Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Mozes beveelt het volk wederom den sabbat te vieren, vs. 1, enz. Dat het een vrijwillig hefoffer den Heere brengen zou, van goud, zilver, en koper, tot den tabernakel en deszelfs gereedschap, 4. Mannen en vrouwen brengen hun juwelen en andere dingen daartoe, 20. De kloeke vrouwen spinnen de stof, 25. De oversten brengen kostelijke stenen en specerijen, 27. Bezaleël en Aholiab zijn de mannen aan wie God den Geest der wijsheid heeft gegeven om dit werk te maken, 30. |
Het sabbatsgebod |
1 TOENa deed Mozes de ganse vergadering der kinderen Israëls verzamelen en zeide tot hen: Dit zijn 1de woorden die de HEERE geboden heeft, dat men ze doe. | | a Ex. 34:32. Ex. 34:32 En daarna traden al de kinderen Israëls toe; en hij gebood hun al wat de HEERE met hem gesproken had op den berg Sinaï. |
1 Anders: zaken, dingen. Alzo ook vers 4 en elders. vers 4 Verder sprak Mozes tot de ganse vergadering der kinderen Israëls, zeggende: Dit is het woord dat de HEERE geboden heeft, zeggende: |
2 bZes dagen zal men het werk doen; maar op den zevenden dag zal ulieden 2heiligheid zijn, een sabbat der rust den HEERE; al wie daarop werk doet, zal gedood worden. | | b Ex. 20:8; 31:15. Lev. 23:3. Deut. 5:12. Luk. 13:14. Ex. 20:8 Gedenk den sabbatdag, dat gij dien heiligt. Ex. 31:15 Zes dagen zal men het werk doen, doch aan den zevenden dag is de sabbat der rust, een heiligheid des HEEREN; wie op den sabbatdag arbeid doet, zal zekerlijk gedood worden. Lev. 23:3 Zes dagen zal men het werk doen, maar op den zevenden dag is de sabbat der rust, een heilige samenroeping; geen werk zult gij doen; het is des HEEREN sabbat, in al uw woningen. Deut. 5:12 Onderhoud den sabbatdag, dat gij dien heiligt, gelijk als de HEERE uw God u geboden heeft. Luk. 13:14 En de overste der synagoge, kwalijk nemende dat Jezus op den sabbat genezen had, antwoordde en zeide tot de schare: Er zijn zes dagen in welke men moet werken; komt dan in dezelve en laat u genezen, en niet op den dag des sabbats. |
2 Dat is, een heilige dag. |
3 cGij zult 3geen vuur aansteken in 4enige uwer woningen op den sabbatdag. | | c Ex. 16:23. Ex. 16:23 Hij dan zeide tot hen: Dit is het dat de HEERE gesproken heeft: Morgen is de rust, de heilige sabbat des HEEREN; wat gij bakken zoudt, bakt dat, en ziedt wat gij zieden zoudt; en al wat overblijft, legt het op voor u in bewaring tot den morgen. |
3 Te weten, om spijze te koken, Ex. 16:23; of om te werken; maar men mocht het vuur ten brandoffer wel aansteken. Ex. 16:23 Hij dan zeide tot hen: Dit is het dat de HEERE gesproken heeft: Morgen is de rust, de heilige sabbat des HEEREN; wat gij bakken zoudt, bakt dat, en ziedt wat gij zieden zoudt; en al wat overblijft, legt het op voor u in bewaring tot den morgen. |
4 Hebr. al uw, enz. |
Vrijwillige offers voor den tabernakel |
4 Verder sprak Mozes tot de ganse vergadering der kinderen Israëls, zeggende: Dit is het woord dat de HEERE geboden heeft, zeggende: | | |
5 dNeemt van 5hetgeen dat gijlieden hebt een hefoffer den HEERE; eenieder wiens hart 6vrijwillig is, zal het brengen ten hefoffer des HEEREN: goud en zilver en koper, | | d Ex. 25:2. Ex. 25:2 Spreek tot de kinderen Israëls, dat zij voor Mij een hefoffer nemen; van allen man wiens hart zich vrijwillig bewegen zal, zult gijlieden Mijn hefoffer nemen. |
5 Hebr. dat bij ulieden is. |
6 Zie Job 12 op vers 21. Job 12:21 (kt.) Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen. |
6 eAlsook hemelsblauw en purper en scharlaken en fijn linnen en geitenhaar, | | e Ex. 25:4. Ex. 25:4 Alsook hemelsblauw en purper en scharlaken en fijn linnen en geiten haar; |
7 fEn roodgeverfde ramsvellen en dassenvellen en sittimhout, | | f Ex. 25:5. Ex. 25:5 En roodgeverfde ramsvellen en dassenvellen en sittimhout; |
8 gEn olie tot den luchter, en specerijen ter zalfolie, en tot roking welriekende specerijen, | | g Ex. 25:6. Ex. 25:6 Olie tot den luchter, specerijen ter zalfolie, en tot roking welriekende specerijen; |
9 hEn sardonyxstenen en vervullende stenen, tot den efod en tot den borstlap. | | h Ex. 25:7; 28:17, 20. Ex. 25:7 Sardonyxstenen en vervullende stenen, tot den efod en tot den borstlap. Ex. 28:17 En gij zult vervullende stenen daarin vullen, vier rijen stenen: een rij van een sardis, een topaas en een karbonkel; dit is de eerste rij. Ex. 28:20 En de vierde rij van een turkoois en een sardonyx en een jaspis; zij zullen met goud ingevat zijn in hun vullingen. |
10 En allen die wijs van hart zijn onder ulieden, zullen komen en maken alles wat de HEERE geboden heeft: | | |
11 iDen tabernakel, zijn tent en zijn deksel, zijn haakjes en zijn berderen, zijn richels, zijn pilaren en zijn voeten; | | i Ex. 26:26. Ex. 26:26 Gij zult ook richels maken van sittimhout: vijf aan de berderen van de ene zijde des tabernakels; |
12 De ark en haar 7handbomen, het verzoendeksel en den voorhang 8des deksels; | | 7 Waarmede men de ark droeg van de ene plaats tot de andere. |
8 Dit deksel was van geitenhaar gemaakt, Ex. 26:7. Ex. 26:7 Ook zult gij gordijnen uit geiten haar maken tot een tent over den tabernakel; van elf gordijnen zult gij die maken. |
13 De ktafel en haar handbomen, en al haar gereedschap, en 9lde toonbroden; | | k Ex. 25:23. Ex. 25:23 Gij zult ook een tafel maken van sittimhout; twee ellen zal haar lengte zijn, en een el haar breedte, en een el en een halve zal haar hoogte zijn. |
9 Zie Ex. 25:30. Ex. 25:30 En gij zult op deze tafel altijd het toonbrood voor Mijn aangezicht leggen. |
l Ex. 25:30. Ex. 25:30 En gij zult op deze tafel altijd het toonbrood voor Mijn aangezicht leggen. |
14 En den kandelaar 10tot het licht, en zijn gereedschap en zijn lampen, en de olie tot het licht; | | 10 Anders: des lichts, dat is, licht gevende. Alzo staat er Ps. 148:3 sterren des lichts, dat is, schijnende sterren. Ps. 148:3 Looft Hem, zon en maan; looft Hem, alle gij lichtende sterren. |
15 mEn het 11reukaltaar en zijn handbomen, en nde zalfolie en het reukwerk van welriekende specerijen; en ohet deksel der deur aan de deur des tabernakels; | | m Ex. 30:1. Ex. 30:1 GIJ zult ook een reukaltaar des reukwerks maken; van sittimhout zult gij het maken. |
11 Versta dit van het gouden altaar, Ex. 30:1. Ex. 30:1 GIJ zult ook een reukaltaar des reukwerks maken; van sittimhout zult gij het maken. |
n Ex. 31:11. Ex. 31:11 Ook de zalfolie en het reukwerk van welriekende specerijen voor het heiligdom; naar alles wat Ik u geboden heb, zullen zij het maken. |
o Ex. 26:36. Ex. 26:36 Gij zult ook aan de deur der tent een deksel maken van hemelsblauw en purper en scharlaken en fijn getweernd linnen, geborduurd werk. |
16 pHet altaar des brandoffers en den koperen rooster dien het hebben zal, zijn handbomen en al zijn gereedschappen; qhet wasvat en zijn voet; | | p Ex. 27:4. Ex. 27:4 Gij zult het een rooster maken van koperen netwerk, en gij zult aan dat net vier koperen ringen maken aan zijn vier einden. |
q Ex. 30:18. Ex. 30:18 Gij zult ook een koperen wasvat maken met zijn koperen voet, om te wassen; en gij zult het zetten tussen de tent der samenkomst en tussen het altaar, en gij zult water daarin doen; |
17 rDe behangsels des voorhofs, zijn pilaren en zijn voeten, en shet deksel van de poort des voorhofs; | | r Ex. 27:9. Ex. 27:9 Gij zult ook het voorhof des tabernakels maken; aan den zuidhoek zuidwaarts zullen aan het voorhof behangsels zijn van fijn getweernd linnen; de lengte ener zijde zal honderd ellen zijn. |
s Ex. 27:16. Ex. 27:16 In de poort nu des voorhofs zal een deksel zijn van twintig ellen, hemelsblauw en purper en scharlaken en fijn getweernd linnen, geborduurd werk; hun pilaren vier en hun voeten vier. |
18 tDe 12nagelen des tabernakels en de pinnen des voorhofs, met haar 13zelen; | | t Ex. 27:19. Ex. 27:19 Aangaande al het gereedschap des tabernakels, in al deszelfs dienst, ja, al zijn pinnen en al de pinnen des voorhofs, zullen van koper zijn. |
12 Hiermede maakten zij de onderste einden van het deksel of behangsel vast in de aarde, opdat de wind ze niet bewegen of verwaaien zou. |
13 Deze zelen dienden daartoe om de voorhangsels of deksels van den tabernakel te binden en vast te maken. |
19 De ambtsklederen om in het heilige te dienen, de heilige klederen van den priester Aäron en de klederen zijner vzonen, om 14het priesterambt te bedienen. | | v Exodus 28; 31:10. Exodus 28 DAARNA zult gij uw broeder Aäron en zijn zonen met hem tot u doen naderen uit het midden der kinderen Israëls, om Mij het priesterambt te bedienen: namelijk Aäron, Nadab en Abíhu, Eleázar en Ithamar, de zonen van Aäron. Ex. 31:10 En de ambtsklederen, en de heilige klederen van den priester Aäron en de klederen van zijn zonen om het priesterambt te bedienen, |
14 Te weten des hogepriesters ambt, als Ex. 31:10. Ex. 31:10 En de ambtsklederen, en de heilige klederen van den priester Aäron en de klederen van zijn zonen om het priesterambt te bedienen, |
20 Toen ging de ganse vergadering der kinderen Israëls uit van voor het aangezicht van Mozes. | | |
21 En zij kwamen, alle man wiens hart hem 15bewoog; en eenieder wiens geest hem vrijwillig maakte, die brachten des HEEREN hefoffer tot het werk van de tent der samenkomst en tot al haar dienst en tot 16de heilige klederen. | | 15 Anders: verhief. |
16 Hebr. klederen der heiligheid. |
22 Zo kwamen dan de mannen met de vrouwen, alle vrijwilligen van hart; zij brachten haken en oorsierselen en ringen en 17spanselen, alle gouden vaten; en alle man die een gouden beweegoffer den HEERE 18offerde, | | 17 Anders: hangende gordels. |
18 Hebr. bewoog; omdat het goud dat de mannen brachten, bewogen en opgeheven werd, als zij het den Heere gaven; daarom wordt het genoemd een beweegoffer, hier en Ex. 38:24. Ex. 38:24 Al het goud dat tot het werk verarbeid is in het ganse werk des heiligdoms, te weten het goud des beweegoffers, was negen en twintig talenten en zevenhonderd en dertig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. |
23 En alle man bij wien 19gevonden werd hemelsblauw en purper en scharlaken en fijn linnen en geitenhaar, en roodgeverfde ramsvellen en dassenvellen, die brachten ze. | | 19 Dat is, was, als Esth. 1:5. Mal. 2:6. Alzo ook er is geen bedrog in Zijn mond gevonden, dat is, er was geen bedrog in Zijn mond. Esth. 1:5 Toen nu die dagen vervuld waren, maakte de koning een maaltijd al den volke dat gevonden werd op den burcht Susan, van den grootste tot den kleinste, zeven dagen lang, in het voorhof van den hof van het koninklijk paleis. Mal. 2:6 De wet der waarheid was in zijn mond, en er werd geen onrecht in zijn lippen gevonden; hij wandelde met Mij in vrede en in rechtmatigheid, en hij bekeerde er velen van ongerechtigheid. |
24 Allen die een hefoffer van zilver of koper offerden, die brachten het ten hefoffer des HEEREN; en allen bij welke sittimhout gevonden werd, brachten het tot al het werk van den 20dienst. | | 20 Versta den godsdienst. |
25 En xalle vrouwen die wijs van hart waren, sponnen 21met haar handen; en zij brachten het gesponnene, de hemelsblauwe zijde en het purper, het scharlaken en het fijn linnen. | | x Spr. 31:19. Spr. 31:19 Jod. Zij steekt haar handen uit naar de spil, en haar handpalmen vatten het spinrok. |
21 Zij lieten het haar maagden of gehuurde vrouwen niet spinnen, maar zij sponnen het zelven. |
26 En alle vrouwen welker hart haar bewoog in wijsheid, die sponnen het geitenhaar. | | |
27 De oversten nu brachten sardonyxstenen en vulstenen, tot den efod en tot den borstlap, | | |
28 En specerij en olie, ytot den luchter en tot de zalfolie, en ztot roking welriekende specerijen. | | y Ex. 25:6. Ex. 25:6 Olie tot den luchter, specerijen ter zalfolie, en tot roking welriekende specerijen; |
z Ex. 25:6. Ex. 25:6 Olie tot den luchter, specerijen ter zalfolie, en tot roking welriekende specerijen; |
29 Alle man en vrouw, welker hart hen vrijwillig bewoog te brengen tot al het werk hetwelk de HEERE geboden had te maken door 22de hand van Mozes; dat brachten de kinderen Israëls tot een vrijwillig offer den HEERE. | | 22 Dat is, bestelling, order, bevel van Mozes. |
Aanstelling van Bezáleël en Ahóliab |
30 Daarna zeide Mozes tot de kinderen Israëls: Ziet, ade HEERE heeft bmet name geroepen Bezáleël, den zoon van Uri, den zoon van Hur, van den stam van Juda. | | a Ex. 31:2. Ex. 31:2 Zie, Ik heb met name geroepen Bezáleël, den zoon van Uri, den zoon van Hur, van den stam van Juda. |
b Ex. 31:3. Ex. 31:3 En Ik heb hem vervuld met den Geest Gods, met wijsheid en met verstand en met wetenschap, namelijk in alle handwerk, |
31 En de Geest Gods heeft hem vervuld met wijsheid, met verstand en met wetenschap, namelijk in alle handwerk; | | |
32 En com te bedenken vernuftigen arbeid, te werken in goud en in zilver en in koper, | | c Ex. 31:4. Ex. 31:4 Om te bedenken vernuftigen arbeid; te werken in goud en in zilver en in koper, |
33 En din kunstige steensnijding, om in te zetten, en in kunstige houtsnijding; om te werken in alle vernuftig handwerk. | | d Ex. 31:5. Ex. 31:5 En in kunstige steensnijding om in te zetten en in kunstige houtsnijding, om te werken in alle handwerk. |
34 Hij heeft hem ook in zijn hart gegeven anderen te onderwijzen, hem en Ahóliab, den zoon van Ahisamach, van den stam van Dan. | | |
35 eHij heeft hen vervuld met wijsheid des harten, om te maken alle werk eens werkmeesters en des allervernuftigsten handwerkers en des borduurders in hemelsblauw en in purper, in scharlaken en in fijn linnen, en des wevers; makende alle werk en bedenkende vernuftigen arbeid. | | e Ex. 26:1. Ex. 26:1 DEN tabernakel nu zult gij maken van tien gordijnen; van fijn getweernd linnen en hemelsblauw en purper en scharlaken, met cherubs; van het allerkunstelijkste werk zult gij ze maken. |