Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 TOEN zeide de HEERE tot Mozes: Zie, Ik heb u tot een god gezet over Farao; en Aäron, uw broeder, zal uw profeet zijn. |
2 Gij zult spreken alles wat Ik u gebieden zal; en aAäron, uw broeder, zal tot Farao spreken, dat hij de kinderen Israëls uit zijn land trekken late. a Ex. 4:14. |
a Ex. 4:14 Toen ontstak de toorn des HEEREN over Mozes en Hij zeide: Is niet Aäron, de Leviet, uw broeder? Ik weet dat hij zeer wel spreken zal; en ook, zie, hij zal uitgaan u tegemoet; wanneer hij u ziet, zo zal hij in zijn hart verblijd zijn. |
3 Doch Ik zal Farao’s hart verharden; en Ik zal Mijn tekenen en Mijn wonderheden in Egypteland vermenigvuldigen. |
4 Farao nu zal naar ulieden niet horen, en Ik zal Mijn hand aan Egypte leggen, en voeren Mijn heiren, Mijn volk, de kinderen Israëls, uit Egypteland door grote gerichten. |
5 Dan zullen de Egyptenaars weten, dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik Mijn hand over Egypte uitstrek, en de kinderen Israëls uit het midden van hen uitleid. |
6 Toen deed Mozes en Aäron als hun de HEERE geboden had, alzo deden zij. |
7 En Mozes was tachtig jaar oud en Aäron was drie en tachtig jaar oud, toen zij tot Farao spraken. |
8 En de HEERE sprak tot Mozes en tot Aäron, zeggende: |
9 Wanneer Farao tot ulieden spreken zal, zeggende: Doet een wonderteken voor ulieden; zo zult gij tot Aäron zeggen: Neem uw staf en werp hem voor Farao’s aangezicht neder; hij zal tot een draak worden. |
10 Toen ging Mozes en Aäron tot Farao henen in, en deden alzo gelijk de HEERE geboden had; en Aäron wierp zijn staf neder voor Farao’s aangezicht en voor het aangezicht zijner knechten, en hij werd tot een draak. |
11 Farao nu riep ook de wijzen en de guichelaars; en de Egyptische tovenaars deden ook alzo met hun bezweringen. |
12 Want een iegelijk wierp zijn staf neder en zij werden tot draken; maar Aärons staf verslond hun staven. |
13 Doch Farao’s hart verstokte, zodat hij naar hen niet hoorde, bgelijk de HEERE gesproken had. b Ex. 7:3. |
b vers 3 Doch Ik zal Farao’s hart verharden; en Ik zal Mijn tekenen en Mijn wonderheden in Egypteland vermenigvuldigen. |
Eerste plaag: het water in bloed veranderd |
14 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Farao’s hart is zwaar; hij weigert het volk te laten trekken. |
15 Ga heen tot Farao in den morgenstond; zie, hij zal uitgaan naar het water toe; zo stel u tegen hem over aan den oever der rivier; en den staf die in een slang is veranderd geweest, zult gij in uw hand nemen. |
16 En gij zult tot hem zeggen: De HEERE, de God der Hebreeën, heeft mij tot u gezonden, zeggende: Laat Mijn volk trekken, dat het Mij diene in de woestijn; doch zie, gij hebt tot nu toe niet gehoord. |
17 Zo zegt de HEERE: Daaraan zult gij weten dat Ik de HEERE ben: zie, ik zal met dezen staf die in mijn hand is, op het water dat in deze rivier is, slaan, en het zal in bloed veranderd worden. |
18 En de vis in de rivier zal sterven, zodat de rivier zal stinken; en de Egyptenaars zullen vermoeid worden, dat zij het water uit de rivier drinken mogen. |
19 Voorts zeide de HEERE tot Mozes: Zeg tot Aäron: Neem uw staf en steek uw hand uit over de wateren der Egyptenaars, over hun stromen, over hun rivieren en over hun poelen en over alle vergadering hunner wateren, dat zij bloed worden; en er zij bloed in het ganse Egypteland, beide in houten en in stenen vaten. |
20 Mozes nu en Aäron deden alzo, gelijk de HEERE geboden had; en hij hief den staf op en csloeg het water dat in de rivier was, voor de ogen van Farao en voor de ogen van zijn knechten; den al het water in de rivier werd in bloed veranderd. c Ex. 17:5. d Ps. 78:44; 105:29. |
c Ex. 17:5 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Ga heen voor het aangezicht des volks en neem met u uit de oudsten van Israël; en neem uw staf in uw hand, waarmede gij de rivier sloegt, en ga heen. d Ps. 78:44 En hun vloeden in bloed veranderde, en hun stromen, opdat zij niet zouden drinken. Ps. 105:29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen. |
21 En de vis die in de rivier was, stierf, en de rivier stonk, zodat de Egyptenaars het water uit de rivier niet drinken konden; en er was bloed in het ganse Egypteland. |
22 Doch de Egyptische tovenaars deden ook alzo met hun bezweringen; zodat Farao’s hart verstokte en hij hoorde naar hen niet, gelijk als de HEERE gesproken had. |
23 En Farao keerde zich om en ging naar zijn huis; en hij zette zijn hart daar ook niet op. |
24 Doch alle Egyptenaars groeven rondom de rivier om water te drinken; want zij konden van het water der rivier niet drinken. |
25 Alzo werden zeven dagen vervuld, nadat de HEERE de rivier geslagen had. |