Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Klacht van het verstoten volk |
1 EEN onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. |
2 O God, wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk gewrocht in hun dagen, in de dagen vanouds. |
3 Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar henlieden ageplant; Gij hebt de volken geplaagd, henlieden daarentegen doen voortschieten. a Ex. 15:17. Ps. 80:9. |
a Ex. 15:17 Die zult Gij inbrengen en planten hen op den berg Uwer erfenis, ter plaatse welke Gij, o HEERE, gemaakt hebt tot Uw woning; het heiligdom, hetwelk Uw handen gesticht hebben, o Heere. Ps. 80:9 Gij hebt een wijnstok uit Egypte overgebracht, hebt de heidenen verdreven en hebt denzelven geplant. |
4 Want zij hebben het land niet geërfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven, maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen hadt. |
5 Gij Zelf zijt mijn Koning, o God; gebied de verlossingen Jakobs. |
6 Door U zullen wij onze wederpartijders met hoornen stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden die tegen ons opstaan. |
7 Want ik vertrouw niet op mijn boog, en mijn zwaard zal mij niet verlossen. |
8 Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders, en Gij maakt onze haters beschaamd. |
9 In God roemen wij den gansen dag, en Uw Naam zullen wij loven in eeuwigheid. Sela. |
10 Maar nu hebt Gij ons bverstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt. b Ps. 60:3; 74:1; 89:39; 108:12. |
b Ps. 60:3 O God, Gij hadt ons verstoten, Gij hadt ons gescheurd, Gij zijt toornig geweest; keer weder tot ons. Ps. 74:1 EEN onderwijzing, voor Asaf. O God, waarom verstoot Gij in eeuwigheid? Waarom zou Uw toorn roken tegen de schapen Uwer weide? Ps. 89:39 Maar Gij hebt hem verstoten en verworpen; Gij zijt verbolgen geworden tegen Uw gezalfde. Ps. 108:12 Zult Gij het niet zijn, o God, Die ons verstoten hadt, en Die niet uittoogt, o God, met onze heirkrachten? |
11 Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder, en onze haters beroven ons voor zich. |
12 Gij geeft ons over als schapen ter spijze, en Gij verstrooit ons onder de heidenen. |
13 Gij verkoopt Uw volk om geen waardij, en Gij verhoogt hun prijs niet. |
14 Gij stelt ons onzen naburen tot csmaad, tot spot en schimp dengenen die rondom ons zijn. c Ps. 79:4; 80:7. Jer. 24:9. |
c Ps. 79:4 Wij zijn onzen naburen een smaadheid geworden; een spot en schimp dien die rondom ons zijn. Ps. 80:7 Gij hebt ons onzen naburen tot een twist gesteld, en onze vijanden spotten onder elkander. Jer. 24:9 En Ik zal hen overgeven tot een beroering ten kwade, allen koninkrijken der aarde; tot smaadheid en tot een spreekwoord, tot een spotrede en tot een vloek, in al de plaatsen waarheen Ik hen gedreven zal hebben. |
15 Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken. |
16 Mijn schande is den gansen dag voor mij; en de schaamte mijns aangezichts bedekt mij, |
17 Om de stem des honers en des lasteraars, vanwege den vijand en den wraakgierige. |
18 Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben wij U niet vergeten, noch valselijk gehandeld tegen Uw verbond. |
19 Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad, |
20 Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw bedekt hebt. |
21 Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden god uitgebreid, |
22 Zou God zulks niet onderzoeken? Want Hij weet de verborgenheden des harten. |
23 dMaar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen. d Rom. 8:36. |
d Rom. 8:36 (Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen der slachting.) |
24 Waak op, waarom zoudt Gij slapen, Heere? Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid. |
25 Waarom zoudt Gij Uw aangezicht verbergen? Onze ellende en onze onderdrukking vergeten? |
26 Want onze ziel is in het stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde. |
27 Sta op, ons ter hulp, en verlos ons om Uwer goedertierenheid wil. |