Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Gebed van een vervolgde |
1 EEN gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altáscheth; atoen Saul gezonden had, die zijn huis bewaren zouden, om hem te doden. a 1 Sam. 19:11. |
a 1 Sam. 19:11 Maar Saul zond boden heen tot Davids huis, dat zij hem bewaarden en dat zij hem des morgens doodden. Dit gaf Michal, zijn huisvrouw, David te kennen, zeggende: Indien gij uw ziel dezen nacht niet behoedt, zo zult gij morgen gedood worden. |
2 Red mij van mijn vijanden, o mijn God, stel mij in een hoog vertrek voor degenen die tegen mij opstaan. |
3 Red mij van de werkers der ongerechtigheid, en verlos mij van de mannen des bloeds. |
4 Want zie, zij leggen mijner ziel lagen, sterken rotten zich tegen mij; zonder mijn overtreding en zonder mijn zonde, o HEERE. |
5 Zij lopen en bereiden zich zonder mijn misdaad; waak op mij tegemoet, en zie. |
6 Ja, Gij HEERE, God der heirscharen, God Israëls, ontwaak om al deze heidenen te bezoeken; zijt niemand van hen genadig, die trouwelooslijk ongerechtigheid bedrijven. Sela. |
7 Tegen den avond keren zij weder, zij tieren als een hond en zij gaan rondom de stad. |
8 Zie, zij storten overvloediglijk uit met hun mond; bzwaarden zijn op hun lippen; cwant wie hoort het? b Ps. 55:22; 57:5. c Ps. 10:11; 94:7. |
b Ps. 55:22 Zijn mond is gladder dan boter, maar zijn hart is krijg; zijn woorden zijn zachter dan olie, maar dezelve zijn blote zwaarden. Ps. 57:5 Mijn ziel is in het midden der leeuwen, ik lig onder stokebranden, mensenkinderen welker tanden spiesen en pijlen zijn; en hun tong een scherp zwaard. c Ps. 10:11 Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten; Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid. Ps. 94:7 En zeggen: De HEERE ziet het niet, en de God Jakobs merkt het niet. |
9 Maar Gij, HEERE, dzult hen belachen, Gij zult alle heidenen bespotten. d Ps. 2:4. |
d Ps. 2:4 Die in den hemel woont, zal lachen; de Heere zal hen bespotten. |
10 Tegen zijn sterkte zal ik op U wachten, want God is mijn hoog Vertrek. |
11 De God mijner goedertierenheid zal mij voorkomen; God zal mij op mijn verspieders doen zien. |
12 Dood hen niet, opdat mijn volk het niet vergete; doe hen omzwerven door Uw macht, en werp hen neder, o Heere, ons Schild, |
13 Om de zonde huns monds, om het woord hunner lippen; en laat hen gevangen worden in hun hoogmoed; en om den vloek, en om de leugen, die zij vertellen. |
14 Verteer hen in grimmigheid; verteer hen, dat zij er niet zijn, en laat hun weten dat God Heerser is in Jakob, ja, tot aan de einden der aarde. Sela. |
15 Laat hen dan tegen den avond wederkeren, laat hen tieren als een hond en rondom de stad gaan; |
16 Laat hen zelven omzwerven om spijze; en laat hen vernachten, al zijn zij niet verzadigd. |
17 Maar ik zal Uw sterkte zingen en des morgens Uw goedertierenheid vrolijk roemen, omdat Gij mij een hoog Vertrek zijt geweest, en een Toevlucht ten dage als mij bange was. |
18 Van U, o mijn Sterkte, zal ik psalmzingen; want God is mijn hoog Vertrek, de God mijner goedertierenheid. |