Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 76 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 76

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De profeet dankt God voor Zijn genadige tegenwoordigheid, aan Zijn volk bewezen door een wonderbare verlossing van trotse en machtige vijanden, welker trots, toorn en macht God door Zijn ijver en toorn vernietigd heeft; met vermaning om God te aanbidden en te loven.
 
Gods genadige tegenwoordigheid
1 EEN psalm, 1een lied van Asaf, voor den 2opperzangmeester, op Neginôth.
1 Zie Ps. 48 op vers 1; 50 op vers 1. verwijsteksten
2 Zie Ps. 4 op vers 1. verwijsteksten
 
2 God is bekend in Juda, Zijn Naam is groot in Israël.
3 En in 3Salem is Zijn 4hut, en Zijn woning in Sion.
3 Dat is, Jeruzalem; als Gen. 14:18. Vgl. Ps. 48:2, 3, 4, 9, en zie Hebr. 7:1. verwijsteksten
4 Dat is, tabernakel of tempel. Hieruit kan men klaarlijk zien dat Salem en Jeruzalem hier enerlei is.
 
4 5Aldaar heeft Hij verbroken de 6vurige pijlen van den boog, het schild en het zwaard en den krijg. 7Sela.
5 Vgl. Ps. 46:10. verwijsteksten
6 Hebr. de vurige kolen of vonken van den boog, dat is, de vurige of glinsterende pijlen van den boog, of de glinsterende bogen, als sommigen het nemen.
7 Zie Ps. 3 op vers 3. verwijsteksten
 
5 Gij zijt doorluchtiger en heerlijker dan de 8roofbergen.
8 Hierdoor verstaan sommigen de machtige koningen en koninkrijken (bij bergen somtijds in de Schrift vergeleken), die gewoon zijn zowel elkander als Gods volk tezamen als wilde dieren te roven. Anders: Gij zijt doorluchtig en heerlijk van of vanwege de roofbergen; dat is, Gij hebt eer ingelegd en Uw heerlijke macht betoond op de bergen; vanwaar de vijanden (als wilde beesten) ons meenden te roven en te verscheuren, daar hebt Gij hen verdaan en hen ons tot een roof gegeven, als in het volgende verklaard wordt.
 
6 De 9stouthartigen zijn beroofd geworden; zij hebben hun 10slaap gesluimerd; en 11geen van de dappere mannen hebben hun handen gevonden.
9 Hebr. sterken van hart.
10 Dat is, den langen slaap, den dood. Vgl. Ps. 13:4. Jer. 51:39, 57. Dit wordt bij sommigen geduid op de verslagenen van den engel ten tijde van Hizkia, 2 Kon. 19:35. verwijsteksten
11 Hebr. alle mannen der dapperheid hebben hun handen niet gevonden; dat is, zij zijn als handenloos geweest, hebben geen tegenweer kunnen bieden.
 
7 Van Uw 12schelden, o God Jakobs, is tezamen 13wagen en paard in slaap gezonken.
12 Zie Ps. 9 op vers 6. verwijsteksten
13 Dat is, beide grote en gemene krijgslieden, die op wagens en paarden reden, waarvan zij gewoon waren te strijden. Zie Richt. 4:3, 13, 15. 2 Sam. 10 op vers 18. 1 Kon. 22:31, 34. verwijsteksten
 
8 Gij, vreselijk zijt Gij; en wie zal voor Uw aangezicht bestaan, 14van den tijd Uws toorns af?
14 Hebr. van alsdan of van toen Uws toorns? Dat is, van dien tijd af, of wanneer Gij toornig zijt of Uw toorn begint in het werk te stellen.
 
9 Gij 15deedt een oordeel horen uit den 16hemel; 17de aarde vreesde en werd stil,
15 Dat is, als Gij een vonnis liet horen, enz., zo vreesde, enz. Of: Gij laat horen, en zo in het volgende.
16 Vgl. Richt. 5:20. 2 Sam. 22:7, 8, enz. 2 Kon. 19:32, 33, 34, 35. verwijsteksten
17 Of: het land; alzo in het volgende vers.
 
10 Als God opstond ten oordeel, om alle 18zachtmoedigen der aarde te verlossen. Sela.
18 Zie Ps. 10 op vers 17. verwijsteksten
 
11 Want de grimmigheid des mensen zal U 19loffelijk maken; het overblijfsel der grimmigheden zult Gij 20opbinden.
19 Dat is, zal U tot lof en eer gedijen. De zin is: Met hoe meerder hittigheid de vijanden tegen U en Uw volk ontstoken zijn en woeden, hoe meerder eer Gij zult inleggen in het beschermen van Uw volk en het dempen der vijanden.
20 Of: aangorden. Dit kan men alzo verstaan, dat God de overgebleven grimmige vijanden ook zal bedwingen, gelijk men iemand met een gordel of band bindt en dwingt. Of: Hij zal Zijn volk, dat van des vijands grimmigheid verlost en overgebleven is, met macht en moed aangorden om de vijanden tegen te staan. Elk van beide heeft een goeden zin; men kan het ook verstaan van God, dat Hij het overige Zijner grimmigheid zal aangorden om Zijn vijanden voorts te vernielen.
 
12 Doet 21geloften en betaalt ze den HEERE uw God, allen gij die 22rondom Hem zijt; laat hen Dien 23Die te vrezen is, 24geschenken brengen;
21 Gelijk de vromen in zwarigheid, en daaruit verlost zijnde, plegen te doen. Zie Gen. 28:20, enz. Ps. 66:13, 14, 15. Jona 1:16. Vgl. ook Ps. 61 op vers 6. verwijsteksten
22 Dat is, Gods volk, dat zich aan en bij Hem houdt; gelijk de stammen rondom den tabernakel gelegerd waren, Num. 2:2, enz., en de priesters en Levieten als rondom God stonden om Hem te dienen; insgelijks de vierentwintig oudsten rondom Gods troon, Openb. 4:4. verwijsteksten
23 Hebr. eigenlijk: der Vreze, dat is, Dien men hogelijk schuldig is te vrezen, te weten den God Israëls. Vgl. Gen. 31:53. verwijsteksten
24 Vgl. 2 Kron. 32:21, 23. verwijsteksten
 
13 Die den geest der 25vorsten als druiven 26afsnijdt, Die den koningen der aarde vreselijk is.
25 Of: voorgangers, leidslieden.
26 Of: afplukt, afleest; dat is (volgens de betekenis van het Hebreeuwse woord), die den groten het leven, en ook verstand en moed, zo haast en licht neemt, als men druiven in den wijnoogst afleest. Zie dezelfde gelijkenis Richt. 20:45 met de aant. Openb. 14:18, 19, 20, en vgl. in het bijzonder 2 Kron. 32:21. verwijsteksten

Einde Psalm 76