Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 EEN psalm, een lied van David, voor den opperzangmeester. |
2 God zal opstaan, Zijn vijanden zullen verstrooid worden, en Zijn haters zullen van Zijn aangezicht vlieden. |
3 Gij zult hen verdrijven, gelijk rook verdreven wordt; gelijk was voor het vuur smelt, zullen de goddelozen vergaan van Gods aangezicht. |
4 Maar de rechtvaardigen zullen zich verblijden, zij zullen van vreugde opspringen voor Gods aangezicht, en van blijdschap vrolijk zijn. |
5 Zingt Gode, psalmzingt Zijn Naam, hoogt de wegen voor Dien Die in de vlakke velden rijdt, omdat Zijn Naam is HEERE; en springt op van vreugde voor Zijn aangezicht. |
6 Hij is een Vader der wezen en een Rechter der weduwen; God, in de woonstede Zijner heiligheid. |
7 Een God Die de eenzamen zet in een huisgezin, voert uit die in boeien gevangen zijn; maar de afvalligen wonen in het dorre. |
8 O God, toen Gij voor het aangezicht Uws volks uittoogt, toen Gij daarheen traadt in de woestijn, Sela, |
9 Daverde de aarde, ook dropen de hemelen voor Gods aanschijn; zelfs deze Sinaï, voor het aanschijn Gods, des Gods van Israël. |
10 Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God; en Gij hebt Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden. |
11 Uw hoop woonde daarin; Gij bereiddet ze door Uw goedheid voor den ellendige, o God. |
12 De Heere gaf te spreken; der boodschappers van goede tijdingen was een grote heirschaar. |
13 De koningen der heirscharen vloden weg, zij vloden weg; en zij die te huis bleef, deelde den roof uit. |
14 Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven géluwen goud. |
15 Als de Almachtige de koningen daarin verstrooide, werd zij sneeuwwit als op Zalmon. |
16 De berg Basan is een berg Gods; de berg Basan is een bultige berg. |
17 Waarom springt gij op, gij bultige bergen? Dezen berg heeft God begeerd tot Zijn woning; ook zal er de HEERE wonen in eeuwigheid. |
18 Gods wagens zijn tweemaal tienduizend, de duizenden verdubbeld. De Heere is onder hen, een Sinaï in heiligheid. |
19 Gij zijt opgevaren in de hoogte, Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd, Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen, om bij U te wonen, o HEERE God! |
20 Geloofd zij de Heere; dag bij dag overlaadt Hij ons; die God is onze Zaligheid. Sela. |
21 Die God is ons een God van volkomen zaligheid; en bij den HEERE, den Heere, zijn uitkomsten tegen den dood. |
22 Voorzeker zal God den kop Zijner vijanden verslaan, den harigen schedel desgenen die in zijn schulden wandelt. |
23 De Heere heeft gezegd: Ik zal wederbrengen uit Basan, Ik zal wederbrengen uit de diepten der zee; |
24 Opdat gij uw voet, ja, de tong uwer honden moogt steken in het bloed van de vijanden, van een iegelijk van hen. |
25 O God, zij hebben Uw gangen gezien, de gangen mijns Gods, mijns Konings, in het heiligdom. |
26 De zangers gingen voor, de speellieden achter, in het midden de trommelende maagden. |
27 Looft God in de gemeenten, den Heere, gij die zijt uit de springader Israëls. |
28 Daar is Benjamin, de kleine, die over hen heerste, de vorsten van Juda met hun vergadering, de vorsten van Zebulon, de vorsten van Naftali. |
29 Uw God heeft uw sterkte geboden; sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht hebt! |
30 Om Uws tempels wil te Jeruzalem, zullen U de koningen geschenk toebrengen. |
31 Scheld het wild gedierte des riets, de vergadering der stieren met de kalveren der volken, en dien die zich onderwerpt met stukken zilver; Hij heeft de volken verstrooid, die lust hebben in oorlogen. |
32 Prinselijke gezanten zullen komen uit Egypte; Morenland zal zich haasten zijn handen tot God uit te strekken. |
33 Gij koninkrijken der aarde, zingt Gode; psalmzingt den Heere, Sela; |
34 Dien Die daar rijdt in den hemel der hemelen, die vanouds is; zie, Hij geeft Zijn stem, een stem der sterkte. |
35 Geeft Gode sterkte; Zijn hoogheid is over Israël, en Zijn sterkte in de bovenste wolken. |
36 O God, Gij zijt vreselijk uit Uw heiligdommen; de God Israëls, Die geeft den volke sterkte en krachten. Geloofd zij God. |