Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Jethro bezoekt Mozes |
1 TOENa Jethro, priester van Midian, Mozes’ schoonvader, hoorde al wat God aan Mozes en aan Israël, Zijn volk, gedaan had: dat de HEERE Israël uit Egypte uitgevoerd had; a Ex. 2:16; 3:1.  |
a Ex. 2:16 En de priester in Midian had zeven dochters; die kwamen om te putten en vulden de drinkbakken om de kudde haars vaders te drenken. Ex. 3:1 EN Mozes hoedde de kudde van zijn schoonvader Jethro, den priester in Midian; en hij leidde de kudde achter de woestijn en hij kwam aan den berg Gods, tot Horeb. |
2 Zo nam Jethro, Mozes’ schoonvader, Zippóra, Mozes’ huisvrouw (nadat hij haar wedergezonden had), |
3 Met haar twee zonen, bwelks enen naam was Gersom (want hij zeide: Ik ben een vreemdeling geweest in een vreemd land); b Ex. 2:22.  |
b Ex. 2:22 Die baarde een zoon, en hij noemde zijn naam Gersom; want hij zeide: Ik ben een vreemdeling geworden in een vreemd land. |
4 En de naam des anderen was Eliëzer, want, zeide hij, de God mijns vaders is tot mijn hulp geweest en heeft mij verlost van Farao’s zwaard. |
5 Toen nu Jethro, Mozes’ schoonvader, met zijn zonen en zijn huisvrouw tot Mozes kwam, in de woestijn, aan den berg Gods, waar hij zich gelegerd had, |
6 Zo zeide hij tot Mozes: Ik, uw schoonvader Jethro, kom tot u, met uw huisvrouw en haar beide zonen met haar. |
7 Toen ging Mozes uit, zijn schoonvader tegemoet, en hij boog zich en kuste hem; en zij vraagden de een den ander naar den welstand, en zij gingen naar de tent. |
8 En Mozes vertelde zijn schoonvader alles wat de HEERE aan Farao en aan de Egyptenaars gedaan had om Israëls wil; al de moeite die hun op dien weg ontmoet was, en dat hen de HEERE verlost had. |
9 Jethro nu verheugde zich over al het goede hetwelk de HEERE Israël gedaan had; dat Hij het verlost had uit de hand der Egyptenaars. |
10 En Jethro zeide: Gezegend zij de HEERE, Die ulieden verlost heeft uit de hand der Egyptenaars en uit Farao’s hand; Die dit volk van onder de hand der Egyptenaars verlost heeft. |
11 Nu weet ik dat de HEERE groter is dan alle goden; cwant in de zaak waarin zij trotselijk gehandeld hebben, was Hij boven hen. c Ex. 1:10, 16, 22; 5:7; 14:18.  |
c Ex. 1:10 Komt aan, laat ons wijselijk tegen hetzelve handelen, opdat het niet vermenigvuldige en het geschiede, als er enige krijg voorvalt, dat het zich ook niet vervoege tot onze vijanden en tegen ons strijde en uit het land optrekke. Ex. 1:16 En zeide: Wanneer gij de Hebreeïnnen in het baren helpt, en ziet hen op de stoelen: is het een zoon, zo doodt hem; maar is het een dochter, zo laat haar leven. Ex. 1:22 Toen gebood Farao al zijn volk, zeggende: Alle zonen die geboren worden, zult gij in de rivier werpen, maar alle dochters in het leven behouden. Ex. 5:7 Gij zult voortaan aan deze lieden geen stro meer geven tot het maken der tichelstenen, als gisteren en eergisteren; laat hen zelven heengaan en stro voor zichzelven verzamelen. Ex. 14:18 En de Egyptenaars zullen weten, dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik verheerlijkt zal worden aan Farao, aan zijn wagens en aan zijn ruiters. |
12 Toen nam Jethro, Mozes’ schoonvader, Gode brandoffer en slachtoffers; en Aäron kwam en al de oversten van Israël om brood te eten met Mozes’ schoonvader voor het aangezicht Gods. |
Mozes stelt oversten aan |
13 Doch het geschiedde des anderen daags, zo zat Mozes om het volk te richten; en het volk stond voor Mozes van den morgen tot den avond. |
14 Als Mozes’ schoonvader zag alles wat hij het volk deed, zo zeide hij: Wat ding is dit, dat gij het volk doet? Waarom zit gij zelf alleen, en al het volk staat vóór u van den morgen tot den avond? |
15 Toen zeide Mozes tot zijn schoonvader: Omdat dit volk tot mij komt om God raad te vragen. |
16 Wanneer zij een zaak hebben, zo komt het tot mij, dat ik richte tussen den man en tussen zijn naaste; en dat ik hun bekendmake Gods instellingen en Zijn wetten. |
17 Doch Mozes’ schoonvader zeide tot hem: De zaak is niet goed die gij doet. |
18 Gij zult geheel vervallen, zo gij als dit volk, hetwelk bij u is; want deze zaak is te zwaar voor u, gij alleen kunt ze niet doen. |
19 Hoor nu mijn stem, ik zal u raden en God zal met u zijn; wees gij voor het volk bij God en breng gij de zaken voor God; |
20 En verklaar hun de instellingen en de wetten, en maak hun bekend den weg waarin zij wandelen zullen, en het werk dat zij doen zullen. |
21 Doch zie gij om onder al het volk naar kloeke mannen, godvrezende, waarachtige mannen, de gierigheid hatende; stel ze over hen, oversten der duizenden, oversten der honderden, oversten der vijftigen, oversten der tienen. |
22 Dat zij dit volk te allen tijde richten; doch het geschiede dat zij alle grote zaken aan u brengen, maar dat zij alle kleine zaken richten; verlicht alzo uzelven en laat hen met u dragen. |
23 Indien gij deze zaak doet en God het u gebiedt, zo zult gij kunnen bestaan; zo zal ook al dit volk in vrede aan zijn plaats komen. |
24 dMozes nu hoorde naar de stem van zijn schoonvader, en hij deed alles wat hij gezegd had. d Deut. 1:9.  |
d Deut. 1:9 En ik sprak terzelfder tijd tot u, zeggende: Ik alleen zal u niet kunnen dragen. |
25 En Mozes verkoos kloeke mannen uit gans Israël en maakte hen tot hoofden over het volk: oversten der duizenden, oversten der honderden, oversten der vijftigen en oversten der tienen; |
26 Dat zij het volk te allen tijde richtten, de harde zaak tot Mozes brachten, maar zij alle kleine zaak richtten. |
27 Toen liet Mozes zijn schoonvader trekken; en hij ging naar zijn land. |