Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 ELKE wijze vrouw bouwt haar huis, maar die zeer dwaas is, breekt het af met haar handen. |
2 Die in zijn oprechtheid wandelt, vreest den HEERE; maar die afwijkt in zijn wegen, veracht Hem. |
3 In den mond des dwazen is een roede des hoogmoeds, maar de lippen der wijzen bewaren hen. |
4 Als er geen ossen zijn, zo is de kribbe rein; maar door de kracht van den os is der inkomsten veel. |
5 Een waarachtig getuige zal niet liegen, maar een vals getuige blaast leugens. |
6 De spotter zoekt wijsheid en er is geen, maar de wetenschap is voor den verstandige licht. |
7 Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans, want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken. |
8 De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan, maar dwaasheid der zotten is bedriegerij. |
9 Elke dwaas zal de schuld verbloemen, maar onder de oprechten is goedwilligheid. |
10 Het hart kent zijn eigen bittere droefheid, en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen. |
11 Het huis der goddelozen zal verdelgd worden, maar de tent der oprechten zal bloeien. |
12 Er is een weg die iemand recht schijnt, maar het laatste van dien zijn wegen des doods. |
13 Het hart zal ook in het lachen smart hebben, en het laatste van die blijdschap is droefheid. |
14 Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zichzelven. |
15 De slechte gelooft alle woord, maar de kloekzinnige merkt op zijn gang. |
16 De wijze vreest en wijkt van het kwade, maar de zot is oplopend toornig en zorgeloos. |
17 Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden. |
18 De slechten erven dwaasheid, maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. |
19 De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen. |
20 De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat, maar de liefhebbers des rijken zijn vele. |
21 Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. |
22 Dwalen zij niet die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen die goed stichten. |
23 In allen smartelijken arbeid is overschot, maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek. |
24 Der wijzen kroon is hun rijkdom, de dwaasheid der zotten is dwaasheid. |
25 Een waarachtig getuige redt de zielen, maar die leugens blaast, is een bedrieger. |
26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. |
27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. |
28 In de menigte des volks is des konings heerlijkheid, maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring. |
29 De lankmoedige is groot van verstand, maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid. |
30 Een gezond hart is het leven des vleses, maar nijd is verrotting der beenderen. |
31 Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, die eert Hem. |
32 De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad, maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood. |
33 Wijsheid rust in het hart des verstandigen, maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend. |
34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natiën. |
35 Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht, maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene die beschaamd maakt. |