Statenvertaling.nl

sample header image

Exodus 2 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Exodus 2

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 EN een man van het huis van Levi ging, en nam een dochter van Levi.
2 En de vrouw werd zwanger en baarde een zoon. Toen zij hem zag dat hij schoon was, zo verborg zij hem drie maanden.
3 Doch als zij hem niet langer verbergen kon, zo nam zij voor hem een kistje van biezen en belijmde het met lijm en met pek; en zij legde het knechtje daarin en legde het in de biezen, aan den oever der rivier.
4 En zijn zuster stelde zich van verre, om te weten wat hem gedaan zou worden.
5 En Farao’s dochter ging af om zich te wassen in de rivier, en haar jonkvrouwen wandelden aan den kant der rivier; toen zij het kistje in het midden van de biezen zag, zo zond zij haar dienstmaagd heen en liet het halen.
6 Toen zij het opendeed, zo zag zij dat knechtje; en zie, het jonksken weende; en zij werd met barmhartigheid bewogen over hetzelve en zij zeide: Dit is een van de knechtjes der Hebreeën.
7 Toen zeide zijn zuster tot Farao’s dochter: Zal ik heengaan en u een voedstervrouw uit de Hebreeïnnen roepen, die dat knechtje voor u zoge?
8 En de dochter van Farao zeide tot haar: Ga heen. En de jonge maagd ging en riep des knechtjes moeder.
9 Toen zeide Farao’s dochter tot haar: Neem dit knechtje heen en zoog het mij; ik zal u uw loon geven. En de vrouw nam het knechtje en zoogde het.
10 En toen het knechtje groot geworden was, zo bracht zij het tot Farao’s dochter, en het werd haar ten zoon; en zij noemde zijn naam Mozes en zeide: Want ik heb hem uit het water getogen.
11 En het geschiedde in die dagen, toen Mozes groot geworden was, dat hij uitging tot zijn broederen en bezag hun lasten; en hij zag dat een Egyptisch man een Hebreeuwsen man uit zijn broederen sloeg.
12 En hij zag herwaarts en gindswaarts, en toen hij zag dat er niemand was, zo versloeg hij den Egyptenaar en verborg hem in het zand.
13 Des anderen daags ging hij wederom uit, en zie, twee Hebreeuwse mannen twistten; en hij zeide tot den ongerechte: Waarom slaat gij uw naaste?
14 Hij dan zeide: Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gezet? Zegt gij dit om mij te doden, gelijk gij den Egyptenaar gedood hebt? Toen vreesde Mozes en zeide: Voorwaar, deze zaak is bekend geworden.
15 Als nu Farao deze zaak hoorde, zo zocht hij Mozes te doden; doch Mozes vlood voor Farao’s aangezicht en woonde in het land Midian, en hij zat bij een waterput.
16 En de priester in Midian had zeven dochters; die kwamen om te putten en vulden de drinkbakken om de kudde haars vaders te drenken.
17 Toen kwamen de herders en zij dreven haar vandaar; doch Mozes stond op en verloste haar en drenkte haar kudden.
18 En toen zij tot haar vader Rehuël kwamen, zo sprak hij: Waarom zijt gij heden zo haast wedergekomen?
19 Toen zeiden zij: Een Egyptisch man heeft ons verlost uit de hand der herders; en hij heeft ook overvloediglijk voor ons geput en de kudde gedrenkt.
20 En hij zeide tot zijn dochters: Waar is hij toch? Waarom liet gij den man nu gaan? Roept hem, dat hij brood ete.
21 En Mozes bewilligde bij den man te wonen; en hij gaf Mozes zijn dochter Zippóra;
22 Die baarde een zoon, en hij noemde zijn naam Gersom; want hij zeide: Ik ben een vreemdeling geworden in een vreemd land.
23 En het geschiedde na vele dezer dagen, als de koning van Egypte gestorven was, dat de kinderen Israëls zuchtten en schreeuwden over den dienst; en hun gekrijt over hun dienst kwam op tot God.
24 En God hoorde hun gekerm, en God gedacht aan Zijn verbond met Abraham, met Izak en met Jakob.
25 En God zag de kinderen Israëls aan, en God kende hen.

Einde Exodus 2