijsteksten
33 Of: der leeuwen.
34 Hierbij verstaan enigen: verlost en bevrijd zijnde, zult gij zien het gevaar waarin gij geweest zijt. En aan de andere zijde zult gij zien den gelukzaligen staat waartoe gij gebracht zijt; of iets dergelijks. Zie 1 Kor. 6:9, 10, 11. verwijsteksten
 
9 Gij hebt 35Mij het hart 36genomen, 37Mijn zuster, o bruid; 38gij hebt Mij het hart genomen 39met één van uw ogen, met één 40keten 41van uw hals.
35 Of: Mijn hart hebt gij genomen.
36 Of: beroofd, of: gewond, te weten door liefde. Zie Jes. 62:5. Het Hebreeuwse woord betekent: Gij hebt Mij gehart, of: onthart. De zin is: Gij hebt Mijn gunst en liefde verworven, niettegenstaande uw veelvoudige gebreken. verwijsteksten
37 Aldus wordt de kerk genoemd, aangezien Christus ons aller Broeder is, hebbende ons vlees en bloed aangenomen en ons door het geloof tot Gods kinderen en Zijn broeders en mede-erfgenamen gemaakt. Zie Matth. 12:50. Joh. 1:13. Rom. 8:16, 17. Hebr. 2:11. verwijsteksten
38 En derhalve moogt gij wel gerust en verzekerd zijn, dat Ik u voor altoos niet verlaten zal.
39 Dat is, door het ware geloof, waarmede gij Mij aanschouwt en omhelst als uw lieven Bruidegom, wint gij Mij het hart af. Zonder geloof kunnen wij God niet behagen, Hebr. 11:6. verwijsteksten
40 Dat is, met het sieraad uwer goede werken, uit een waar geloof spruitende. Zie Spr. 1:9. Deze keten hebben wij van onszelven niet, maar door de genade Gods, als te zien is Hoogl. 1:11. God kroont in ons Zijn eigen gaven. verwijsteksten
41 Te weten hangende.
 
10 42Hoe schoon is uw uitnemende liefde, Mijn zuster, o bruid! Hoeveel beter is uw uitnemende liefde dan 43wijn, en de reuk 44uwer oliën dan alle 45specerijen!
42 Dat is, hoe vermakelijk en hoe aangenaam is het Mij, dat Ik uw liefde jegens Mij speur. Zie Hoogl. 1:2. Deze liefde is gelegen in het onderhouden der geboden van Christus, 1 Joh. 2:3, 4, 5. verwijsteksten
43 Zie de aantt. Hoogl. 1 op vers 2 en vers 4. verwijsteksten
44 Versta door de oliën of zalven de gaven des Heiligen Geestes, welke de kerk ontvangen heeft. Zie Filipp. 4:18. 1 Joh. 2:20, 27. Hoogl. 1:3 roemt de bruid den reuk der oliën of zalven. Zie de aantt. aldaar. Alzo roemt hier de Bruidegom de oliën der bruid. Zie Jes. 62:4, 5. verwijsteksten
45 Dat is, welriekende kruiden, als die waren waarvan de heilige zalf of olie gemaakt was, Ex. 30:23. Zie ook 2 Kron. 9:1, 9; 16:14. Esth. 2:12. verwijsteksten
 
11 46Uw lippen, o bruid, 47druppen van honingzeem; 48honing en melk is onder uw tong, en 49de reuk uwer klederen is als 50de reuk van Libanon.
46 Met dewelke gij God aanroept, Zijn Woord predikt, Zijn Naam looft en prijst en uw naaste sticht.
47 Dat is, uw redenen zijn Mij zo lieflijk en aangenaam als den mensen het honingzeem. Zie deze gelijkenis ook Ps. 19:11; 119:103. verwijsteksten
48 Dit betekent hetzelfde dat straks gezegd is. Zie 1 Petr. 2:2. verwijsteksten
49 Dat is, uw goede werken.
50 Op den berg Libanon wiesen vele welriekende bomen en kruiden, inzonderheid wierookbomen, waarvan de berg Libanon zijn naam heeft, want lebona betekent wierook. Hos. 14:6, 7, 8, belooft God Israël dat zijn reuk zou zijn als de Libanon, door den dauw Zijner genade. Zie 2 Kor. 2:14, 15. verwijsteksten
 
12 Mijn zuster, o bruid, gij zijt een 51besloten hof, 52een besloten wel, 53een verzegelde fontein.
51 Of: gegrendelde, toegesloten, in slot gedane hof. Hiermede wordt de onbevlekte geestelijke reinheid en kuisheid der kerk beduid, die den vreemden vrijers of verleiders geen toegang geeft. Doch anderen verstaan dit van de bescherming Gods, Die Zijn kerk bewaart voor de wilde dieren, dat is, voor de wrede tirannen. Jesaja 5 vergelijkt God Zijn kerk bij een besloten wijnstok; en Zach. 2:5 belooft Hij rondom Jeruzalem te zullen zijn een vurige Muur. verwijsteksten
52 Uit dewelke het klare water van het Heilig Evangelie is spruitende, waarmede de bedroefde harten en gemoederen verkwikt en gelaafd worden, Ps. 23:2, volgens de belofte die God Zijn kerk doet, Jes. 58:11. En daarom wordt deze wel of springader gezegd besloten te zijn, omdat dit water der genade alleen den lidmaten der kerk toekomt. Niemand komt daartoe dan door Christus. verwijsteksten
53 Versta hierdoor de verzekering of bevestiging der genade die Christus Zijn gemeente bewijst. Zie 2 Kor. 1:22. Ef. 1:13. Ja, Zijn gemeente alleen, want wat men verzegelt, dat maakt men anderen niet deelachtig. Zie Jes. 8:16. verwijsteksten
 
13 54Uw scheuten zijn 55een paradijs van granaatappelen, met 56edele vruchten, 57cyprus met nardus,
54 Of: Uw planten, of ranken, of loten, dat is, de gelovigen en lidmaten der kerk zijn overvloediglijk met goede werken versierd en vervuld, gelijk een granaatappel vol korrels is. Zij zijn als vruchtbare bomen geplant bij een vers water, Ps. 1:3; 92:13. verwijsteksten
55 Of: lusthof, schone boomgaard. Het betekent eigenlijk een plaats met bomen beplant, als blijkt uit Pred. 2:5. Het wordt ook somtijds genomen voor een bos of woud, Neh. 2:8. verwijsteksten
56 Of: uitnemende, treffelijke vruchten. Versta hierdoor de goede werken der gelovigen, die Gode aangenaam zijn, gelijk granaatappelen en andere lieflijke vruchten den mensen zijn.
57 Zie Hoogl. 1:14. Hebr. cyprussen met nardussen, of: veel cyprus met veel nardus. Daarom wordt het woord nardus hier gesteld in het meervoud, en vers 14 in het enkelvoud, omdat er verscheidene soorten van nardus zijn; of versta hier de bladeren van cyprus en nardus, die ook wél rieken. verwijsteksten
 
14 Nardus en saffraan, 58kalmoes en kaneel, met allerlei 59bomen van wierook, mirre en 60aloë, mitsgaders 61alle voornaamste specerijen.62
58 Anders: zoet riet. Kalmoes en kaneel werden gebruikt in de heilige olie, Ex. 30:23, gelijk de mirre in de olie der zalving, Ex. 30:23-34. verwijsteksten
59 Dat is, van zulke bomen die wierook geven.
60 Of: sandelboom. Zie Num. 24:6. Ps. 45:9. Spr. 7:17. verwijsteksten
61 Hebr. alle hoofdspecerijen, dat is, allerlei voornaamste specerijen. Zie Ex. 30 op vers 23. verwijsteksten
62 Versta hierbij uit vers 13: zijn uw scheuten of ranken. En door deze lieflijke, welriekende kruiden of specerijen worden te kennen gegeven de velerlei gaven des Heiligen Geestes, waarmede de godzaligen begenadigd zijn. Zie 1 Kor. 12:5, 6, enz. Gal. 5:22, 23. 1 Petr. 4:10. verwijsteksten
 
15 63O Fontein der hoven, Put 64der levende wateren, 65die uit Libanon vloeien!
63 Met deze woorden roemt de bruid haar Bruidegom, Die haar begiftigt met overvloed van wateren, dat is, met vele treffelijke geestelijke gaven, waarmede al de hoven, dat is, al de gemeenten bewaterd en bevochtigd worden om overvloedige vruchten te dragen. Zie Jes. 58:11. verwijsteksten
64 Dat is, der gedurige wateren, altijd lopende, nimmermeer verdrogende, noch vervuilende, maar de mensen met hun lieflijkheid verkwikkende. Zie Gen. 26 op vers 19. Dusdanig water geeft Christus den Zijnen. Zie Jes. 12:3. Joh. 4:10, 14; 7:38, 39. verwijsteksten
65 Het schijnt dat hier gezien wordt op de rivier der Jordaan, die haar oorsprong neemt aan den voet van Libanon, en zij liep geheel door het beloofde land, hetzelve bevochtigende. Daar staat Openb. 22:1, dat er uit den troon Gods en des Lams (hetwelk Christus is) een zuivere stroom des levenden waters voortkwam. verwijsteksten
 
16 66Ontwaak, Noordenwind, en kom, Gij Zuidenwind, 67doorwaai 68mijn hof, 69dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en 70ate zijn 71edele vruchten!
66 Of: Rijs op, sta op. Dit is ook een zegen dien God over Zijn hof, dat is, over Zijn kerk zendt, te weten dat de winden daarop waaien, om dien te verkwikken en de lucht te zuiveren, en alzo denzelven vruchtbaarder te maken. Versta hier door den wind den Heiligen Geest, als Joh. 3:8. Hand. 2:2. En hoewel de Zuiden- en Noordenwind van verscheidene kwaliteiten en werkingen zijn, de ene zijnde koud, de andere warm, de ene vochtig, de andere droog, zo zijn zij nochtans beide dezen hof of der kerke Gods bevorderlijk, die somtijds scherpe bestraffingen, somtijds ook kalmte en zoete vertroosting vandoen heeft. verwijsteksten
67 Het is God Die de winden voortbrengt uit Zijn schatkameren, Ps. 135:7. verwijsteksten
68 Merk dat de kerk dezen hof noemt haar hof, ook Zijn, te weten Christus’ hof, in verscheiden opzicht. Christus is de Eigenaar en Erfgenaam van dezen hof, maar de opzieners der kerk zijn Gods akkerlieden en medewerkers in dezen hof, dat is, gemeente, waaraan iegelijk lidmaat de geestelijke gemeenschap mede heeft, 1 Kor. 3:9. verwijsteksten
69 Dat is, opdat de reuk verspreid worde.
70 Dat is, dat Hij de vruchten genote, die wij Hem, door de werking en kracht Zijns Geestes, voortbrengen, waardoor wij schuldig zijn Hem te eren, Rom. 6:22. verwijsteksten
71 Zie vers 13. verwijsteksten

Einde Hooglied 4