Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Wijsheid en dwaasheid |
1 EEN wijs zoon hoort de tucht des vaders, maar een spotter hoort de bestraffing niet. |
2 aEenieder zal van de vrucht des monds het goede eten, maar de ziel der trouwelozen het geweld. a Spr. 12:14.  |
a Spr. 12:14 Eenieder wordt van de vrucht des monds met goed verzadigd; en de vergelding van des mensen handen zal hij tot zich wederbrengen. |
3 Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn lippen wijd opendoet. |
4 De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden. |
5 De rechtvaardige haat leugentaal, maar de goddeloze maakt zich stinkende en doet zich schaamte aan. |
6 bDe gerechtigheid bewaart den oprechte van weg, maar de goddeloosheid zal den zondaar omkeren. b Spr. 10:29; 11:3, 5, 6.  |
b Spr. 10:29 De weg des HEEREN is voor de oprechten sterkte, maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring. Spr. 11:3 De oprechtheid der oprechten leidt hen, maar de verkeerdheid der trouwelozen verstoort hen. Spr. 11:5 De gerechtigheid des oprechten maakt zijn weg recht, maar de goddeloze valt door zijn goddeloosheid. Spr. 11:6 De gerechtigheid der vromen zal hen redden, maar de trouwelozen worden gevangen in hun verkeerdheid. |
7 cEr is een die zichzelven rijk maakt en niet met al heeft; en een die zichzelven arm maakt en heeft veel goed. c Spr. 12:9.  |
c Spr. 12:9 Beter is die zich geringacht en een knecht heeft, dan die zichzelven eert en des broods gebrek heeft. |
8 Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom, maar de arme hoort de schelding niet. |
9 dHet licht der rechtvaardigen zal zich verblijden, emaar de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden. d Spr. 4:18. e Job 18:5, 6; 21:17.  |
d Spr. 4:18 Maar het pad der rechtvaardigen is gelijk een schijnend licht, voortgaande en lichtende tot den vollen dag toe. e Job 18:5 Ja, het licht der goddelozen zal uitgeblust worden, en de vonk zijns vuurs zal niet glinsteren. Job 18:6 Het licht zal verduisteren in zijn tent, en zijn lamp zal over hem uitgeblust worden. Job 21:17 Hoe dikwijls geschiedt het dat de lamp der goddelozen uitgeblust wordt en hun verderf hun overkomt? Dat God hun
smarten uitdeelt in Zijn toorn? |
10 Door hovaardigheid maakt men niets dan gekijf, maar bij de beradenen is wijsheid. |
11 Goed van ijdelheid gekomen, fzal verminderd worden; maar die met de hand vergadert, zal het vermeerderen. f Spr. 10:2; 20:21.  |
f Spr. 10:2 Schatten der goddeloosheid doen geen nut, maar de gerechtigheid redt van den dood. Spr. 20:21 Als een erfenis in het eerst verhaast wordt, zo zal haar laatste niet gezegend worden. |
12 gDe uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte die komt, is een boom des levens. g vers 19.  |
g vers 19 De begeerte die geschiedt, is zoet voor de ziel, maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken. |
13 Die het Woord veracht, die zal verdorven worden; maar wie het gebod vreest, dien zal vergolden worden. |
14 hDes wijzen leer is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. h Spr. 10:11; 14:27.  |
h Spr. 10:11 De mond des rechtvaardigen is een springader des levens, maar het geweld bedekt den mond der goddelozen. Spr. 14:27 De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. |
15 Goed verstand geeft aangenaamheid, maar de weg der trouwelozen is streng. |
16 Al wie kloekzinnig is, handelt met wetenschap; maar een zot ibreidt dwaasheid uit. i Spr. 12:23; 15:2.  |
i Spr. 12:23 Een kloekzinnig mens bedekt de wetenschap, maar het hart der zotten roept dwaasheid uit. Spr. 15:2 De tong der wijzen maakt de wetenschap goed, maar de mond der zotten stort overvloediglijk dwaasheid uit. |
17 Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen, maar een trouw gezant is medicijn. |
18 Armoede en schande is desgenen die de tucht verwerpt; maar die de bestraffing waarneemt, zal geëerd worden. |
19 De begeerte die geschiedt, is zoet voor de ziel, maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken. |
20 Die met de wijzen omgaat, zal wijs worden; maar die der zotten metgezel is, zal verbroken worden. |
21 Het kwaad zal de zondaars vervolgen, maar den rechtvaardigen zal men goed vergelden. |
22 De goede zal zijn kindskinderen doen erven, maar het vermogen kdes zondaars is voor den rechtvaardige lweggelegd. k Job 15:29. l Job 27:17.  |
k Job 15:29 Hij zal niet rijk worden en zijn vermogen zal niet bestaan; en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. l Job 27:17 Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. |
23 Het ploegen der armen geeft mveelheid der spijze; maar ner is een die verteerd wordt door gebrek van oordeel. m Spr. 12:11. n Spr. 18:9.  |
m Spr. 12:11 Die zijn land bouwt, zal van brood verzadigd worden; maar die ijdele mensen volgt, is verstandeloos. n Spr. 18:9 Ook die zich slap aanstelt in zijn werk, die is een broeder van een doorbrenger. |
24 Die zijn oroede inhoudt, haat zijn zoon; maar die hem liefheeft, zoekt hem vroeg met tuchtiging. o Spr. 23:13.  |
o Spr. 23:13 Weer de tucht van den jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, zal hij niet sterven; |
25 De rechtvaardige eet tot pde verzadiging zijner ziel toe, maar de buik der goddelozen zal gebrek hebben. p Ps. 34:11; 37:3.  |
p Ps. 34:11 Caph. De jonge leeuwen lijden armoede en hongeren, maar die den HEERE zoeken, hebben geen gebrek van enig goed. Ps. 37:3 Beth. Vertrouw op den HEERE en doe het goede; bewoon de aarde en voed u met getrouwheid. |