Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 BETER
is een goede naam dan goede olie, en de dag des doods dan de dag dat iemand geboren wordt. |
2 Het is beter te gaan in het klaaghuis dan te gaan in het huis des maaltijds; want
in hetzelve is het einde aller mensen, en de levende legt het in zijn hart. |
3 Het treuren is beter dan het lachen, want door de droefheid des aangezichts wordt het hart gebeterd. |
4 Het hart der wijzen is in het klaaghuis, maar het hart der zotten in het huis der vreugde. |
5 Het is beter te horen het bestraffen des wijzen dan dat iemand hore het gezang der dwazen. |
6 Want gelijk het geluid der doornen onder een pot, alzo is het lachen eens zots. Dit is ook ijdelheid. |
7 Voorwaar, de onderdrukking zou wel een wijze dol maken, en het geschenk verderft het hart. |
8 Het einde van een ding is beter dan zijn begin; de lankmoedige is beter dan de hoogmoedige. |
9 Zijt niet haastig in uw geest om te toornen, want de toorn rust in den boezem der dwazen. |
10 Zeg niet: Wat is er, dat de vorige dagen beter geweest zijn dan deze? Want gij zoudt naar zulks niet uit wijsheid vragen. |
11 De wijsheid is goed met een erfdeel; en degenen die de zon aanschouwen, hebben voordeel daarvan. |
12 Want de wijsheid is tot een schaduw en het geld is tot een schaduw, maar de uitnemendheid der wetenschap is, dat de wijsheid haar bezitters het leven geeft. |
13 Aanmerk het werk Gods; want wie kan recht maken wat Hij krom gemaakt heeft? |
14 Geniet het goede ten dage des voorspoeds, maar ten dage des tegenspoeds zie toe; want God maakt ook den een tegenover den ander, ter oorzake dat de mens niet zou vinden iets dat na Hem zal zijn. |
15 Dit alles heb ik gezien in de dagen mijner ijdelheid: er is een rechtvaardige die in zijn gerechtigheid omkomt; daarentegen is er een goddeloze die in zijn boosheid zijn dagen verlengt. |
16 Wees niet al te rechtvaardig, en houd uzelven niet al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen? |
17 Wees niet al te goddeloos, en wees niet al te dwaas; waarom zoudt gij sterven buiten uw tijd? |
18 Het is goed dat gij daaraan vasthoudt, en trek ook uw hand van dit niet af; want die God vreest, die ontgaat dat alles. |
19 De wijsheid versterkt den wijze meer dan tien heerschappers die in een stad zijn. |
20 Voorwaar, er is geen mens rechtvaardig op aarde, die goed doet en niet zondigt. |
21 Geef ook uw hart niet tot alle woorden die men spreekt, opdat gij niet hoort dat uw knecht u vloekt. |
22 Want uw hart heeft ook vele malen bekend, dat gij ook anderen gevloekt hebt. |
23 Dit alles heb ik met wijsheid verzocht; ik zeide: Ik zal wijsheid bekomen, maar zij was nog ver van mij. |
24 Hetgeen dat veraf is en zeer diep, wie zal dat vinden? |
25 Ik keerde mij om, en mijn hart, om te weten en om na te speuren en te zoeken wijsheid en een sluitrede; en om te weten de goddeloosheid der zotheid en de dwaasheid der onzinnigheden. |
26 En ik vond een bitterder ding dan de dood: een vrouw welker hart netten en garen, en haar handen banden zijn; wie goed is voor Gods aangezicht, zal van haar ontkomen; daarentegen de zondaar zal van haar gevangen worden. |
27 Zie, dit heb ik gevonden, zegt de Prediker, het ene bij het andere, om de sluitrede te vinden, |
28 Dewelke mijn ziel nog zoekt, maar ik heb haar niet gevonden: één man uit duizend heb ik gevonden, maar een vrouw onder die allen heb ik niet gevonden. |
29 Alleenlijk zie, dit heb ik gevonden, dat God den mens recht gemaakt heeft, maar zij hebben vele vonden gezocht. |