Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 DE opperste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd, Zij heeft Haar zeven pilaren gehouwen. |
2 Zij heeft Haar slachtvee geslacht, Zij heeft Haar wijn gemengd, ook heeft Zij Haar tafel toegericht. |
3 Zij heeft Haar dienstmaagden uitgezonden, Zij nodigt, op de tinnen van de hoogten der stad: |
4 Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts. Tot den verstandeloze zegt Zij: |
5 Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van den wijn dien Ik gemengd heb. |
6 Verlaat de slechtigheden en leeft; en treedt in den weg des verstands. |
7 Wie den spotter tuchtigt, behaalt zich schande; en die den goddeloze bestraft, zijn schandvlek. |
8 Bestraf den spotter niet, opdat hij u niet hate; bestraf den wijze, en hij zal u liefhebben. |
9 Leer den wijze, zo zal hij nog wijzer worden; onderwijs den rechtvaardige, zo zal hij in leer toenemen. |
10 De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid, en de wetenschap der heiligen is verstand. |
11 Want door Mij zullen uw dagen vermenigvuldigen, en jaren des levens zullen u toegedaan worden. |
12 Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij zult het alleen dragen. |
13 Een zotte vrouw is woelachtig, de slechtigheid zelve, en weet niet met al; |
14 En zij zit aan de deur van haar huis, op een stoel, op de hoge plaatsen der stad, |
15 Om te roepen degenen die op den weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, zeggende: |
16 Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts. En tot den verstandeloze zegt zij: |
17 De gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is lieflijk. |
18 Maar hij weet niet dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel. |