Statenvertaling.nl

sample header image

Exodus 29 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Exodus 29

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 DIT nu is de zaak die gij hun doen zult om hen te heiligen, dat zij Mij het priesterambt bedienen: neem één var, het jong eens runds en twee volkomen rammen;
2 En ongezuurd brood en ongezuurde koeken met olie gemengd en ongezuurde vladen met olie bestreken; van tarwemeelbloem zult gij dezelve maken.
3 En gij zult ze in één korf leggen en zult ze in den korf toebrengen, met den var en de twee rammen.
4 Alsdan zult gij Aäron en zijn zonen doen naderen aan de deur van de tent der samenkomst, en gij zult hen met water wassen.
5 Daarna zult gij de klederen nemen, en Aäron den rok en den mantel des efods en den efod en den borstlap aandoen; en gij zult hem omgorden met den kunstelijken riem des efods.
6 En gij zult den hoed op zijn hoofd zetten; de kroon der heiligheid zult gij aan den hoed zetten.
7 En gij zult de zalfolie nemen en op zijn hoofd gieten; alzo zult gij hem zalven.
8 Daarna zult gij zijn zonen doen naderen, en zult hen de rokken doen aantrekken.
9 En gij zult hen met den gordel omgorden, namelijk Aäron en zijn zonen; en gij zult hun de mutsen opbinden, opdat zij het priesterambt hebben tot een eeuwige inzetting. Voorts zult gij Aärons hand vullen en de hand zijner zonen.
10 En gij zult den var nabij brengen voor de tent der samenkomst; en Aäron en zijn zonen zullen hun handen op het hoofd van den var leggen.
11 En gij zult den var slachten voor het aangezicht des HEEREN, voor de deur van de tent der samenkomst.
12 Daarna zult gij van het bloed van den var nemen en met uw vinger op de hoornen des altaars doen; en al het bloed zult gij uitgieten aan den bodem des altaars.
13 Gij zult ook al het vet nemen hetwelk het ingewand bedekt, en het net over de lever, en beide nieren en het vet dat aan dezelve is, en gij zult ze aansteken op het altaar.
14 Maar het vlees van den var en zijn vel en zijn drek zult gij met vuur verbranden, buiten het leger; het is een zondoffer.
15 Daarna zult gij den enen ram nemen, en Aäron en zijn zonen zullen hun handen op het hoofd van den ram leggen.
16 En gij zult den ram slachten, en gij zult zijn bloed nemen en rondom op het altaar sprengen.
17 En den ram zult gij in zijn delen delen; en gij zult zijn ingewand en zijn schenkels wassen en op zijn delen en op zijn hoofd leggen.
18 Alzo zult gij den gehelen ram aansteken op het altaar; het is een brandoffer den HEERE, tot een lieflijken reuk, het is een vuuroffer den HEERE.
19 Daarna zult gij den anderen ram nemen, en Aäron en zijn zonen zullen hun handen op het hoofd van den ram leggen.
20 En gij zult den ram slachten en van zijn bloed nemen en het doen op het rechteroorlapje van Aäron en op het rechteroorlapje van zijn zonen, desgelijks op den duim hunner rechterhand en op den groten teen huns rechtervoets; en dat bloed zult gij op het altaar sprengen rondom heen.
21 Dan zult gij nemen van het bloed dat op het altaar is, en van de zalfolie, en gij zult op Aäron en op zijn klederen sprengen, en op zijn zonen en op de klederen zijner zonen met hem; opdat hij geheiligd zij en zijn klederen, ook zijn zonen en de klederen zijner zonen met hem.
22 Daarna zult gij van den ram nemen het vet mitsgaders den staart, ook het vet dat het ingewand bedekt, en het net der lever, en de beide nieren met het vet dat aan dezelve is, en den rechterschouder; want het is een ram der vuloffers;
23 En één bol brood en één koek geolied brood en één vlade, uit den korf der ongezuurde broden, die voor het aangezicht des HEEREN zijn zal.
24 En leg ze alle op de handen van Aäron en op de handen zijner zonen, en beweeg ze ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN.
25 Neem ze daarna van hun hand en steek ze aan op het altaar, op het brandoffer, tot een lieflijken reuk voor het aangezicht des HEEREN; het is een vuuroffer den HEERE.
26 En neem de borst van den ram der vuloffers, die van Aäron is, en beweeg hem ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN; en het zal u ten deel zijn.
27 En gij zult de borst des beweegoffers heiligen en den schouder des hefoffers, die bewogen en die opgeheven zal zijn, van den ram des vuloffers, van hetgeen dat van Aäron en van hetgeen dat van zijn zonen is.
28 En het zal van Aäron en van zijn zonen zijn, tot een eeuwige inzetting vanwege de kinderen Israëls, want het is een hefoffer; en het hefoffer vanwege de kinderen Israëls zal zijn van hun dankoffers; hun hefoffer zal voor den HEERE zijn.
29 De heilige klederen nu die van Aäron zullen geweest zijn, zullen van zijn zonen na hem zijn, opdat men hen in dezelve zalve en dat men hun hand in dezelve vulle.
30 Zeven dagen zal hij ze aantrekken, die uit zijn zonen in zijn plaats priester zal worden, die in de tent der samenkomst gaan zal om in het heilige te dienen.
31 Gij zult den ram der vulling nemen, en gij zult zijn vlees in de heilige plaats zieden.
32 Aäron nu en zijn zonen zullen het vlees van dezen ram eten en het brood dat in den korf zal zijn, bij de deur van de tent der samenkomst.
33 En zij zullen die dingen eten met dewelke de verzoening zal gedaan zijn, om hun hand te vullen en om hen te heiligen; maar een vreemde zal ze niet eten, want zij zijn heilig.
34 En indien er wat overblijven zal van het vlees der vuloffers of van dit brood tot aan den morgen, zo zult gij het overgeblevene met vuur verbranden; het zal niet gegeten worden, want het is heilig.
35 Gij zult dan aan Aäron en aan zijn zonen alzo doen, naar alles wat Ik u geboden heb; zeven dagen zult gij hun hand vullen.
36 Gij zult ook des daags een var des zondoffers bereiden tot de verzoeningen, en gij zult het altaar ontzondigen, mits doende de verzoening over hetzelve; en gij zult het zalven om het te heiligen.
37 Zeven dagen zult gij verzoening doen voor het altaar en zult het heiligen; alsdan zal dat altaar een heiligheid der heiligheden zijn; al wat het altaar aanroert, zal heilig zijn.
38 Dit nu is het wat gij op het altaar bereiden zult: twee lammeren, die eenjarig zijn, des daags, geduriglijk.
39 Het ene lam zult gij des morgens bereiden; maar het andere lam zult gij bereiden tussen de twee avonden.
40 Met een tiende deel meelbloem, gemengd met een vierendeel van een hin gestoten olie; en tot drankoffer een vierde deel van een hin wijn, tot het ene lam.
41 Het andere lam nu zult gij bereiden tussen de twee avonden; gij zult daarmede doen gelijk met het morgenspijsoffer en gelijk met deszelfs drankoffer, tot een lieflijken reuk; het is een vuuroffer den HEERE.
42 Het zal een gedurig brandoffer zijn bij uw geslachten aan de deur van de tent der samenkomst, voor het aangezicht des HEEREN; aldaar zal Ik met ulieden komen, dat Ik aldaar met u spreke.
43 En daar zal Ik komen tot de kinderen Israëls, opdat zij geheiligd worden door Mijn heerlijkheid.
44 En Ik zal de tent der samenkomst heiligen, mitsgaders het altaar; Ik zal ook Aäron en zijn zonen heiligen, opdat zij Mij het priesterambt bedienen.
45 En Ik zal in het midden der kinderen Israëls wonen, en Ik zal hun tot een God zijn.
46 En zij zullen weten, dat Ik de HEERE hun God ben, Die hen uit Egypteland uitgevoerd heb, opdat Ik in het midden van hen wonen zou; Ik ben de HEERE hun God.

Einde Exodus 29