Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De maaltijd der Wijsheid |
1 DE opperste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd, Zij heeft Haar zeven pilaren gehouwen. |
2 Zij heeft Haar slachtvee geslacht, Zij heeft Haar wijn gemengd, ook heeft Zij Haar tafel toegericht. |
3 Zij heeft Haar dienstmaagden uitgezonden, Zij nodigt, op de atinnen van de hoogten der stad: a Spr. 8:2.  |
a Spr. 8:2 Op de spits der hoge plaatsen, aan den weg, ter plaatse waar paden zijn, staat Zij; |
4 Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts. Tot den verstandeloze zegt Zij: |
5 Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van den wijn dien Ik gemengd heb. |
6 Verlaat de slechtigheden en leeft; en treedt in den weg des verstands. |
7 Wie den spotter tuchtigt, behaalt zich schande; en die den goddeloze bestraft, zijn schandvlek. |
8 bBestraf den spotter niet, opdat hij u niet hate; bestraf den wijze, en hij zal u liefhebben. b Matth. 7:6.  |
b Matth. 7:6 Geeft het heilige den honden niet, en werpt uw parelen niet voor de zwijnen; opdat zij niet te eniger tijd dezelve met hun voeten vertreden en zich omkerende u verscheuren. |
9 Leer den wijze, zo zal hij nog wijzer worden; onderwijs den rechtvaardige, zo zal hij in leer toenemen. |
10 cDe vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid, en de wetenschap der heiligen is verstand. c Job 28:28. Ps. 111:10. Spr. 1:7.  |
c Job 28:28 Maar tot den mens heeft Hij gezegd: Zie, de vreze des Heeren is de wijsheid, en van het kwade te wijken is het verstand. Ps. 111:10 Resch. De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid; Schin. allen die ze doen, hebben goed verstand; Thau. Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid. Spr. 1:7 De vreze des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht. |
11 Want door Mij zullen uw ddagen vermenigvuldigen, en jaren des levens zullen u toegedaan worden. d Spr. 10:27.  |
d Spr. 10:27 De vreze des HEEREN vermeerdert de dagen, maar de jaren der goddelozen worden verkort. |
12 Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij zult het alleen dragen. |
13 Een zotte vrouw eis woelachtig, de slechtigheid zelve, en weet niet met al; e Spr. 7:11.  |
e Spr. 7:11 Deze was woelachtig en wederstrevig; haar voeten bleven in haar huis niet; |
14 En zij zit aan de deur van haar huis, op een stoel, op de hoge plaatsen der stad, |
15 Om te roepen degenen die op den weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, zeggende: |
16 Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts. En tot den verstandeloze zegt zij: |
17 fDe gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is lieflijk. f Spr. 20:17.  |
f Spr. 20:17 Het brood der leugen is den mens zoet, maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. |
18 Maar hij weet niet dat aldaar gdoden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel. g Spr. 2:18.  |
g Spr. 2:18 Want haar huis helt naar den dood, en haar paden naar de overledenen. |