Statenvertaling.nl

sample header image

Spreuken 5 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Spreuken 5

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Vermaan tot studering der wijsheid, vs. 1. Ernstige waarschuwing tegen onkuise vrouwen, 3. Vermaning tot een zedig en vrolijk leven in den echtelijken staat, 15. God ziet alles, vangt en verderft de goddelozen in hun zonden, 21.
 
Waarschuwing tegen hoererij
1 MIJN zoon, merk op mijn 1wijsheid; neig uw oor tot mijn 1verstand;
1 . 1 Van het onderscheid dezer twee woorden wijsheid en verstand zie Spr. 1 op vers 2. verwijsteksten
 
2 Opdat gij alle 2bedachtzaamheid behoudt, en uw 3lippen wetenschap bewaren.
2 Hebr. bedachtzaamheden. Zie Spr. 1 op vers 4. verwijsteksten
3 Te weten waarmede gij de wetenschap die gij uit mijn lering krijgt, anderen moogt mededelen. Vgl. Mal. 2:7. verwijsteksten
 
3 4Want de 5lippen 6der vreemde vrouw 7druppen ahoningzeem, en 8haar gehemelte is gladder dan olie;
4 Hier wordt reden gegeven waarom de voorgaande vermaning bij de mensen behoort plaats te hebben.
5 Dat is, woorden. Zie Job 2 op vers 10. Dezelfde betekenis heeft het woord gehemelte, dat volgt. Alzo Job 31:30. verwijsteksten
6 Zie Spr. 2 op vers 16. verwijsteksten
7 Dat is, brengen zoete en lieflijke woorden zonder ophouden voort, waardoor de jongemannen tot haar liefde aangelokt worden. Zie van deze manier van spreken Deut. 32:2 en de aant. verwijsteksten
a Spr. 2:16; 6:24. verwijsteksten
8 Dat is, haar redenen glijden in het hart door haar lieflijke vleiing, gelijk de olie in de maag door haar gladheid. Vgl. Spr. 26:28. verwijsteksten
 
4 Maar 9het laatste van haar is bitter als alsem, scherp als 10een tweesnijdend zwaard.
9 Of: haar einde of uitgang. De zin is, dat de uitkomst van al de lieflijkheid en zoetigheid der vreemde vrouw en dergenen die dezelve aanhangen, anders niet is dan gelijk in den tekst volgt. Alzo wordt het oorspronkelijke woord voor een ongelukkig einde genomen Deut. 32:20. Spr. 14:13; 23:32. Amos 8:10. verwijsteksten
10 Hebr. een zwaard der monden, dat is, dat twee monden heeft. Versta een zwaard dat aan beide zijden snijdt. Alzo Ps. 149:6. Hebr. 4:12. verwijsteksten
 
5 bHaar voeten dalen naar 11den dood, haar treden 12houden de 13hel vast.
b Spr. 7:27. verwijsteksten
11 Hierbij wordt niet alleen de tijdelijke dood en het zichtbare graf verstaan, maar ook de eeuwige dood en de hel.
12 Dat is, strekken daarheen, dat zij dezelve niet ontgaan zullen.
13 Zie van de betekenissen van dit woord Gen. 37 op vers 35. verwijsteksten
 
6 14Opdat gij het 15pad des levens niet zoudt wegen, zijn haar 16gangen 17ongestadig, 18dat gij het niet 19merkt.
14 Dat is, opdat gij niet bij uzelven komt te overwegen, of men met haar zou kunnen verkeren en evenwel den weg des levens behouden, zo weet dat haar gangen en manieren van doen zo ongestadig, veranderlijk en dwalende zijn in het aanleggen van alle listigheid om u te verleiden, dat gij het niet zult kunnen bemerken, en zult dienvolgens van haar in het net des verderfs gevangen worden.
15 Dat is, dat tot het ware leven leidt. Zie Spr. 2 op vers 19. verwijsteksten
16 Hebr. sporen; dat is, haar woorden en werken.
17 Of: bewegen zich heen en weder, zijn weifelende, dat is, dwalende, onzeker, met alle winden gedreven, nu tot deze, dan tot die hangende, en dat om de mensen te verleiden.
18 Of: dat gij het niet gewaarwordt of bevindt; te weten dat haar gangen van het pad des levens afdwalen en den mens naar den dood leiden.
19 Het Hebreeuwse woord is alzo dikwijls genomen. Zie Job 5 op vers 24. verwijsteksten
 
7 Nu dan, gij kinderen, hoort naar mij, en wijkt niet van de redenen mijns monds.
8 20Maak uw weg verre van haar, en nader niet tot de deur van haar huis,
20 Dat is, heb geen gemeenschap met haar, en wacht u van omtrent haar te komen.
 
9 Opdat gij 21anderen uw 22eer niet 23geeft, en uw 24jaren cden 25wrede;
21 Te weten de overspeelster en haar man.
22 Dat is, uw jeugd, sterkte, middelen, goeden naam en zielenwelvaart. Versta hieronder ook de kinderen die een hoereerder van de hoer krijgt; want die blijven meest in het huis der echtbreekster.
23 Te weten als een roof en prooi, om die kwijt te worden.
24 Te weten uw jonge jaren en den besten tijd uws levens.
c Spr. 6:34, 35. verwijsteksten
25 Versta het hoerengezelschap en den man der hoer, die u wredelijk vervolgen en aan de overheid overgeven zal. Vgl. Spr. 6:34, 35. verwijsteksten
 
10 Opdat de 26vreemden zich niet verzadigen 27van uw vermogen, en 28al uw smartelijke arbeid niet kome in het huis des 29onbekenden,
26 Versta niet alleen de overspeelster en haar man, maar ook alle hoerenwaarden, koppelaars, koppelaressen en overspelig gedrocht, die enig profijt van de onkuisheid trekken.
27 Dat is, van uw tijdelijke middelen. Alzo Hos. 7:9. verwijsteksten
28 Dat is, dat gij door uw arbeid (met smart en moeite verenigd) gewonnen hebt. Vgl. Spr. 14:23. Jes. 58:3. verwijsteksten
29 Of: uitlandsen; alzo vers 20. verwijsteksten
 
11 En gij in uw laatste 30brult, als uw vlees en uw lijf verteerd is,
30 Of: schreeuwt. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk het getier en gebrul dat de beesten en bijzonderlijk de leeuwen maken, als zij in enigen nood zijn, hoewel zij niet bevatten vanwaar die komt. Vgl. Ps. 32:3. Jes. 5:29, 30. Ez. 24:23. verwijsteksten
 
12 En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de bestraffing versmaad,
13 En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oor geneigd tot mijn leraars!
14 31Ik ben bijna in alle 32kwaad geweest, 33in het midden der gemeente en der vergadering.
31 Hebr. Ik ben na of omtrent een weinig in alle kwaad geweest.
32 Te weten het kwaad der straf. Zie Gen. 19 op vers 19. Of versta ook daarbij het kwaad der schuld; waarvan zie Job 20:12. verwijsteksten
33 Dat is, in het openbaar voor de gemeente Gods en de ganse wereld.
 
15 34Drink water uit uw bak, en 35vloeden uit het midden van uw bornput.
34 Dit is een figuurlijke beschrijving tot het 19de vers ingesloten, vertonende den schuldigen plicht, het welvaren en de gerustheid des gemoeds dergenen die in den heiligen echtelijken staat naar Gods ordinantie kuiselijk leven. De zin is, dat eenieder zich met zijn eigen wettig gezelschap alleen in alle eerbaarheid vermaken moet; als volgt vss. 18, 19. Anderen hebben dit verstaan van het wettig bezit en gebruik der tijdelijke goederen, en van de weldadigheid die wij daarmede bewijzen moeten. verwijsteksten
35 Of: stromen.
 
16 Laat uw 36fonteinen zich buiten verspreiden, en de 37waterbeken op de straten;
36 Versta uw kinderen, die uit u als uit een fontein voortkomen. Vgl. Jes. 51:1. De zin is, dat eenieder de zijnen eerlijk zou opkweken, opdat zij niet alleen het huisgezin sieraad en dienst zouden toebrengen, maar ook anderen mensen, naar hun gelegenheid, vriendschap en deugd doen. verwijsteksten
37 Zie Ps. 1 op vers 3. verwijsteksten
 
17 38Laat ze uwe alleen zijn, en van geen vreemden met u.
38 Te weten doordat zij alleen u voor hun vader kennen en gij hen voor uw kinderen; hetwelk niet kan geschieden onder de kinderen die uit een overspeelster geboren worden.
 
18 39Uw springader zij gezegend, en verblijd u vanwege de huisvrouw uwer jeugd;
39 Dat is, uw wettige huisvrouw, uit dewelke u de kinderen, als uit een springende fontein, voortkomen.
 
19 Een 40zeer lieflijke hinde en 41aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijde 42dronken maken; 43dool steeds in haar liefde.
40 Hebr. hinde der liefden. Van deze wordt hier gewag gemaakt, omdat zij van het hert (zo enigen schrijven) zeer innig bemind wordt.
41 Hebr. ree der aangenaamheid.
42 Of: bevochtigen, drenken, laven, dat is, met vreugde en wellust vervullen. Vgl. Spr. 7:18. verwijsteksten
43 Dat is, vermaak u met haar gelijk iemand zich pleegt te vermaken in hetgeen dat geoorloofd is, en daarin zich zo te vergeten, dat hij naar het ongeoorloofde niet eens omziet.
 
20 En waarom zoudt gij, mijn zoon, 44in een vreemde dolen, en den schoot der 45onbekende omvangen?
44 Dat is, in de liefde ener vreemde.
45 Of: uitlandse.
 
21 Want 46eens iegelijks wegen zijn voor de dogen des HEEREN, en Hij 47weegt al zijn gangen.
46 Of: eens mans.
d 2 Kron. 16:9. Job 31:4; 34:21. Spr. 15:3. Jer. 16:17; 32:19. verwijsteksten
47 Hebr. weegt al zijn sporen, dat is, Hij beproeft als met een paslood eens iegelijks wegen, of zij recht of slim zijn; wetende volkomenlijk al het doen en laten der mensen.
 
22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonde zal hij vastgehouden worden.
23 Hij zal sterven, 48omdat hij zonder tucht geweest is, en in de 49grootheid zijner dwaasheid zal hij 50verdwalen.
48 Dat is, omdat hij geen onderricht noch tuchtiging heeft willen horen, of, als hij ze hoorde, niet heeft willen aannemen.
49 Of: menigvuldigheid; dat is, grote of menigvuldige dwaasheid.
50 Te weten van den weg des levens, en alzo ter verdoemenis lopen.

Einde Spreuken 5