Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Vriendschap en onverdraagzaamheid |
1 DIE zich afzondert, tracht naar wat begeerlijks; hij vermengt zich in alle bestendige wijsheid. |
2 De zot heeft geen lust in verstandigheid, maar daarin dat zijn hart zich ontdekt. |
3 Als de goddeloze komt, komt ook de verachting, en met schande versmaadheid. |
4 De woorden van den mond eens mans zijn diepe wateren, en de springader der wijsheid is een uitstortende beek. |
5 aHet is niet goed het aangezicht des goddelozen aan te nemen, om den rechtvaardige in het gericht te buigen. a Lev. 19:15. Deut. 1:17; 16:19. Spr. 24:23.  |
a Lev. 19:15 Gij zult geen onrecht doen in het gericht; gij zult het aangezicht des geringen niet aannemen noch het aangezicht des groten voortrekken; in gerechtigheid zult gij uw naaste richten. Deut. 1:17 Gij zult het aangezicht in het gericht niet kennen; gij zult den kleine zowel als den grote horen; gij zult niet vrezen voor iemands aangezicht, want het gericht, dat is Godes; doch de zaak die voor u te zwaar zal zijn, zult gij tot mij doen komen en ik zal ze horen. Deut. 16:19 Gij zult het gericht niet buigen; gij zult het aangezicht niet kennen; ook zult gij geen geschenk nemen, want het geschenk verblindt de ogen der wijzen en verkeert de woorden der rechtvaardigen. Spr. 24:23 Deze spreuken zijn ook van de wijzen. Het aangezicht in het gericht te kennen is niet goed. |
6 De lippen des zots komen in twist, en zijn mond roept naar slagen. |
7 De mond des zots bis hemzelven een verstoring, en zijn lippen een cstrik zijner ziel. b Spr. 10:14; 13:3. c Spr. 12:13.  |
b Spr. 10:14 De wijzen leggen wetenschap weg, maar den mond des dwazen is de verstoring nabij. Spr. 13:3 Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn lippen wijd opendoet. c Spr. 12:13 In de overtreding der lippen is de strik des bozen, maar de rechtvaardige zal uit de benauwdheid uitkomen. |
8 dDe woorden des oorblazers zijn als dergenen die geslagen zijn, en die dalen in het binnenste des buiks. d Spr. 26:22.  |
d Spr. 26:22 De woorden des oorblazers zijn als dergenen die geslagen zijn, en die dalen in het binnenste des buiks. |
9 Ook die zich slap aanstelt in zijn werk, die is een broeder van een doorbrenger. |
10 De Naam des HEEREN is eeen sterke toren; de rechtvaardige zal daarheen lopen en in een hoog vertrek gesteld worden. e 2 Sam. 22:51. Ps. 18:3; 61:4. Spr. 29:25.  |
e 2 Sam. 22:51 Hij is
een Toren der verlossingen Zijns konings, en Hij doet goedertierenheid aan Zijn gezalfde, aan David en aan zijn zaad, tot in eeuwigheid. Ps. 18:3 De HEERE is mijn Steenrots en mijn Burcht en mijn Uithelper, mijn God, mijn Rots, op Welken ik betrouw; mijn Schild en Hoorn mijns heils, mijn hoog Vertrek. Ps. 61:4 Want Gij zijt mij een Toevlucht geweest, een sterke Toren voor den vijand. Spr. 29:25 De siddering des mensen legt een strik; maar die op den HEERE vertrouwt, zal in een hoog vertrek gesteld worden. |
11 fDes rijken goed is de stad zijner sterkte, en als een verheven muur in zijn inbeelding. f Spr. 10:15.  |
f Spr. 10:15 Des rijken goed is een stad zijner sterkte; de armoede der geringen is hun verstoring. |
12 gVóór de verbreking zal des mensen hart zich verheffen, hen de nederigheid gaat vóór de eer. g Spr. 11:2; 16:18. h Spr. 15:33.  |
g Spr. 11:2 Als de hovaardigheid komt, zal de schande ook komen; maar met de ootmoedigen is wijsheid. Spr. 16:18 Hovaardigheid is vóór de verbreking, en hoogheid des geestes vóór den val. h Spr. 15:33 De vreze des HEEREN is de tucht der wijsheid, en de nederigheid gaat vóór de eer. |
13 Die antwoord geeft, eer hij zal gehoord hebben, dat is hem dwaasheid en schande. |
14 De geest eens mans zal zijn krankheid ondersteunen; maar een verslagen geest, wie zal dien opheffen? |
15 Het hart des verstandigen bekomt wetenschap, en het oor der wijzen zoekt wetenschap. |
16 De gift des mensen maakt hem ruimte, en zij geleidt hem voor het aangezicht der groten. |
17 Die de eerste is in zijn twistzaak, schijnt rechtvaardig te zijn; imaar zijn naaste komt en hij onderzoekt hem. i Spr. 25:8.  |
i Spr. 25:8 Vaar niet haastelijk voort om te twisten, opdat gij misschien in het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou mogen beschaamd hebben. |
18 Het lot doet de geschillen ophouden, en maakt scheiding tussen machtigen. |
19 Een broeder is wederspanniger dan een sterke stad, en de geschillen zijn als een grendel van een paleis. |
20 kVan de vrucht van ieders mond zal zijn buik verzadigd worden, hij zal verzadigd worden van de inkomst zijner lippen. k Spr. 12:14; 13:2.  |
k Spr. 12:14 Eenieder wordt van de vrucht des monds met goed verzadigd; en de vergelding van des mensen handen zal hij tot zich wederbrengen. Spr. 13:2 Eenieder zal van de vrucht des monds het goede eten, maar de ziel der trouwelozen het geweld. |
21 Dood en leven zijn in het geweld der ltong; en eenieder die haar liefheeft, zal haar vrucht eten. l Spr. 21:23. Jak. 3:2.  |
l Spr. 21:23 Die zijn mond en zijn tong bewaart, bewaart zijn ziel van benauwdheden. Jak. 3:2 Want wij struikelen allen in vele. Indien iemand in woorden niet struikelt, die is een volmaakt man, machtig om ook het gehele lichaam in den toom te houden. |
22 mWie een vrouw gevonden heeft, heeft een goede zaak gevonden, en hij heeft welgevallen getrokken van den HEERE. m Spr. 19:14.  |
m Spr. 19:14 Huis en goed is een erve van de vaderen, maar een verstandige vrouw is van den HEERE. |
23 De arme spreekt smekingen, maar de rijke antwoordt harde dingen. |
24 Een man die vrienden heeft, heeft zich vriendelijk te houden; want er is een liefhebber ndie meer aankleeft dan een broeder. n Spr. 17:17.  |
n Spr. 17:17 Een vriend heeft te allen tijde lief, en een broeder wordt in de benauwdheid geboren. |