Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Bede om bewaring in den ouderdom |
1 OP U, o HEERE, abetrouw ik; laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid. a Ps. 22:6; 25:2, 3; 31:2, 3. Jes. 49:23.  |
a Ps. 22:6 Tot U hebben zij geroepen en zijn uitgered; op U hebben zij vertrouwd en zijn niet beschaamd geworden. Ps. 25:2 Beth. Mijn God, op U vertrouw ik, laat mij niet beschaamd worden; laat mijn vijanden niet van vreugde opspringen over mij. Ps. 25:3 Gimel. Ja, allen die U verwachten, zullen niet beschaamd worden; zij zullen beschaamd worden, die trouwelooslijk handelen zonder oorzaak. Ps. 31:2 Op U, o HEERE, betrouw ik, laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid; help mij uit door Uw gerechtigheid. Ps. 31:3 Neig Uw oor tot mij, red mij haastelijk, wees mij tot een sterken Rotssteen, tot een zeer vast Huis, om mij te behouden. Jes. 49:23 En koningen zullen uw voedsterheren zijn, hun vorstinnen uw zoogvrouwen; zij zullen zich voor u buigen met het aangezicht ter aarde en zij zullen het stof uwer voeten lekken; en gij zult weten dat Ik de HEERE ben, dat zij niet beschaamd zullen worden die Mij verwachten. |
2 Red mij door Uw gerechtigheid en bevrijd mij; neig Uw oor tot mij en verlos mij. |
3 Wees mij tot een Rotssteen om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te gaan; Gij hebt bevel gegeven om mij te verlossen, want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burcht. |
4 Mijn God, bevrijd mij van de hand des goddelozen, van de hand desgenen die verkeerdelijk handelt, en des opgeblazenen. |
5 Want Gij zijt mijn Verwachting, Heere HEERE, mijn Vertrouwen van mijn jeugd aan. |
6 Op U heb ik gesteund van den buik aan; van mijner moeders ingewand aan zijt Gij mijn Uithelper; mijn lof is geduriglijk van U. |
7 Ik ben velen als een wonder geweest; doch Gij zijt mijn sterke Toevlucht. |
8 Laat mijn mond vervuld worden met Uw lof, den gansen dag met Uw heerlijkheid. |
9 Verwerp mij niet in den tijd des ouderdoms; verlaat mij niet, terwijl mijn kracht vergaat. |
10 Want mijn vijanden spreken van mij; en die op mijn ziel loeren, beraadslagen tezamen, |
11 Zeggende: God heeft hem verlaten; jaagt na en grijpt hem, want er is geen verlosser. |
12 O God, wees niet verre van mij; mijn God, haast U tot mijn hulp. |
13 bLaat hen beschaamd worden, laat hen verteerd worden, die mijn ziel tegen zijn; laat hen met smaad en schande overdekt worden, die mijn kwaad zoeken. b Ps. 35:4, 26; 40:15; 70:3.  |
b Ps. 35:4 Laat hen beschaamd en te schande worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts gedreven en schaamrood worden, die kwaad tegen mij bedenken. Ps. 35:26 Laat hen beschaamd en tezamen schaamrood worden, die zich in mijn kwaad verblijden; laat hen met schaamte en schande bekleed worden, die zich tegen mij groot maken. Ps. 40:15 Laat hen tezamen beschaamd en schaamrood worden, die mijn ziel zoeken om die te vernielen; laat hen achterwaarts gedreven worden en te schande worden, die lust hebben aan mijn kwaad. Ps. 70:3 Laat hen beschaamd en schaamrood worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts gedreven en te schande worden, die lust hebben aan mijn kwaad. |
14 Doch ik zal geduriglijk hopen, en zal al Uw lof nog groter maken. |
15 Mijn mond zal Uw gerechtigheid vertellen, den gansen dag Uw heil, hoewel ik de getallen niet weet. |
16 Ik zal heengaan in de mogendheden des Heeren HEEREN; ik zal Uw gerechtigheid vermelden, de Uwe alleen. |
17 O God, Gij hebt mij geleerd van mijn jeugd aan, en tot nog toe verkondig ik Uw wonderen. |
18 Daarom ook, terwijl de ouderdom en grijsheid daar is, verlaat mij niet, o God, totdat ik dit geslacht verkondige Uw arm, allen nakomelingen Uw macht. |
19 Ook is Uw gerechtigheid, o God, tot in de hoogte; Gij, Die grote dingen gedaan hebt; o God, wie is U gelijk? |
20 Gij, Die mij vele benauwdheden en kwaden hebt doen zien, zult mij weder levend maken, en zult mij weder ophalen uit de afgronden der aarde. |
21 Gij zult mijn grootheid vermeerderen en mij rondom vertroosten. |
22 Ook zal ik U loven met het instrument der luit, Uw trouw, mijn God; ik zal U psalmzingen met de harp, o Heilige Israëls. |
23 Mijn lippen zullen juichen, wanneer ik U zal psalmzingen, en mijn ziel, die Gij verlost hebt. |
24 Ook zal mijn tong Uw gerechtigheid den gansen dag uitspreken, want zij zijn beschaamd, want zij zijn schaamrood geworden, die mijn kwaad zoeken. |