Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 DE wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig; al wie daarin dwaalt, zal niet wijs zijn. |
2 De schrik eens konings is als het brullen eens jongen leeuws; die zich tegen hem vergramt, zondigt tegen zijn ziel. |
3 Het is eer voor een man, van twist af te blijven; maar een ieder dwaas zal er zich in mengen. |
4 Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niets zijn. |
5 De raad in het hart eens mans is als diepe wateren; maar een man van verstand zal dien uithalen. |
6 Elkeen van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen man vinden? |
7 De rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid; welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem. |
8 Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen. |
9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? |
10 Tweeërlei weegsteen, tweeërlei efa is den HEERE een gruwel, ja, die beide. |
11 Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekendmaken, of zijn werk zuiver en of het recht zal wezen. |
12 Een horend oor en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. |
13 Heb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. |
14 Het is kwaad, het is kwaad, zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. |
15 Goud is er, en menigte van robijnen, maar de lippen der wetenschap zijn een kostelijk kleinood. |
16 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor de onbekenden. |
17 Het brood der leugen is den mens zoet, maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. |
18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd; daarom, voer oorlog met wijze raadslagen. |
19 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem die met zijn lippen verlokt. |
20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. |
21 Als een erfenis in het eerst verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. |
22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden. Wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. |
23 Tweeërlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedrieglijke weegschaal is niet goed. |
24 De treden des mans zijn van den HEERE; hoe zou dan een mens zijn weg verstaan? |
25 Het is een strik des mensen dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften onderzoek te doen. |
26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. |
27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. |
28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning, en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. |
29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid. |
30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders de slagen van het binnenste des buiks. |