Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Klaaglied over het verwoeste heiligdom |
1 EEN onderwijzing, voor Asaf. O God, waarom verstoot Gij in eeuwigheid? Waarom zou Uw toorn roken tegen de schapen Uwer weide? |
2 Gedenk aan Uw vergadering, die Gij vanouds verworven hebt; de roede Uwer erfenis, die Gij verlost hebt; den berg Sion, waarop Gij gewoond hebt. |
3 Hef Uw voeten op tot de eeuwige verwoestingen; de vijand heeft alles in het heiligdom verdorven. |
4 Uw wederpartijders hebben in het midden van Uw vergaderplaatsen gebruld, zij hebben hun tekenen tot tekenen gesteld. |
5 Eenieder werd er bekend als een die de bijlen omhoog aanbrengt, in de dichtheid van een geboomte. |
6 Alzo hebben zij nu derzelver graveerselen tezamen met houwelen en beukhamers in stukken geslagen. |
7 aZij hebben Uw heiligdommen in het vuur gezet, ter aarde toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd. a 2 Kon. 25:9.  |
a 2 Kon. 25:9 En hij verbrandde het huis des HEEREN en het huis des konings; mitsgaders alle huizen van Jeruzalem en alle huizen der groten verbrandde hij met vuur. |
8 Zij hebben in hun hart gezegd: Laat ons hen tezamen uitplunderen; zij hebben al Gods vergaderplaatsen in het land verbrand. |
9 Wij zien onze tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet hoelang. |
10 Hoelang, o God, zal de wederpartijder smaden? Zal de vijand Uw Naam in eeuwigheid lasteren? |
11 Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw rechterhand af? Trek ze uit het midden van Uw boezem, maak een einde. |
12 Evenwel is God mijn Koning vanouds af, Die verlossingen werkt in het midden der aarde. |
13 bGij hebt door Uw sterkte de zee gespleten, Gij hebt de koppen der draken in de wateren verbroken. b Ex. 14:21, enz.  |
b Ex. 14:21 Toen Mozes zijn hand uitstrekte over de zee, zo deed de HEERE de zee weggaan door een sterken oostenwind, dien gansen nacht, en maakte de zee droog, en de wateren werden gekliefd. |
14 Gij hebt de koppen des leviathans verpletterd; Gij hebt hem tot spijze gegeven aan het volk in dorre plaatsen. |
15 cGij hebt een fontein en beek gekliefd, dGij hebt sterke rivieren uitgedroogd. c Ex. 17:5, 6. Num. 20:11. Ps. 105:41. Jes. 48:21. d Joz. 3:13, enz.  |
c Ex. 17:5 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Ga heen voor het aangezicht des volks en neem met u uit de oudsten van Israël; en neem uw staf in uw hand, waarmede gij de rivier sloegt, en ga heen. Ex. 17:6 Zie, Ik zal aldaar voor uw aangezicht op den rotssteen in Horeb staan; en gij zult op den rotssteen slaan, zo zal er water uitgaan, dat het volk drinke. Mozes nu deed alzo voor de ogen der oudsten van Israël. Num. 20:11 Toen hief Mozes zijn hand op en hij sloeg de steenrots tweemaal met zijn staf; en er kwam veel water uit, zodat de vergadering dronk, en hun beesten. Ps. 105:41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit; die gingen door de dorre plaatsen als een rivier. Jes. 48:21 En: Zij hadden geen dorst, toen
Hij hen leidde door de woeste plaatsen; Hij deed voor hen water uit den rotssteen vlieten; als Hij den rotssteen kliefde, zo vloeiden de wateren daarheen. d Joz. 3:13 Want het zal geschieden, met dat de voetzolen der priesters die de ark des HEEREN, van den Heere der ganse aarde, dragen, in het water van de Jordaan zullen rusten, zo zullen de wateren van de Jordaan afgesneden worden, te weten de wateren die van boven afvlieten, en zij zullen op een hoop blijven staan. |
16 De dag is Uwe, ook is de nacht Uwe; eGij hebt het licht en de zon bereid. e Gen. 1:14, enz.  |
e Gen. 1:14 En God zeide: Dat er lichten zijn in het uitspansel des hemels, om scheiding te maken tussen den dag en tussen den nacht; en dat zij zijn tot tekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren. |
17 Gij hebt al de palen der aarde gesteld; zomer en winter, die hebt Gij geformeerd. |
18 Gedenk hieraan; de vijand heeft den HEERE gesmaad, en een dwaas volk heeft Uw Naam gelasterd. |
19 Geef aan het wild gedierte de ziel Uwer tortelduif niet over; vergeet den hoop Uwer ellendigen niet in eeuwigheid. |
20 Aanschouw het verbond, want de duistere plaatsen des lands zijn vol woningen van geweld. |
21 Laat den verdrukte niet beschaamd wederkeren, laat den ellendige en nooddruftige Uw Naam prijzen. |
22 Sta op, o God, twist Uw twistzaak; gedenk der smaadheid die U van den dwaze wedervaart den gansen dag. |
23 Vergeet niet het geroep Uwer wederpartijders; het getier dergenen die tegen U opstaan, klimt geduriglijk op. |