Statenvertaling.nl

sample header image

Exodus 33 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Exodus 33

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 VOORTS sprak de HEERE tot Mozes: Ga heen, trek op vanhier, gij, en het volk dat gij uit Egypteland opgevoerd hebt, naar het land dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb, zeggende: Uw zaad zal Ik het geven;
2 En Ik zal een engel voor uw aangezicht zenden (en Ik zal uitdrijven de Kanaänieten, de Amorieten en de Hethieten en de Ferezieten, de Hevieten en de Jebusieten),
3 Naar het land dat van melk en honing is vloeiende; want Ik zal in het midden van u niet optrekken, want gij zijt een hardnekkig volk; dat Ik u op dezen weg niet vertere.
4 Toen het volk dit kwade woord hoorde, zo droegen zij leed, en niemand van hen deed zijn versiersel aan zich.
5 En de HEERE had tot Mozes gezegd: Zeg tot de kinderen Israëls: Gij zijt een hardnekkig volk; in één ogenblik zou Ik in het midden van ulieden optrekken en zou u vernielen; doch nu, leg uw sieraad van u af, en Ik zal weten wat Ik u doen zal.
6 De kinderen Israëls dan beroofden zichzelven van hun versierselen, ver van den berg Horeb.
7 En Mozes nam de tent en spande ze zich buiten het leger, ver van het leger afwijkende; en hij noemde ze de tent der samenkomst. En het geschiedde dat al wie den HEERE zocht, uitging tot de tent der samenkomst, die buiten het leger was.
8 En het geschiedde, wanneer Mozes uitging naar de tent, stond al het volk op en eenieder stelde zich in de deur zijner tent; en zij zagen Mozes na, totdat hij ter tente ingegaan was.
9 En het geschiedde als Mozes ter tente ingegaan was, zo kwam de wolkkolom nederwaarts en stond in de deur der tent; en Hij sprak met Mozes.
10 Als al het volk de wolkkolom zag staan in de deur der tent, zo stond al het volk op, en zij bogen zich, eenieder in de deur zijner tent.
11 En de HEERE sprak tot Mozes aangezicht aan aangezicht, gelijk een man met zijn vriend spreekt; daarna keerde hij weder tot het leger, doch zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, de jongeling, week niet uit het midden der tent.
12 En Mozes zeide tot den HEERE: Zie, Gij zegt tot mij: Voer dit volk op; maar Gij laat mij niet weten wien Gij met mij zult zenden; daar Gij gezegd hebt: Ik ken u bij name; en ook: Gij hebt genade gevonden in Mijn ogen.
13 Nu dan, ik bid, indien ik genade gevonden heb in Uw ogen, zo laat mij nu Uw weg weten en ik zal U kennen, opdat ik genade vinde in Uw ogen; en zie aan, dat deze natie Uw volk is.
14 Hij dan zeide: Zou Mijn aangezicht moeten medegaan om u gerust te stellen?
15 Toen zeide hij tot Hem: Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons vanhier niet optrekken.
16 Want waarbij zou nu bekend worden, dat ik genade gevonden heb in Uw ogen, ik en Uw volk? Is het niet daarbij, dat Gij met ons gaat? Alzo zullen wij afgezonderd worden, ik en Uw volk, van alle volk dat op den aardbodem is.
17 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Ook deze zelve zaak die gij gesproken hebt, zal Ik doen, dewijl gij genade gevonden hebt in Mijn ogen en Ik u bij name ken.
18 Toen zeide hij: Toon mij nu Uw heerlijkheid.
19 Doch Hij zeide: Ik zal al Mijn goedheid voorbij uw aangezicht laten gaan en zal den Naam des HEEREN uitroepen voor uw aangezicht; maar Ik zal genadig zijn wien Ik zal genadig zijn, en Ik zal Mij ontfermen wiens Ik Mij ontfermen zal.
20 Hij zeide verder: Gij zoudt Mijn aangezicht niet kunnen zien; want Mij zal geen mens zien en leven.
21 De HEERE zeide verder: Zie, er is een plaats bij Mij; daar zult gij u op de steenrots stellen.
22 En het zal geschieden wanneer Mijn heerlijkheid voorbij zal gaan, zo zal Ik u in een kloof der steenrots zetten; en Ik zal u met Mijn hand overdekken, totdat Ik zal voorbijgegaan zijn.
23 En wanneer Ik Mijn hand zal weggenomen hebben, zo zult gij Mijn achterste delen zien, maar Mijn aangezicht zal niet gezien worden.

Einde Exodus 33