Statenvertaling.nl

sample header image

Exodus 22 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Exodus 22

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Van diefstal, vs. 1, enz. Van schade die iemands beest in het land van een ander doet, 5. Van schade die door het vuur komt, 6. Van schade aan goederen die men heeft ontvangen om te bewaren, 7. Van schade aan enig geleend ding, 14. Van een maagd die tot hoerdom verleid wordt, 16. Van toverij, 18. Van de onkuisheid met beesten, 19. Van afgoderij, 20. Dat men de vreemdelingen, weduwen en wezen niet beschadigen zal, 21. Van woeker, 25. Van verpanding der klederen, 26. Van het eren der overheid, 28. Van de eerstelingen, 29. Van het eten der verscheurde dieren, 31.
 
Bescherming van het eigendom
1 WANNEER aiemand een os of kleinvee steelt en slacht het of verkoopt het, die zal vijf runderen voor een os wedergeven en vier schapen voor een stuk kleinvee.
a 2 Sam. 12:6. verwijsteksten
 
2 Indien een dief gevonden wordt 1in het doorgraven, en hij wordt geslagen dat hij sterft, 2het zal hem geen bloedschuld zijn.
1 Als Matth. 24:43. Hebr. in doorgraving, of met een doorgravend instrument. verwijsteksten
2 Hebr. het zal hem geen bloeden zijn, dat is, hem (te weten den doodslager van den dief) zal geen bloed toegerekend worden; hij zal daarom als een doodslager niet gestraft worden. Aldus wordt het woord bloeden genomen Num. 35:27 en elders. verwijsteksten
 
3 3Indien de zon 4over hem opgegaan is, zo zal het 5hem een bloedschuld zijn; hij zal het 6volkomen wedergeven; heeft hij niet, zo zal hij verkocht worden voor zijn dieverij.
3 Dat is, indien het klaar dag is als de dief inbreekt; wie hem dan doodslaat, diens bloed zal daarom vergoten worden.
4 Te weten over den dief, toen hij geslagen werd.
5 Te weten den doodslager.
6 Hebr. wedergevende wedergeven. Hij, te weten de dief van welken vers 1 gesproken is, welke zaak hier vervolgd wordt. verwijsteksten
 
4 Indien de diefstal levend 7in zijn hand 8voorzeker gevonden wordt, 9hetzij os of ezel of kleinvee, hij zal het dubbel wedergeven.
7 Dat is, bij hem, hetzij in zijn huis of stal, eer dat hij het gestolene geslacht of verkocht heeft.
8 Hebr. gevonden wordende gevonden wordt.
9 Hebr. van den os tot den ezel.
 
5 Wanneer iemand een veld of 10wijngaard laat afweiden en hij zijn beest daarin drijft, dat het in eens anders veld weidt, die zal het van het beste zijns velds en van het beste zijns wijngaards wedergeven.
10 Versta hierbij: of iets dergelijks, als hof, of tuin, jonge boompjes, of hagen, enz.
 
6 Wanneer een vuur uitgaat 11en vat 12de doornen, zodat de korenhoop verteerd wordt, of het staande koren, of het veld; hij die den brand heeft aangestoken, zal het volkomen wedergeven.
11 Hebr. en het vindt de doornen.
12 Versta hierbij óf het stro, óf hooi, óf iets dergelijks, dat lichtelijk in brand komt.
 
7 Wanneer iemand zijn naaste geld 13of vaten te bewaren geeft en het wordt uit diens mans huis gestolen; indien de dief gevonden wordt, hij zal het dubbel wedergeven.
13 Dat is, huisraad.
 
8 Indien de dief niet gevonden wordt, zo zal de heer des huizes tot de 14goden gebracht worden, 15of hij niet zijn hand aan zijns naasten have gelegd heeft.
14 Dat is, overheden, als Ex. 21:6. verwijsteksten
15 Versta hierbij: om te onderzoeken.
 
9 Over alle zaak van onrecht, over een os, over een ezel, over kleinvee, over kleding, over al het verlorene, 16hetwelk iemand zegt dat het zijne is, 17beider zaak zal voor de goden komen; wien de goden verwijzen, die zal het zijn naaste dubbel wedergeven.
16 Anders: die zegt dat het dat is of dat hij het is.
17 Te weten van den klager en van den beklaagde.
 
10 Wanneer iemand aan zijn naaste een ezel of os of kleinvee of enig beest te 18bewaren geeft, en het sterft, of het wordt verzeerd of weggedreven, dat het 19niemand ziet,
18 Te weten voor geld.
19 Te weten, die daarvan getuigen kon.
 
11 Zo zal 20des HEEREN eed tussen hen beiden zijn, of hij niet zijn hand aan zijns naasten have geslagen heeft; en derzelver heer 21zal dien aannemen; en 22hij zal het niet wedergeven.
20 Dat is, de eed waarmede de Heere tot Getuige wordt aangeroepen.
21 Dat is, met den eed tevreden zijn en zich laten vergenoegen.
22 Te weten de bewaarder.
 
12 Maar indien het van hem 23zekerlijk gestolen is, hij zal het zijn heer wedergeven.
23 Hebr. stelende gestolen is.
 
13 Is het gewisselijk verscheurd, dat hij 24het brenge tot getuige; zo zal hij het verscheurde niet wedergeven.
24 Dat is, iets of wat van het verscheurde, als Amos 3:12. verwijsteksten
 
14 En wanneer iemand van zijn naaste wat 25begeert en het wordt beschadigd of het sterft, zijn heer daar niet bij zijnde, 26zal hij het volkomen wedergeven.
25 Versta hierbij: en hij leent het hem.
26 Hebr. zal het wedergevende wedergeven, dat is, betalen.
 
15 Indien zijn heer daarbij geweest is, hij zal het niet wedergeven; 27indien het gehuurd is, zo is het voor zijn huur gekomen.
27 De zin is: Hij die het gehuurd heeft, zal vrij zijn, met de bedongen huur te betalen.
 
16 Wanneer nu iemand een maagd verlokt 28die niet ondertrouwd is, en hij ligt bij haar, die zal haar zonder uitstel een bruidsschat geven, dat zij hem ter vrouw zij.
28 Een ondertrouwde maagd te beslapen, was de dood, Deut. 22:23. verwijsteksten
 
17 Indien haar vader 29ganselijk weigert haar aan hem te geven, zo zal hij geld 30geven 31naar den bruidsschat der maagden.
29 Hebr. weigerende weigert.
30 Hebr. wegen; eertijds woog men elkander het geld toe.
31 Dit was vijftig sikkel zilver, Deut. 22:29; dat zijn omtrent twaalf rijksdaalders en een halven. verwijsteksten
 
18 bDe 32toveres zult gij niet laten leven.
b Deut. 18:10, 11. verwijsteksten
32 Versta dit ook gesproken te zijn van de tovenaars, Deut. 18:10. verwijsteksten
 
19 cAl wie bij een beest ligt, 33die zal zekerlijk gedood worden.
c Lev. 18:23; 20:15. verwijsteksten
33 Lev. 20:15 beveelt God, dat het beest ook zal gedood worden. verwijsteksten
 
20 dWie den goden 34offert, behalve den HEERE alleen, 35die zal verbannen worden.
d Deut. 17:2, 3, 4, 5. verwijsteksten
34 Onder den naam van offerande doen moet men ook verstaan allerlei dienst en eerbied, Deut. 17:3. verwijsteksten
35 Dat is, hij zal gehouden worden voor vervloekt, en hij zal uitgeroeid worden.
 
Bescherming van de hulpelozen
21 eGij zult ook den vreemdeling geen overlast doen, noch hem onderdrukken; want gij zijt vreemdelingen geweest in Egypteland.
e Lev. 19:34. verwijsteksten
 
22 fGij zult geen weduwe noch wees beledigen.
f Zach. 7:10. verwijsteksten
 
23 Indien gij hen 36enigszins beledigt, en indien zij 37enigszins tot Mij roepen, Ik zal hun geroep 38zekerlijk verhoren;
36 Hebr. beledigende beledigt.
37 Of: ernstiglijk. Hebr. roepende roepen.
38 Hebr. verhorende verhoren.
 
24 En Mijn toorn zal ontsteken en Ik zal ulieden met het zwaard doden; en uw vrouwen zullen weduwen en uw kinderen wezen worden.
25 gIndien gij Mijn volk dat bij u arm is, geld leent, zo zult gij tegen hetzelve niet zijn als een woekeraar; gij zult op hetzelve geen 39woeker leggen.
g Lev. 25:36, 37. Deut. 23:19, 20. Ps. 15:5. Spr. 28:8. Ez. 18:8. verwijsteksten
39 Het Hebreeuwse woord neschech heeft zijn naam van bijten, omdat de woeker de arme lieden bijt en verteert.
 
26 hIndien gij 40enigszins 41uws naasten 42kleed te pand neemt, zo zult gij het hem wedergeven, 43eer de zon 44ondergaat;
h Deut. 24:12, 13. verwijsteksten
40 Hebr. te pand nemende, te pand neemt.
41 Versta hierbij: indien hij een arm man is, die maar één kleed heeft, als blijkt uit vers 27. Deut. 24:12, 13. verwijsteksten
42 Versta hieronder ook deksel.
43 Of: tegen, terwijl de zon ondergaat.
44 Hebr. ingaat, te weten in haar slaapkamer, gelijk David spreekt Ps. 19:6. verwijsteksten
 
27 Want dat alleen is zijn deksel, het is zijn kleed over zijn huid; waarin zou hij liggen? Het zal dan geschieden wanneer hij tot Mij roept, dat Ik het zal horen; want Ik ben genadig.
 
Eerbied voor Gods instellingen
28 45De goden zult gij niet vloeken, en den ioverste in uw volk zult gij niet lasteren.
45 Zie Ex. 21:6, en versta hierdoor de oversten, zowel de voorstanders der kerk, als der politieke regering van dien tijd; als blijkt uit de woorden van Paulus, Hand. 23:5. verwijsteksten
i Hand. 23:3, 4, 5. verwijsteksten
 
29 46Uw volheid en 47uw tranen zult gij 48niet uitstellen; kden eerstgeborene uwer zonen 49zult gij Mij geven.
46 Dat is, de volrijpe vruchten, of de vruchten die vol en rijp zijn, als Num. 18:27. verwijsteksten
47 Aldus worden de wijn en olie genoemd, omdat zij als tranen vlieten wanneer zij uitgeperst worden.
48 Versta hierbij: maar gij zult ze Mij te rechter tijd betalen.
k Ex. 13:2, 12. verwijsteksten
49 Of loskopen met vijf sikkelen zilver, die men den priesters des Heeren gaf, Num. 18:16. verwijsteksten
 
30 lDesgelijks zult gij doen met uw ossen en met uw schapen; zeven dagen zullen zij bij hun moeder zijn, ten achtsten dage zult gij ze Mij geven.
l Ex. 23:19. Lev. 22:27. Ez. 44:30. verwijsteksten
 
31 Gij nu zult Mij 50heilige lieden zijn; mdaarom zult gij geen vlees eten 51dat op het veld gescheurd is, gij zult het den hond voorwerpen.
50 Hebr. mannen der heiligheid, dat is, leidende een heiliger en godzaliger leven dan de heidenen.
m Lev. 22:8. Ez. 44:31. verwijsteksten
51 Lev. 17:15 worden hierbij gevoegd de beesten die vanzelf sterven. verwijsteksten

Einde Exodus 22