Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Niemand is zonder zonde |
1 DE wijn is een spotter, de sterke drank is woelachtig; al wie daarin dwaalt, zal niet wijs zijn. |
2 aDe schrik eens konings is als het brullen eens jongen leeuws; die zich tegen hem vergramt, zondigt tegen zijn ziel. a Spr. 16:14; 19:12.  |
a Spr. 16:14 De grimmigheid des konings is als de boden des doods, maar een wijs man zal die verzoenen. Spr. 19:12 Des konings gramschap is als het brullen eens jongen leeuws, maar zijn welgevallen is als dauw op het kruid. |
3 bHet is eer voor een man, van twist af te blijven; maar een ieder dwaas zal er zich in mengen. b Spr. 17:14.  |
b Spr. 17:14 Het begin des krakeels is gelijk een die het water opening geeft; daarom, verlaat den twist, eer hij zich vermengt. |
4 Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den oogst, maar er zal niets zijn. |
5 cDe raad in het hart eens mans is als diepe wateren; maar een man van verstand zal dien uithalen. c Spr. 18:4.  |
c Spr. 18:4 De woorden van den mond eens mans zijn diepe wateren, en de springader der wijsheid is een uitstortende beek. |
6 Elkeen van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen man vinden? |
7 De rechtvaardige wandelt steeds in zijn oprechtheid; welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem. |
8 Een koning, zittende op den troon des gerichts, dverstrooit alle kwaad met zijn ogen. d vers 26.  |
d vers 26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. |
9 eWie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? e 1 Kon. 8:46. Job 14:4. Ps. 51:7. Pred. 7:20. 1 Joh. 1:8.  |
e 1 Kon. 8:46 Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er die niet zondigt), en Gij tegen hen vertoornd zult zijn en hen leveren zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen die hen gevangen hebben, hen gevankelijk wegvoeren in des vijands land, dat ver of nabij is; Job 14:4 Wie zal een reine geven uit den onreine? Niet één. Ps. 51:7 Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen. Pred. 7:20 Voorwaar, er is geen mens rechtvaardig op aarde, die goed doet en niet zondigt. 1 Joh. 1:8 Indien wij zeggen dat wij geen zonde hebben, zo verleiden wij onszelven, en de waarheid is in ons niet. |
10 fTweeërlei weegsteen, tweeërlei efa is den HEERE een gruwel, ja, die beide. f vers 23. Deut. 25:13. Spr. 11:1.  |
f vers 23 Tweeërlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedrieglijke weegschaal is niet goed. Deut. 25:13 Gij zult geen tweeërlei weegstenen in uw zak hebben, een groten en een kleinen. Spr. 11:1 EEN bedrieglijke weegschaal is den HEERE een gruwel, maar een volkomen weegsteen is Zijn welgevallen. |
11 Een jongen zal ook door zijn handelingen zich bekendmaken, of zijn werk zuiver en of het recht zal wezen. |
12 gEen horend oor en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. g Ex. 4:11. Ps. 94:9.  |
g Ex. 4:11 En de HEERE zeide tot hem: Wie heeft den mens den mond gemaakt, of Wie heeft den stomme of dove, of ziende of blinde gemaakt? Ben Ik het niet, de HEERE? Ps. 94:9 Zou Die het oor plant, niet horen? Zou Die het oog formeert, niet aanschouwen? |
13 hHeb den slaap niet lief, opdat gij niet arm wordt; open uw ogen, verzadig u met brood. h Spr. 19:15.  |
h Spr. 19:15 Luiheid doet in diepen slaap vallen, en een bedrieglijke ziel zal hongeren. |
14 Het is kwaad, het is kwaad, zal de koper zeggen; maar als hij weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. |
15 Goud is er, en menigte van robijnen, imaar de lippen der wetenschap zijn een kostelijk kleinood. i Spr. 3:14, 15.  |
i Spr. 3:14 Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. Spr. 3:15 Zij is kostelijker dan robijnen; en al wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken. |
16 kAls iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor de onbekenden. k Spr. 11:15; 27:13.  |
k Spr. 11:15 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, hij zal zekerlijk verbroken worden; maar wie degenen haat die in de hand klappen, is zeker. Spr. 27:13 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, neem zijn kleed, en pand hem voor een onbekende vrouw. |
17 lHet brood der leugen is den mens zoet, maar daarna zal zijn mond vol van zandsteentjes worden. l Spr. 9:17.  |
l Spr. 9:17 De gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is lieflijk. |
18 Elke gedachte wordt door raad bevestigd; daarom, voer oorlog met wijze raadslagen. |
19 mDie als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; vermeng u dan niet met hem die met zijn lippen verlokt. m Spr. 11:13.  |
m Spr. 11:13 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; maar die getrouw is van geest, bedekt de zaak. |
20 nWie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. n Ex. 21:17. Lev. 20:9. Deut. 27:16. Matth. 15:4.  |
n Ex. 21:17 Wie ook zijn vader of zijn moeder vloekt, die zal zekerlijk gedood worden. Lev. 20:9 Als er iemand is die zijn vader of zijn moeder zal gevloekt hebben, die zal zekerlijk gedood worden; hij heeft zijn vader of zijn moeder gevloekt; zijn bloed is op hem. Deut. 27:16 Vervloekt zij, die zijn vader of zijn moeder veracht. En al het volk zal zeggen: Amen. Matth. 15:4 Want God heeft geboden, zeggende: Eer uw vader en moeder; en: Wie vader of moeder vloekt, die zal den dood sterven. |
21 Als een erfenis in het eerst overhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. o Spr. 13:11; 28:20.  |
o Spr. 13:11 Goed van ijdelheid gekomen, zal verminderd worden; maar die met de hand vergadert, zal het vermeerderen. Spr. 28:20 Een gans getrouw man zal veelvoudig zijn in zegeningen; maar die haastig is om rijk te worden, zal niet onschuldig wezen. |
22 pZeg niet: Ik zal het kwaad vergelden. Wacht op den HEERE, en Hij zal u verlossen. p Deut. 32:35. Spr. 17:13; 24:29. Rom. 12:17. 1 Thess. 5:15. 1 Petr. 3:9.  |
p Deut. 32:35 Mijne is de wrake en de vergelding, ten tijde als hunlieder voet zal wankelen; want de dag huns ondergangs is nabij, en de dingen die hun zullen gebeuren, haasten. Spr. 17:13 Die kwaad voor goed vergeldt, het kwaad zal van zijn huis niet wijken. Spr. 24:29 Zeg niet: Gelijk als hij mij gedaan heeft, zo zal ik hem doen; ik zal eenieder vergelden naar zijn werk. Rom. 12:17 Vergeldt niemand kwaad voor kwaad. Bezorgt hetgeen eerlijk is voor alle mensen. 1 Thess. 5:15 Ziet dat niemand kwaad voor kwaad iemand vergelde, maar jaagt allen tijd het goede na, zo jegens elkander als jegens allen. 1 Petr. 3:9 Vergeldt niet kwaad voor kwaad, of schelden voor schelden, maar zegent daarentegen; wetende dat gij daartoe geroepen zijt, opdat gij zegening zoudt beërven. |
23 qTweeërlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedrieglijke weegschaal is niet goed. q vers 10.  |
q vers 10 Tweeërlei weegsteen, tweeërlei efa is den HEERE een gruwel, ja, die beide. |
24 rDe treden des mans zijn van den HEERE; shoe zou dan een mens zijn weg verstaan? r Job 31:4. Ps. 37:23; 139:2, 3. s Jer. 10:23.  |
r Job 31:4 Ziet Hij niet mijn wegen, en telt Hij niet al mijn treden? Ps. 37:23 Mem. De gangen deszelven mans worden van den HEERE bevestigd, en Hij heeft lust aan zijn weg. Ps. 139:2 Gij weet mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachte. Ps. 139:3 Gij omringt mijn gaan en mijn liggen, en Gij zijt al mijn wegen gewend. s Jer. 10:23 Ik weet, o HEERE, dat bij den mens zijn weg niet is; het is niet bij een man die wandelt, dat hij zijn gang richte. |
25 Het is een strik des mensen dat hij het heilige verslindt, en na gedane geloften onderzoek te doen. |
26 Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen. |
27 De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. |
28 Weldadigheid en waarheid bewaren den koning, en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. |
29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en tder ouden heerlijkheid is de grijsheid. t Spr. 16:31.  |
t Spr. 16:31 De grijsheid is een sierlijke kroon; zij wordt op den weg der gerechtigheid gevonden. |
30 Gezwellen der wonde zijn in den boze een zuivering, mitsgaders vde slagen van het binnenste des buiks. v Spr. 10:13.  |
v Spr. 10:13 In de lippen des verstandigen wordt wijsheid gevonden, maar op den rug des verstandelozen de roede. |