Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Zie den inhoud van dezen psalm op den veertienden psalm. |
De dwaasheid der goddelozen |
1 EEN 1onderwijzing van David, voor den 2opperzangmeester, op 3Máchalath. | | 1 Zie Ps. 32 op vers 1. Ps. 32:1 (kt.) EEN onderwijzing van David. Welgelukzalig is hij wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is. |
2 Zie Ps. 4 op vers 1. Ps. 4:1 (kt.) EEN psalm van David, voor den opperzangmeester, op Neginôth. |
3 Dit schijnt ook een naam te zijn van zeker muzikaal instrument, niet ongelijk aan de nechiloth. Zie Ps. 5 op vers 1. Vgl. Ps. 88:1. Ps. 5:1 (kt.) EEN psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Nechilôth. Ps. 88:1 EEN lied, een psalm voor de kinderen van Korach, voor den opperzangmeester, op Máchalath Leánnôth; een onderwijzing van Heman, den Ezrahiet. |
2 4De dwaas azegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het en zij bedrijven gruwelijk onrecht; ber is niemand die goed doet. | | 4 Deze psalm komt overeen met den veertiende, uitgenomen enige verandering, die het den Heiligen Geest beliefd heeft daarin te gebruiken. Zie de aantt. aldaar. |
a Ps. 10:4; 14:1, enz. Ps. 10:4 De goddeloze, gelijk hij zijn neus omhoogsteekt, onderzoekt niet; al zijn gedachten zijn dat er geen God is. Ps. 14:1 EEN psalm van David, voor den opperzangmeester. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk met hun werk; er is niemand die goed doet. |
b Rom. 3:12. Rom. 3:12 Allen zijn zij afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden; er is niemand die goed doet, er is ook niet tot één toe. |
3 God heeft uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, com te zien of iemand verstandig ware, die God zocht. | | c Rom. 3:10. Rom. 3:10 Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet één; |
4 Eenieder van hen is teruggekeerd, tezamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand die goed doet, ook niet één. | | |
5 Hebben dan de werkers der ongerechtigheid geen kennis, die mijn volk opeten alsof zij brood aten? Zij roepen God niet aan. | | |
6 Aldaar zijn zij met vervaardheid vervaard geworden, daar 6geen vervaardheid was; want God heeft de 7beenderen desgenen die 8u belegerde, verstrooid; gij hebt hen beschaamd gemaakt, want God heeft hen 9verworpen. | | 6 Dat is, daar zij in het minste niet dachten dat iets hen verschrikken kon, en overzulks onversaagd, stout en trots waren, of: daar geen natuurlijke oorzaak was van vervaardheid; want op God dachten zij niet, Die het hun nochtans doen zou. Vgl. Lev. 26:36. Deut. 28:65. Job 15:21. Spr. 28:1. Lev. 26:36 En aangaande de overgeblevenen onder u, Ik zal in hun hart een weekheid in de landen hunner vijanden laten komen; zodat het geruis van een gedreven blad hen jagen zal, en zij zullen vlieden zoals men vliedt voor een zwaard, en zullen vallen, daar niemand is die jaagt. Deut. 28:65 Daartoe zult gij onder dezelve volken niet stil zijn, en uw voetzool zal geen rust hebben; want de HEERE zal u aldaar een bevend hart geven, en bezwijking der ogen en mattigheid der ziel. Job 15:21 Het geluid der verschrikkingen is in zijn oren; in den vrede zelven komt de verwoester hem over. Spr. 28:1 DE goddelozen vlieden daar geen vervolger is, maar elke rechtvaardige is moedig als een jonge leeuw. |
7 Gelijk dengenen geschiedt, die in een veldslag omkomen of van wilde dieren verscheurd zijn, welker beenderen hier en daar verstrooid worden. |
8 De profeet spreekt de gemeente der gelovigen aan, zichzelven insluitende. |
9 Te weten uw vijanden en verdrukkers. |
7 Och, dat Israëls 10verlossingen uit Sion kwamen! Als God de gevangenen Zijns volks zal doen wederkeren, dan zal zich Jakob verheugen, Israël zal verblijd zijn. | | 10 Dat is, volkomen verlossing; gelijk elders het meervoud alzo genomen wordt. Hiervoor staat Ps. 14:7 verlossing of heil, zaligheid, in het enkelvoud. Ps. 14:7 Och, dat Israëls verlossing uit Sion kwame! Als de HEERE de gevangenen Zijns volks zal doen wederkeren, dan zal zich Jakob verheugen, Israël zal verblijd zijn. |