Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Oprechtheid en verkeerdheid |
1 EENa bedrieglijke weegschaal is den HEERE een gruwel, maar een volkomen weegsteen is Zijn welgevallen. a Lev. 19:36. Deut. 25:13. Spr. 16:11; 20:10, 23.  |
a Lev. 19:36 Gij zult een rechte waag hebben, rechte weegstenen, een rechte efa en een rechte hin; Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland uitgevoerd heb. Deut. 25:13 Gij zult geen tweeërlei weegstenen in uw zak hebben, een groten en een kleinen. Spr. 16:11 Een rechte waag en weegschaal zijn des HEEREN; alle weegstenen des zaks zijn Zijn werk. Spr. 20:10 Tweeërlei weegsteen, tweeërlei efa is den HEERE een gruwel, ja, die beide. Spr. 20:23 Tweeërlei weegsteen is den HEERE een gruwel, en de bedrieglijke weegschaal is niet goed. |
2 bAls de hovaardigheid komt, zal de schande ook komen; cmaar met de ootmoedigen is wijsheid. b Spr. 16:18; 18:12. c Spr. 15:33; 18:12.  |
b Spr. 16:18 Hovaardigheid is vóór de verbreking, en hoogheid des geestes vóór den val. Spr. 18:12 Vóór de verbreking zal des mensen hart zich verheffen, en de nederigheid gaat vóór de eer. c Spr. 15:33 De vreze des HEEREN is de tucht der wijsheid, en de nederigheid gaat vóór de eer. Spr. 18:12 Vóór de verbreking zal des mensen hart zich verheffen, en de nederigheid gaat vóór de eer. |
3 dDe oprechtheid der oprechten leidt hen, maar de verkeerdheid der trouwelozen verstoort hen. d Spr. 13:6.  |
d Spr. 13:6 De gerechtigheid bewaart den oprechte van weg, maar de goddeloosheid zal den zondaar omkeren. |
4 eGoed doet geen nut ten dage der verbolgenheid, maar de gerechtigheid redt van den dood. e Spr. 10:2. Ez. 7:19. Zef. 1:18.  |
e Spr. 10:2 Schatten der goddeloosheid doen geen nut, maar de gerechtigheid redt van den dood. Ez. 7:19 Zij zullen hun zilver op de straten werpen, en hun goud zal tot onreinheid zijn; hun zilver en hun goud zal hen niet kunnen uithelpen ten dage der verbolgenheid des HEEREN; hun ziel zullen zij niet verzadigen en hun ingewanden zullen zij niet vullen; want het zal de aanstoot hunner ongerechtigheid zijn. Zef. 1:18 Noch hun zilver, noch hun goud zal hen kunnen redden ten dage der verbolgenheid des HEEREN, maar door het vuur Zijns ijvers zal dit ganse land verteerd worden; want Hij zal een voleinding maken, gewisselijk een haastige, met al de inwoners dezes lands. |
5 De gerechtigheid des oprechten maakt zijn weg recht, maar de goddeloze valt door zijn goddeloosheid. |
6 De gerechtigheid der vromen zal hen redden, maar de trouwelozen fworden gevangen in hun verkeerdheid. f Spr. 5:22.  |
f Spr. 5:22 Den goddeloze zullen zijn ongerechtigheden vangen, en met de banden zijner zonde zal hij vastgehouden worden. |
7 Als de goddeloze mens sterft, vergaat zijn verwachting; zelfs is de allersterkste hoop vergaan. |
8 gDe rechtvaardige wordt uit benauwdheid bevrijd, hen de goddeloze komt in zijn plaats. g Ps. 34:20. h Spr. 21:18.  |
g Ps. 34:20 Resch. Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen, maar uit die alle redt hem de HEERE. h Spr. 21:18 De goddeloze is een rantsoen voor den rechtvaardige, en de trouweloze voor de oprechten. |
9 De huichelaar verderft zijn naaste door den mond, maar door wetenschap worden de rechtvaardigen bevrijd. |
10 Een stad springt op van vreugde over het welvaren der rechtvaardigen; en als de goddelozen vergaan, is er gejuich. |
11 Door den zegen der oprechten wordt een stad verheven, maar door den mond der goddelozen wordt zij verbroken. |
12 Die verstandeloos is, veracht zijn naaste; maar een man van groot verstand zwijgt stil. |
13 Die als een achterklapper wandelt, openbaart het heimelijke; maar die getrouw is van geest, bedekt de zaak. |
14 iAls er geen wijze raadslagen zijn, vervalt het volk; maar de behoudenis is in de veelheid der raadslieden. i 1 Kon. 12:1, enz.  |
i 1 Kon. 12:1 EN Rehábeam toog naar Sichem, want het ganse Israël was te Sichem gekomen om hem koning te maken. |
15 Als iemand voor een vreemde borg geworden is, hij zal zekerlijk verbroken worden; maar wie degenen haat die in de hand klappen, is zeker. |
16 Een aangename huisvrouw houdt de eer vast, gelijk de geweldigen den rijkdom vasthouden. |
17 Een goedertieren mens doet zijn ziel wel; maar die wreed is, beroert zijn vlees. |
18 De goddeloze doet een vals werk, maar voor dengene die gerechtigheid zaait, is trouw loon. |
19 Alzo is de gerechtigheid ten leven; gelijk die het kwade najaagt, naar zijn dood jaagt. |
20 De verkeerden van hart zijn den HEERE een gruwel, maar de oprechten van weg zijn Zijn welgevallen. |
21 kHand aan hand zal de boze niet onschuldig zijn, maar het zaad der rechtvaardigen zal ontkomen. k Spr. 16:5.  |
k Spr. 16:5 Al wie hoog is van hart, is den HEERE een gruwel; hand aan hand zal hij niet onschuldig zijn. |
22 Een schone vrouw die van rede afwijkt, is een gouden bagge in een varkenssnuit. |
23 De begeerte der rechtvaardigen is alleenlijk het goede, maar de verwachting der goddelozen is verbolgenheid. |
24 Er is een die uitstrooit, denwelken nog meer toegedaan wordt; en een die meer inhoudt dan recht is, maar het is tot gebrek. |
25 lDe zegenende ziel zal vet gemaakt worden; en die bevochtigt, zal ook zelf een vroege regen worden. l Ps. 112:9. 2 Kor. 9:9.  |
l Ps. 112:9 Pe. Hij strooit uit, hij geeft den nooddruftigen; Tsade. zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid; Koph. zijn hoorn zal verhoogd worden in ere. 2 Kor. 9:9 Gelijk er geschreven is: Hij heeft gestrooid, hij heeft den armen gegeven; zijn gerechtigheid blijft in der eeuwigheid. |
26 Wie koren inhoudt, dien vloekt het volk; maar zegening zal zijn over het hoofd des verkopers. |
27 Wie het goede vroeg nazoekt, zoekt welgevalligheid; maar mwie het kwade natracht, dien zal het overkomen. m Ps. 7:17; 9:16; 10:2; 57:7.  |
m Ps. 7:17 Zijn moeite zal op zijn hoofd wederkeren, en zijn geweld op zijn schedel nederdalen. Ps. 9:16 De heidenen zijn gezonken in de groeve die zij gemaakt hadden; hunlieder voet is gevangen in het net dat zij verborgen hadden. Ps. 10:2 De goddeloze vervolgt hittiglijk in hoogmoed den ellendige; laat hen gegrepen worden in de aanslagen die zij bedacht hebben. Ps. 57:7 Zij hebben een net bereid voor mijn gangen, mijn ziel was nedergebukt; zij hebben een kuil voor mijn aangezicht gegraven; zij zijn ermiddenin gevallen. Sela. |
28 Wie op zijn rijkdom vertrouwt, die zal vallen; maar nde rechtvaardigen zullen groenen als loof. n Ps. 1:3, 4; 92:13.  |
n Ps. 1:3 Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken. Ps. 1:4 Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf dat de wind heendrijft. Ps. 92:13 De rechtvaardige zal groeien als een palmboom, hij zal wassen als een cederboom op Libanon. |
29 Wie zijn huis beroert, zal wind erven; en de dwaas zal een knecht zijn desgenen die wijs van hart is. |
30 De vrucht des rechtvaardigen is een boom des levens; en wie zielen vangt, is wijs. |
31 Zie, den rechtvaardige wordt vergolden op de aarde, ohoeveel te meer den goddeloze en zondaar! o 1 Petr. 4:17, 18.  |
o 1 Petr. 4:17 Want het is de tijd dat het oordeel begint van het huis Gods; en indien het eerst van ons begint, welk zal het einde zijn dergenen die het Evangelie Gods ongehoorzaam zijn? 1 Petr. 4:18 En indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen? |