Statenvertaling.nl

sample header image

Spreuken 7 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Spreuken 7

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Salomo vermaant tot familiare, innerlijke en sterke gemeenschap met de wijsheid, vs. 1, enz. Om bewaard te zijn voor de gevaren der onkuise vrouwen, 5. Waarvan hij een bijzonder voorbeeld voor ogen stelt, afbeeldende zeer levendig de kunstige praktijken van een overspeelster en de verleiding van een dommen jongeling, met ernstige afmaning van zulke goddeloosheid, 6, enz.
 
Het gevaar van onkuisheid
1 MIJN zoon, bewaar mijn redenen, en 1leg mijn geboden bij u weg.
1 Zie Job 23 op vers 12. verwijsteksten
 
2 aBewaar mijn geboden en 2leef, en mijn 3wet als 4den appel uwer ogen.
a Lev. 18:5. Spr. 4:4. verwijsteksten
2 Dat is, gij zult zekerlijk leven. Hetgeen op bevelende manier uitgesproken wordt, begrijpt dikwijls een vaste belofte. Zie Spr. 3 op vers 25; 4 op vers 4. verwijsteksten
3 Of: leer. Zie Spr. 1 op vers 8. verwijsteksten
4 Te weten die om zijn teerheid gans nauw bewaard moet worden. Zie Deut. 32 op vers 10. verwijsteksten
 
3 b5Bind ze aan uw vingers, 6schrijf ze op de tafel uws harten.
b Deut. 6:8; 11:18. verwijsteksten
5 Dat is, heb ze geduriglijk voor de ogen om die te gedenken, en bij de hand om die in het werk te stellen. Vgl. Deut. 6 op vers 8; 11:18. verwijsteksten
6 Zie Spr. 3 op vers 3. verwijsteksten
 
4 7Zeg tot de wijsheid: Gij zijt mijn zuster; en heet het verstand uw 8bloedvriend;
7 Dat is, bemin de wijsheid en vereer haar, alsof zij uw eigen zuster ware of u nabestaande, enz.
8 Het Hebreeuwse woord is zo genomen Ruth 2:1. Vgl. ook Ruth 3:2 en de aant. verwijsteksten
 
5 cOpdat zij u bewaren voor de 9vreemde vrouw, voor de onbekende, 10die met haar redenen vleit.
c Spr. 5:3. verwijsteksten
9 Zie Spr. 2 op vers 16. verwijsteksten
10 Zie Spr. 2 op vers 16, voorgemeld. verwijsteksten
 
6 11Want door het venster van mijn huis, door mijn tralie keek ik uit,
11 Hoewel het zijn kan, dat Salomo dit met zijn ogen gezien heeft, nochtans schijnt het, dat hij het voorbeeldsgewijze voorstelt, als een zaak die dikwijls gebeurt, en dat tot lering en waarschuwing der jeugd; gelijk Christus mede dikwijls in het Evangelie zulke voorbeelden en gelijkenissen voortbrengt.
 
7 En ik zag onder de 12slechten, ik 13merkte onder de 14jonge gezellen een 15verstandelozen jongeling,
12 Zie Spr. 1 op vers 4. verwijsteksten
13 Zie van het Hebreeuwse woord aldus genomen, Job 18:2 en de aant. verwijsteksten
14 Hebr. zonen; dat is, jongemannen of gezellen; gelijk bij ons het woord dochter veel voor een jongedochter gebruikt wordt.
15 Hebr. hartelozen. Zie Spr. 6 op vers 32. verwijsteksten
 
8 Voorbijgaande op de straat, nevens 16haar hoek, en hij trad op den weg 17van haar huis,
16 Te weten der overspeelster. Versta nevens den hoek van haar huis, waarin zij woonde.
17 Dat is, die tot haar huis leidde.
 
9 18In de schemering, in den avond des daags, in den 19zwarten nacht en de donkerheid;
18 Te weten des avonds. Zie van het Hebreeuwse woord 2 Kon. 7 op vers 5. verwijsteksten
19 Hebr. zwartheid des nachts; dat is, als de nacht van donkerheid zwart werd. Alzo Spr. 20:20 in de zwartheid der duisternis; dat is, als het zwart is van grote duisternis. En versta dit vers van het begin en van het vervolg dezer handeling. verwijsteksten
 
10 En zie, een vrouw ontmoette hem in 20hoerenversiersel, en 21met het hart op haar hoede;
20 (-versiersel:) Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk een habijt, kleed, tooi of sieraad, dat wel op het lichaam gepast en gevoegd is. Vgl. Ps. 73:6. verwijsteksten
21 Hebr. bewaard, of: behoed van hart, of: voorzien van zinnen; dat is, dubbel, sluw, loos en gans voorzien met allerlei doortrapte listigheid om te bedriegen en niet bedrogen te worden.
 
11 dDeze was 22woelachtig en 23wederstrevig; haar voeten 24bleven in haar huis niet;
d Spr. 9:13. verwijsteksten
22 Dat is, ongerust van zinnen, ongebonden van tong, licht in gebaren, vol bedrijf in ijdele werken, of: snaterachtig. Alzo Spr. 9:13. verwijsteksten
23 Of: afwijkende; te weten van alle goede zeden en van de gehoorzaamheid haars mans.
24 Hebr. woonden niet. Alzo is het Hebreeuwse woord genomen Ex. 40:35. Richt. 5:16. verwijsteksten
 
12 25Nu buiten, 25dan op de straten zijnde, en bij alle hoeken loerende.
25 . 25 Hebr. Maal, maal; dat is, de ene maal buiten, de andere maal op, enz. Versta door buiten de plaats en ruimte die voor de deur van het huis is; door de straten de gemene gangen en wijken die door de stad en daarbuiten lopen.
 
13 En zij greep hem aan en kuste hem; zij 26sterkte haar aangezicht en zeide tot hem:
26 Of: verstijfde; dat is, zij legde de schaamte af, was stout, en deed (gelijk men zegt) een planken aangezicht aan. Vgl. Deut. 28, de aant. op vers 50. Anders: vergaderde. verwijsteksten
 
14 27Dankoffers zijn bij mij, ik heb heden mijn 28geloften 29betaald.
27 Zie van deze Lev. 3 op vers 1, van dewelke zij die ze den Heere toebrachten, hun deel hadden; waarvan zij alsdan met hun vrienden vrolijk waren. Of: Dankoffers waren op mij, dat is, belofte van dankoffers te doen. verwijsteksten
28 Zie Lev. 7 op vers 16. verwijsteksten
29 Dat is, volbracht wat ik beloofd heb. Zie Ps. 50:14; 61:9; 65:2. Nah. 1:15. verwijsteksten
 
15 Daarom ben ik uitgegaan u tegemoet, om uw aangezicht 30naarstiglijk te zoeken, en ik heb u gevonden.
30 Het Hebreeuwse woord betekent wel eigenlijk iets in den morgenstond zoeken; maar het wordt voor alle naarstige zoeking genomen. Zie Job 7 op vers 21. Want hier wordt niet gesproken van den morgen, maar van den avondstond. verwijsteksten
 
16 Ik heb mijn bedstede met 31tapijtsieraad toegemaakt, 32met uitgehouwen werken, 33met fijn linnen van Egypte.
31 Het Hebreeuwse woord, hetwelk alleen hier en Spr. 31:22 gevonden wordt, schijnt te betekenen enig bedsieraad, als kostelijke tapijten en kunstig toegemaakte dekens, waarmede de bedden niet alleen bedekt, maar bijzonder opgepronkt werden. verwijsteksten
32 Versta graveringen en insnijdingen, die tot een sieraad aan de koets waarop het bed lag, kunstiglijk ingekerfd en ingehold waren.
33 Hebr. snoer of draad, waardoor sommigen verstaan zeer fijn, wit en kostelijk lijnwaad, dat uit zulke draden gemaakt werd en tot het bed behoorde. Vgl. Gen. 41:42. 1 Kon. 10:28. Spr. 31:22. Enigen houden dat deze snoeren of koordjes, die zeer kostelijk waren, liepen tussen de tapijten of behangsels om een onderscheid te maken tussen de figuren die daarop mochten gestoken of geweven zijn. Anderen menen dat de koets tot een sieraad met deze kostelijke snoeren is omvlochten geweest. verwijsteksten
 
17 Ik heb mijn leger met mirre, aloë en kaneel welriekende gemaakt;
18 Kom, laat ons 34dronken worden van minne tot den morgen toe, laat ons ons vrolijk maken in 35grote liefde.
34 Vgl. Spr. 5:19 en de aant. daarop. verwijsteksten
35 Hebr. liefden, in het meervoud.
 
19 Want 36de man is niet in zijn huis, hij is 37een verren weg getogen;
36 Zij zegt dit met verachting van haar man, alsof hij haar man niet was; gelijk zij ook daarom terstond zegt: in zijn huis, voor te huis.
37 Hebr. een weg uit verre, dat is, een verren weg; alzo Jer. 31:10 eilanden uit of van verre, dat is, die vergelegen zijn. verwijsteksten
 
20 Hij heeft 38een bundel geld 39in zijn hand genomen, 40ten bestemden dage zal hij naar zijn huis komen.
38 Dit zegt zij tot een teken dat hij lang weg zou blijven.
39 Dat is, met zich. Zie 2 Sam. 8 op vers 10. 2 Kon. 5 op vers 5. verwijsteksten
40 Dat is, dien hij mij gezet heeft, en die nog bij lange na niet is verschenen. Zie van het Hebreeuwse woord Ps. 81:4 en de aant. verwijsteksten
 
21 Zij 41bewoog hem door de veelheid van haar 42onderricht, zij dreef hem aan door 43de vleiing harer lippen.
41 Hebr. deed hem afwijken, of: neigde hem.
42 Het Hebreeuwse woord betekent wel meest een goed onderwijs, of leer waardoor men tot wijsheid en deugd geleerd wordt, Spr. 1:5, maar hier in het kwade genomen zijnde, is het zoveel als een bedrieglijke en met schone woorden aanlokkende beprating, waardoor iemand tot zijn nadeel verleid wordt. verwijsteksten
43 Anders ook genaamd: lippen der vleiing, Ps. 12:3, 4. Hebr. smijdigheid of gladheid harer lippen. verwijsteksten
 
22 Hij ging haar straks achterna, gelijk een os ter slachting gaat, en 44gelijk een dwaas tot 45de tuchtiging der boeien,
44 In het Hebreeuws zijn de woorden omgezet, aldus: gelijk de boeien tot de tuchtiging van den dwaas; dat is, gelijk de dwaas tot de kastijding der boeien, te weten, gaat, dat is, om met de boeien gekastijd te worden. Anders: gelijk de dwaas met de boeien der tuchtiging.
45 Het Hebreeuwse woord betekent niet alleen de onderwijzing, die geschiedt met woorden, als Spr. 1:2; 16:22, enz., maar ook de kastijding, die geschiedt met dadelijke straf, als Spr. 22:15; 23:13. Jer. 30:14. Ez. 5:15. verwijsteksten
 
23 Totdat hem 46de pijl 47zijn lever doorsneed; egelijk een vogel zich haast naar den strik, en niet weet dat dezelve 48tegen zijn leven is.
46 Dat is, een felle, scherpe en zeer diepgaande en doordringende plaag of straf. Zie Deut. 32 op vers 23. Job 6 op vers 4. verwijsteksten
47 Dat is, zijn begeerlijkheid met rampzaligen lust ontstak, zijn lichaam met ongezondheid verdierf en zijn geest met het gevoelen van Gods toorn beroerde.
e Spr. 1:17. verwijsteksten
48 Te weten opgehangen, gelegd of uitgespreid om hem het leven (Hebr. ziel) te benemen.
 
24 Nu dan, 49kinderen, hoort naar mij, en luistert naar de redenen mijns monds.
49 Zie Spr. 1 op vers 8. verwijsteksten
 
25 Laat uw hart tot haar 50wegen niet wijken, dwaal niet op haar paden.
50 Dat is, manier van leven, doen en laten, handel en wandel. Zie Gen. 6 op vers 12. Neem in denzelfden zin het volgende woord paden. verwijsteksten
 
26 Want zij heeft vele gewonden nedergeveld, en al 51haar gedoden zijn 52machtig vele.
51 Dat is, die zij gedood en omgebracht heeft.
52 Anders: sterk, dat is, kloek, naar het lichaam in kracht, of naar den geest in wijsheid, of naar beide, als Simson, David, Salomo, enz. Het Hebreeuwse woord is voor vele in getal genomen Ps. 139:17. Jer. 5:6; 15:8; voor machtige of sterke Gen. 18:18. Ex. 1:7, 9. Deut. 7:1. verwijsteksten
 
27 fHaar huis zijn wegen 53des grafs, dalende naar de binnenkameren 54des doods.
f Spr. 2:18; 5:5. verwijsteksten
53 Dat is, die naar het graf leiden. Anders: naar de hel; want het Hebreeuwse woordje betekent beide. Zie Gen. 37 op vers 35. Beide betekenissen kunnen hier plaatshebben. verwijsteksten
54 Niet alleen des lichamelijken, maar ook des geestelijken en eeuwigen.

Einde Spreuken 7