Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
God beveelt dat men Hem alle eerstgeborenen zal heiligen, vs. 1, enz. Dat men gedenken zal aan den dag van den uittocht uit Egypte, 3. Dat men het feest van het ongezuurde brood in het land Kanaän houden zou, 6. En dat zij hun kinderen de oorzaak daarvan zouden zeggen, 8. Dat men den HEERE de eerstelingen der beesten zou afzonderen, 12. Dat zij gedenktekenen maken zouden, 16. Wat weg hen God in de woestijn geleid heeft, 17. Zij nemen Jozefs beenderen mede uit Egypte, 19. Israël legert zich te Etham, 20. God geleidt hen met een wolk- en vuurkolom, 21. |
De heiliging der eerstgeborenen |
1 TOEN sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
2 1aHeilig Mij allen 2eerstgeborene, 3wat enige baarmoeder opent onder de kinderen Israëls, van mensen en van beesten; 4dat is Mijne. |
| 1 Dat is, beveel dat men Mij afzondere, of toe-eigene tot Mijn heiligen dienst. Zie Lev. 8:10.  |
| Lev. 8:10 Toen nam Mozes de zalfolie en zalfde den tabernakel en al wat daarin was, en heiligde ze. |
| a Ex. 22:29; 34:19. Lev. 27:26. Num. 3:13; 8:17. Luk. 2:23.  |
| Ex. 22:29 Uw volheid en uw tranen zult gij niet uitstellen; den eerstgeborene uwer zonen zult gij Mij geven. Ex. 34:19 Al wat de baarmoeder opent is Mijne; ja, al uw vee dat mannelijk zal geboren worden, openende de baarmoeder van het grote en kleine vee. Lev. 27:26 Maar het eerstgeborene, dat den HEERE van een beest eerst geboren wordt, dat zal niemand heiligen; hetzij een os of kleinvee, het is des HEEREN. Num. 3:13 Want alle eerstgeborene is Mijne; van den dag dat Ik alle eerstgeborenen in Egypteland sloeg, heb Ik Mij geheiligd allen eerstgeborene in Israël, van de mensen tot de beesten: zij zullen Mijne zijn; Ik ben de HEERE. Num. 8:17 Want alle eerstgeborene onder de kinderen Israëls is Mijne, onder de mensen en onder de beesten; ten dage dat Ik alle eerstgeboorte in Egypteland sloeg, heb Ik dezelve Mij geheiligd. Luk. 2:23 (Gelijk geschreven is in de wet des Heeren: Al wat mannelijk is dat de moeder opent, zal den Heere heilig genaamd worden), |
| 2 Te weten, die mannelijk is. |
| 3 Hebr. opening aller baarmoeder. |
| 4 Te weten daarom, omdat Ik uw eerstgeborenen verschoonde, toen Ik alle eerstgeborenen in Egypteland gedood heb. Zie vers 15.  |
| vers 15 Want het geschiedde toen Farao zich verhardde ons te laten trekken, zo doodde de HEERE alle eerstgeborenen in Egypteland, van des mensen eerstgeborene af, tot den eerstgeborene der beesten; daarom offer ik den HEERE de mannetjes van alles wat de baarmoeder opent; doch alle eerstgeborenen mijner zonen los ik. |
|
3 Verder zeide Mozes tot het volk: Gedenkt aan dezen zelven dag, in welken gijlieden uit Egypte, uit het diensthuis, gegaan zijt; want de HEERE heeft u 5door een sterke hand vanhier uitgevoerd; daarom zal het gedesemde niet gegeten worden. |
| 5 Hebr. in kracht der hand. |
|
4 bHeden gaat gijlieden uit, 6in de maand Abib. |
| b Ex. 23:15.  |
| Ex. 23:15 Het feest van de ongezuurde broden zult gij houden; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten (gelijk Ik u geboden heb) te bestemder tijd in de maand Abib, want in dezelve zijt gij uit Egypte getogen; doch men zal niet ledig voor Mijn aangezicht verschijnen. |
| 6 Deze maand komt ten dele in maart, ten dele in april, als in de lente de dagen en nachten even lang zijn. Het Hebreeuwse woord abib betekent een groene aar, waarvan deze maand haar naam heeft, overmits in dezelve het gezaaide daar te lande groene aren kreeg. |
|
5 En het zal geschieden als u de HEERE zal gebracht hebben in het land der Kanaänieten en der Hethieten en der Amorieten en der Hevieten en der Jebusieten, hetwelk Hij uw vaderen gezworen heeft u te geven, een land 7vloeiende van melk en honing, zo zult gij 8dezen dienst 9houden in deze maand. |
| 7 Zie Ex. 3:8.  |
| Ex. 3:8 Daarom ben Ik nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand der Egyptenaars, en het opvoere uit dit land naar een goed en ruim land, naar een land vloeiende van melk en honing, tot de plaats der Kanaänieten en der Hethieten en der Amorieten en der Ferezieten en der Hevieten en der Jebusieten. |
| 8 Die in de navolgende verzen verhaald wordt. |
| 9 Hebr. dienen. |
|
6 Zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, en aan den zevenden dag zal den HEERE een feest zijn. |
7 Zeven dagen zullen ongezuurde broden gegeten worden, en het gedesemde zal bij u niet gezien worden, ja, er zal geen zuurdeeg bij u gezien worden in al uw palen. |
8 En gij zult uw 10zoon te kennen geven te dienzelven dage, zeggende: Dit is om hetgeen de HEERE mij gedaan heeft, toen ik uit Egypte uittoog. |
| 10 Dat is, uw kinderen. |
|
9 En het zal u zijn tot een teken op uw hand en tot een gedachtenis tussen uw ogen, opdat de wet des HEEREN in uw mond zij, omdat u de HEERE door een sterke hand uit Egypte uitgevoerd heeft. |
10 Daarom, onderhoudt deze inzetting 11te bestemder tijd, 12van jaar tot jaar. |
| 11 Zie Ex. 12:6.  |
| Ex. 12:6 En gij zult het in bewaring hebben tot den veertienden dag dezer maand; en de ganse gemeente der vergadering Israëls zal het slachten tussen twee avonden. |
| 12 Hebr. van dagen tot dagen. Aldus wordt ook het woord dagen genomen voor een jaar Lev. 25:29. Amos 4:4.  |
| Lev. 25:29 Insgelijks wanneer iemand een woonhuis in een bemuurde stad zal verkocht hebben, zo zal zijn lossing zijn totdat het jaar zijner verkoping volkomen zal zijn; in een vol jaar zal zijn lossing wezen. Amos 4:4 Komt te Bethel en overtreedt; te Gilgal, maakt des overtredens veel, en brengt uw offers des morgens, uw tienden om de drie dagen; |
|
11 Het zal ook geschieden wanneer u de HEERE in het land 13der Kanaänieten zal gebracht hebben, gelijk Hij u en uw vaderen gezworen heeft, en Hij het u zal gegeven hebben, |
| 13 Versta hieronder ook al de natiën die vers 5 en Genesis 15 genoemd worden.  |
| vers 5 En het zal geschieden als u de HEERE zal gebracht hebben in het land der Kanaänieten en der Hethieten en der Amorieten en der Hevieten en der Jebusieten, hetwelk Hij uw vaderen gezworen heeft u te geven, een land vloeiende van melk en honing, zo zult gij dezen dienst houden in deze maand. Genesis 15 NA deze dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in een gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram, Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot. |
|
12 cZo zult gij 14tot den HEERE doen overgaan 15alles wat de baarmoeder opent; ook alles wat de baarmoeder opent van de 16vrucht der beesten die gij hebben zult; de mannetjes zullen des HEEREN zijn. |
| c Ex. 22:30; 34:19. Lev. 27:26. Num. 8:17. Ez. 44:30.  |
| Ex. 22:30 Desgelijks zult gij doen met uw ossen en met uw schapen; zeven dagen zullen zij bij hun moeder zijn, ten achtsten dage zult gij ze Mij geven. Ex. 34:19 Al wat de baarmoeder opent is Mijne; ja, al uw vee dat mannelijk zal geboren worden, openende de baarmoeder van het grote en kleine vee. Lev. 27:26 Maar het eerstgeborene, dat den HEERE van een beest eerst geboren wordt, dat zal niemand heiligen; hetzij een os of kleinvee, het is des HEEREN. Num. 8:17 Want alle eerstgeborene onder de kinderen Israëls is Mijne, onder de mensen en onder de beesten; ten dage dat Ik alle eerstgeboorte in Egypteland sloeg, heb Ik dezelve Mij geheiligd. Ez. 44:30 En de eerstelingen van alle eerste vruchten van alles, en alle hefoffer van alles, van al uw hefoffers, zullen der priesters zijn; ook zult gij de eerstelingen van uw deeg den priester geven, om den zegen op uw huis te doen rusten. |
| 14 Te weten van u tot den Heere, zodat het niet langer van u blijft, maar des Heeren is. |
| 15 Hebr. alle opening der baarmoeder, vers 2.  |
| vers 2 Heilig Mij allen eerstgeborene, wat enige baarmoeder opent onder de kinderen Israëls, van mensen en van beesten; dat is Mijne. |
| 16 Hebr. voortzetting of aanwas. |
|
13 Doch al wat de baarmoeder der 17ezelin opent, zult gij lossen met een 18lam; wanneer gij het nu niet lost, 19zo zult gij het den nek breken; maar allen eerstgeborene des mensen onder uw zonen 20zult gij lossen. |
| 17 Versta hieronder alle andere gedierten die tot de offerande onbekwaam waren. |
| 18 Versta zowel een lam der geiten als der schapen. |
| 19 Te weten, opdat hetgeen dat den Heere toegeëigend is, tot geen gemene dingen gebruikt worde. |
| 20 Te weten met vijf sikkelen des heiligdoms, Num. 18:16.  |
| Num. 18:16 Die nu onder dezelve gelost zullen worden, zult gij van een maand oud lossen, naar uw schatting, voor het geld van vijf sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; die is twintig gera. |
|
14 Wanneer het geschieden zal dat uw zoon u 21morgen zal vragen, zeggende: 22Wat is dat? zo zult gij tot hem zeggen: De HEERE heeft ons door een sterke hand uit Egypte, uit het diensthuis, uitgevoerd. |
| 21 Zie Ex. 12:26.  |
| Ex. 12:26 En het zal geschieden wanneer uw kinderen tot u zullen zeggen: Wat hebt gij daar voor een dienst?, |
| 22 Dat is, wat beduidt dat? |
|
15 Want het geschiedde toen Farao zich verhardde ons te laten trekken, zo doodde de HEERE alle eerstgeborenen in Egypteland, van des mensen eerstgeborene af, tot den eerstgeborene der beesten; daarom 23offer ik den HEERE de mannetjes van alles wat de baarmoeder opent; doch alle eerstgeborenen mijner zonen los ik. |
| 23 Of: slacht. |
|
16 En het zal tot een teken zijn op uw hand en tot 24voorhoofdspanselen tussen uw ogen; want de HEERE heeft door een sterke hand ons uit Egypte uitgevoerd. |
| 24 Het schijnen enige gedenkcedels geweest te zijn, aan het voorhoofd gebonden, om daarbij des Heeren wet te gedenken. Zie Deut. 6:8.  |
| Deut. 6:8 Ook zult gij ze tot een teken binden op uw hand; en zij zullen u tot voorhoofdspanselen zijn tussen uw ogen. |
De wolk- en vuurkolom |
17 En het is geschied toen Farao het volk had laten trekken, zo leidde hen God niet op den weg van der Filistijnen land, hoewel die 25nader was; want 26God zeide: 27Dat het den volke 28niet berouwe, als zij den strijd zien zouden, en wederkeren naar Egypte. |
| 25 Te weten, om in het land Kanaän te komen. |
| 26 Te weten bij Zichzelven. Zie Gen. 8:21.  |
| Gen. 8:21 En de HEERE rook dien lieflijken reuk, en de HEERE zeide in Zijn hart: Ik zal voortaan den aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil, want het gedichtsel van des mensen hart is boos van zijn jeugd aan; en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk als Ik gedaan heb. |
| 27 Of: Dat het misschien, menselijkerwijze gesproken. |
| 28 Te weten, dat zij uit Egypteland getogen zijn. |
|
18 Maar God leidde het volk om, door den weg 29van de woestijn der Schelfzee. De kinderen Israëls nu togen 30bij vijven uit Egypteland. |
| 29 Versta de woestijn Etham, vers 20 en Num. 33:8.  |
| vers 20 Alzo reisden zij uit Sukkoth; en zij legerden zich in Etham, aan het einde der woestijn. Num. 33:8 En zij verreisden van Hachirôth en gingen over door het midden van de zee naar de woestijn, en zij gingen drie dagreizen in de woestijn Etham en legerden zich in Mara. |
| 30 Hebr. gevijfd, dat is, bij vijven, vijf nevens elkander, of in vijf hopen of heiren. Anders: gewapend of geharnast, als Joz. 1:14; 4:12. Richt. 7:11.  |
| Joz. 1:14 Laat uw vrouwen, uw kleine kinderen en uw vee blijven in het land dat Mozes ulieden aan deze zijde van de Jordaan gegeven heeft; maar gijlieden zult gewapend trekken voor het aangezicht uwer broederen, allen strijdbare helden, en zult hen helpen, Joz. 4:12 En de kinderen van Ruben en de kinderen van Gad, mitsgaders de halve stam van Manasse, trokken gewapend voor het aangezicht der kinderen Israëls, gelijk als Mozes tot hen gesproken had. Richt. 7:11 En gij zult horen wat zij zullen spreken, en daarna zullen uw handen gesterkt worden, dat gij aftrekken zult in het leger. Toen ging hij af, met Pura, zijn jongen, tot het uiterste der schildwachten die in het leger waren. |
|
19 En Mozes nam Jozefs beenderen met zich; dwant hij had 31met een zwaren eed de kinderen Israëls bezworen, zeggende: God zal ulieden 32voorzeker bezoeken; voert dan mijn beenderen met ulieden op vanhier. |
| d Gen. 50:25. Joz. 24:32.  |
| Gen. 50:25 En Jozef deed de zonen van Israël zweren, zeggende: God zal u gewisselijk bezoeken; zo zult gij mijn beenderen vanhier opvoeren. Joz. 24:32 Zij begroeven ook de beenderen van Jozef, die de kinderen Israëls uit Egypte opgebracht hadden, te Sichem, in dat stuk veld hetwelk Jakob gekocht had van de kinderen van Hemor, den vader van Sichem, voor honderd stukken geld; want zij waren aan de kinderen van Jozef ter erfenis geworden. |
| 31 Hebr. bezwerende bezworen, dat is, ernstiglijk of met een zwaren eed bezworen. |
| 32 Hebr. bezoekende bezoeken. |
|
20 eAlzo reisden zij uit Sukkoth; en zij legerden zich in Etham, aan het einde der woestijn. |
| e Num. 33:6.  |
| Num. 33:6 En zij verreisden van Sukkoth, en legerden zich in Etham, hetwelk aan het einde der woestijn is. |
|
21 fEn 33de HEERE toog voor hun aangezicht, des daags in 34een wolkkolom, dat Hij hen op den weg leidde, en des nachts in een vuurkolom, dat Hij hun lichtte, om voort te gaan dag en nacht. |
| f Ex. 40:38. Num. 14:14. Deut. 1:33. Neh. 9:12, 19. Ps. 78:14; 105:39. 1 Kor. 10:1.  |
| Ex. 40:38 Want de wolk des HEEREN was op den tabernakel bij dag, en het vuur was er bij nacht op, voor de ogen van het ganse huis Israëls, in al hun reizen. Num. 14:14 En zij zullen zeggen tot de inwoners van dit land, die gehoord hebben dat Gij, HEERE, in het midden van dit volk zijt; dat Gij, HEERE, oog aan oog gezien wordt, dat Uw wolk over hen staat en Gij in een wolkkolom voor hun aangezicht gaat des daags en in een vuurkolom des nachts. Deut. 1:33 Die voor uw aangezicht op den weg wandelde, om voor u de plaats uit te zien waar gij zoudt legeren; des nachts in het vuur, opdat Hij u den weg wees waarin gij zoudt gaan, en des daags in de wolk. Neh. 9:12 En Gij hebt hen des daags geleid met een wolkkolom, en des nachts met een vuurkolom, om hun te lichten op den weg waarin zij zouden wandelen. Neh. 9:19 Hebt Gij hen nochtans door Uw grote barmhartigheden niet verlaten in de woestijn; de wolkkolom week niet van hen des daags om hen op den weg te leiden, noch de vuurkolom des nachts om hun te lichten, en dat op den weg waarin zij zouden wandelen. Ps. 78:14 En Hij leidde hen des daags met een wolk, en den gansen nacht met een licht des vuurs. Ps. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. 1 Kor. 10:1 EN ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn, |
| 33 Hij wordt Ex. 14:19 genoemd de Engel Gods; Hij is geweest de eeuwige Zone Gods, 1 Kor. 10:9.  |
| Ex. 14:19 En de Engel Gods, Die voor het heir van Israël ging, vertrok en ging achter hen; de wolkkolom vertrok ook van hun aangezicht en stond achter hen. 1 Kor. 10:9 En laat ons Christus niet verzoeken, gelijk ook sommigen van hen verzocht hebben, en werden van de slangen vernield. |
| 34 Ps. 105:39 staat, dat deze kolom werd uitgespreid als een deksel, zodat zij den Israëlieten een schaduw was voor de hitte der zon.  |
| Ps. 105:39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. |
|
22 Hij nam de wolkkolom des daags, noch de vuurkolom des nachts niet weg van het aangezicht des volks. |