Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 52 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 52

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

David straft Doëgs goddelozen hoogmoed en verraderlijke trouweloosheid; verkondigt hem Gods oordelen, waardoor de kerk oorzaak zal hebben om God te vrezen en Doëg te bespotten; troost en verheugt zichzelven door het geloof van Gods bestendige goedertierenheid.
 
Bestraffing der lasteraars
1 EEN 1onderwijzing van David, voor den 2opperzangmeester;
1 Zie Ps. 32 op vers 1. verwijsteksten
2 Zie Ps. 4 op vers 1. verwijsteksten
 
2 aAls Doëg, de 3Edomiet, gekomen was, en Saul te kennen gegeven en tot hem gezegd had: David is gekomen ten huize van 4Achimélech.
a 1 Sam. 22:9, enz. verwijsteksten
3 Een van Ezaus (ook genoemd Edom, Gen. 25:30) nakomelingen, of immers zo lang onder hen verkeerd hebbende dat hij (naar sommiger gevoelen) den naam daarvan bekomen mag hebben. Hebr. Adomiet, als 1 Sam. 22:9. Ook Deut. 23:7. 1 Kon. 11:17, enz. verwijsteksten
4 Den priester, om met hem tegen u te conspireren, zoals Doëg dit valselijk duidde. Zie 1 Sam. 22:9, 13. verwijsteksten
 
3 Wat roemt gij u in het 5kwade, o gij 6geweldige? Gods 7goedertierenheid duurt toch den gansen dag.
5 Dat gij mij en Gods priesters te Nob hebt aangedaan. Zie 1 Sam. 22:18, 19. verwijsteksten
6 Want hij was bij Saul in groot krediet en een van zijn opperste herders en officieren, 1 Sam. 21:7; 22:9. Hierop was hij stout en trots, vers 9. verwijsteksten
7 Over al de Zijnen, en mede over mij, zodat gij u ijdellijk beroemt alsof gij mij bereids hadt ten onder gebracht.
 
4 Uw tong 8denkt 9enkel schade; als een geslepen scheermes, 10werkende bedrog.
8 Dat is, spreekt niet dan uw voorbedacht en beraamd kwaad uit.
9 Hebr. schaden of ellenden, dat is, niet dan leed en verderf der vromen.
10 Dat in plaats van haarscheren iemand kwetst of de keel afsteekt; of men kan het duiden op Doëg zelven, aldus: o gij werker des bedrogs, als tevoren gij geweldige.
 
5 Gij hebt het kwade liever dan het goede; de leugen, dan gerechtigheid te spreken. 11Sela.
11 Zie Ps. 3 op vers 3. verwijsteksten
 
6 Gij hebt lief alle woorden van 12verslinding, en een tong des 13bedrogs.
12 Strekkende tot verslinden en opslokken.
13 Dat is, een bedrieglijke tong.
 
7 God zal u 14ook 15afbreken in eeuwigheid; Hij zal u 16wegrapen en u uit de 17tent uitrukken; ja, Hij zal u uitwortelen uit het 18land der levenden. Sela.
14 Op zulke zonden zulke straffen.
15 Als men een gebouw (als huizen, altaren, enz.) afbreekt en verwoest.
16 Of: grijpen, gelijk men een kool vuurs met de tang inderhaast grijpt, Jes. 30:14. verwijsteksten
17 Dat is, uw woning.
18 Dat is, uit deze wereld, uit dit leven. Zie Ps. 27 op vers 13. verwijsteksten
 
8 En de rechtvaardigen zullen het zien en 19vrezen; en zij zullen over hem 20lachen, zeggende:
19 Zich ontzettende over dit rechtvaardig oordeel Gods, en daardoor gesterkt worden in Zijn vreze en ontzag.
20 Vanwege de rechtvaardige straf Gods over dezen verdwaasden en bitteren vijand van God en alle vromen, zich heiliglijk verheugende en Doëgs ijdelen troost bespottende.
 
9 Zie den man die God niet stelde tot zijn Sterkte, maar vertrouwde op de 21veelheid zijns rijkdoms; hij was sterk geworden door zijn 22beschadigen.
21 Of: grootheid.
22 Hebr. door zijn schade of ellende, jammer, leed, te weten dat hij den vromen aandeed, als vers 4. verwijsteksten
 
10 Maar ik zal zijn als een 23groene olijfboom in Gods huis; ik vertrouw op Gods goedertierenheid, eeuwiglijk en altoos.
23 Vgl. Ps. 92:13, 14. Jer. 11:16. verwijsteksten
 
11 Ik zal U loven in eeuwigheid, bomdat Gij het 24gedaan hebt; en ik zal Uw 25Naam verwachten, want 26hij is goed 27voor Uw 28gunstgenoten.
b Ps. 22:32. verwijsteksten
24 Dat is, omdat Gij het zult hebben gedaan, te weten dien trotsen vijand gestraft en mij bewaard tot het beloofde koninkrijk, hetwelk David door den profetischen geest zo zeker stelt alsof het bereids geschied ware.
25 Dat is, Uzelven, de waarheid en vervulling Uwer beloften, waardoor Gij U metterdaad bewijst zodanig te zijn als Gij U in Uw Woord beschrijft en als bij Uw Naam noemt. Vgl. Ps. 54:3, 8; 56:5, 11. verwijsteksten
26 Te weten Uw Naam, die is goed, dat is, Gij zijt lieflijk en troostelijk; of: het is goed, te weten U te loven en Uw Naam te verwachten. Vgl. Ps. 92:2. verwijsteksten
27 Dat is hier: voor de ogen, in tegenwoordigheid of tegenover.
28 Zie Ps. 4 op vers 4. verwijsteksten

Einde Psalm 52