Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 40 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 40

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

David profeteert hier, onder zijn voorbeeld, van des Heeren Christus’ bitter en geduldig lijden, vurig bidden en wonderbare verlossing; voorts van de afschaffing der offeranden des Ouden Testaments door Christus’ enige offerande, en van de predicatie des Evangelies in de kerk der Joden en heidenen, mitsgaders van de beschaamdheid en den ondergang aller vijanden, en de vreugde aller gelovigen, die Zijn heil beminnen en God daarover grootmaken.
 
Profetie van den Messías
1 DAVIDS psalm, voor den 1opperzangmeester.
1 Zie Ps. 4 op vers 1. verwijsteksten
 
2 Ik heb den HEERE 2lang verwacht; en Hij heeft 3Zich tot mij geneigd en mijn geroep gehoord.
2 Hebr. verwachtende verwacht.
3 Of: het oor tot mij geneigd; als Ps. 17:6. verwijsteksten
 
3 En Hij heeft mij uit een 4ruisenden kuil, uit 5modderig slijk opgehaald, en heeft mijn voeten op een rotssteen gesteld, Hij heeft mijn gangen vastgemaakt.
4 Hebr. kuil of put des geruis, waar de wateren steeds opwellende en opbobbelende bruisen en groot gedruis maken. Hij wil zeggen, dat zijn gevaren zo groot en vele waren, dat er menselijk geen uitkomen was.
5 Hebr. uit slijk des modders. Vgl. Ps. 69:3. Jer. 38:6, 10. Insgelijks Job 30 op vers 19. verwijsteksten
 
4 En Hij heeft een 6nieuw lied in mijn 7mond gegeven, een lofzang onzen Gode; velen zullen het zien en vrezen, en op den HEERE vertrouwen.
6 Zie Ps. 33 op vers 3. verwijsteksten
7 Mij een nieuw lied als Zelf geleerd, en daartoe door Zijn Geest aangedreven. Vgl. Ex. 4 op vers 15. Deut. 18 op vers 18. Insgelijks Ps. 51:17. verwijsteksten
 
5 Welgelukzalig is de man die den HEERE 8tot zijn Vertrouwen stelt, en niet omziet naar de hovaardigen en die tot 9leugen afwijken.
8 Alzo dat hij op Hem alleen vertrouwt.
9 Dat is, valse, afgodische, ijdele, bedrieglijke hulp, troost en toeverlaat.
 
6 Gij, o HEERE mijn God, hebt Uw wonderen en Uw 10gedachten aan ons 11vele gemaakt; men kan ze niet in orde bij U verhalen; zal ik ze verkondigen en uitspreken, zo zijn zij 12menigvuldiger dan dat ik ze zou kunnen vertellen.
10 Versta gedachten des vredes, als Jer. 29:11. Dat is, Uw raad van ons wel te doen hebt Gij door vele wonderlijke weldaden geopenbaard. verwijsteksten
11 Of: groot.
12 Hebr. sterker, te weten in getal; alzo vers 13. verwijsteksten
 
7 a13Gij hebt geen 14lust gehad aan slachtoffer en spijsoffer, Gij hebt Mij de 15oren doorboord; brandoffer en zondoffer hebt Gij niet geëist.
a Hebr. 10:5. verwijsteksten
13 Dit zijn de woorden des Heeren Christus, Dien David door den profetischen geest hier aldus tot Zijn Vader sprekende invoert. Zie Hebr. 10:5, 6, 7. verwijsteksten
14 Te weten, alzo dat Gij door die offeranden Uw gerechtigheid zoudt laten genoeg geschieden en U met den zondigen mens verzoenen, want zulks was onmogelijk, Hebr. 10:4. verwijsteksten
15 Dat is, Mij tot Uw dienst verplicht, om het Middelaarsambt op Mij te nemen en Uw volk van zonden te verlossen. Waartoe Gij Mij een lichaam bereid hebt, om datzelve voor des volks zonden op te offeren (als de apostel dit verklaart met de woorden der Griekse overzetting, Hebr. 10:5, 10). De manier van spreken is genomen van de wijze onder de Joden naar Gods wet gebruikt in het verplichten van dienstknechten. Zie Ex. 21:6. Deut. 15:17. verwijsteksten
 
8 Toen zeide Ik: Zie, 16Ik kom; in de 17rol des boeks is van Mij geschreven.
16 Of: ben gekomen. Met deze en de volgende woorden verklaart de Heere Christus Zijn gewillige gehoorzaamheid om het Middelaarsambt, Hem van Zijn Vader opgelegd, aan te nemen en uit te voeren. Zie Hebr. 10:10. verwijsteksten
17 Van het woord rol zie Ezra 6 op vers 2. Jer. 36 op vers 2, en versta hierdoor de boeken van Mozes, in dewelke verscheidene zeer heerlijke profetieën van Christus gevonden worden, waarvan de eerste gegeven is in het paradijs, Gen. 3:15, en vervolgens aan de patriarchen, en voorts zijn de sacramenten en al de offeranden voorbeeldingen op Christus geweest. Zie Luk. 24:27. Hebr. 8:5, 6; 9:8, 9; 10:1, enz. verwijsteksten
 
9 Ik heb lust, o Mijn God, om Uw 18welbehagen te doen; en bUw wet is in het 19midden Mijns ingewands.
18 Dat is, hetgeen U welbehaaglijk is. Zie Ps. 143:10. Spr. 10 op vers 32. verwijsteksten
b Ps. 37:31. Jes. 51:7. verwijsteksten
19 Dat is, Ik betracht haar in Mijn hart, en ben gans vuriglijk genegen om die te volbrengen. Vgl. vers 11. Ps. 37:31. verwijsteksten
 
10 Ik 20boodschap de 21gerechtigheid in de cgrote 22gemeente; zie, mijn lippen bedwing ik niet; HEERE, Gij weet het.
20 Of: evangeliseer, heb geëvangeliseerd, en zo in het volgende.
21 Zie Rom. 3:21, 22. verwijsteksten
c Ps. 35:18; 111:1. verwijsteksten
22 Vgl. Ps. 22 op vers 23. verwijsteksten
 
11 Uw gerechtigheid bedek ik niet in het midden mijns harten; Uw waarheid en Uw heil spreek ik uit; Uw weldadigheid en Uw trouw verheel ik niet in de grote gemeente.
12 Gij, o HEERE, zult Uw barmhartigheden van mij niet onthouden; laat Uw weldadigheid en Uw trouw mij geduriglijk behoeden.
13 Want 23kwaden, tot zonder getal toe, hebben mij omgeven; mijn 24ongerechtigheden hebben mij aangegrepen, 25dat ik niet heb kunnen zien; zij zijn menigvuldiger dan de haren mijns hoofds, en mijn hart heeft mij 26verlaten.
23 Dat is, zwarigheden, ellenden; alzo vers 15. verwijsteksten
24 Indien men dit van de zonden verstaat, zo spreekt David dit voor zichzelven, en niet van den Heere Christus, Die het onbevlekte Lam Gods en zonder zonde geweest is; hoewel Hij anderszins voor onze zonden als Borg heeft willen betalen, 2 Kor. 5:21, en derzelver straf dragen, Jes. 53:5, 6, 8, 10, 11; gelijk men het woord ongerechtigheden hier ook kan nemen voor straffen der ongerechtigheden. Zie Ps. 31 op vers 11. Alzo is het voorgaande woord kwaden ook genomen voor het kwaad der straf, dat is, lijden, ellende, enz. verwijsteksten
25 Anders: en ik heb ze niet kunnen overzien, te weten vanwege de menigte.
26 Vgl. Ps. 38:11. verwijsteksten
 
14 27Het behage U, HEERE, mij te verlossen; HEERE, haast U tot mijn hulp.
27 Vgl. de volgende vss. met Psalm 70.
 
15 dLaat hen tezamen beschaamd en schaamrood worden, die mijn 28ziel zoeken om die te vernielen; laat hen achterwaarts gedreven worden en te schande worden, die lust hebben aan mijn 29kwaad.
d Ps. 35:4, 26; 70:3; 71:13. verwijsteksten
28 Zie 2 Sam. 4 op vers 8. verwijsteksten
29 Als vers 13. verwijsteksten
 
16 Laat hen 30verwoest worden tot loon 31hunner beschaming, die van mij zeggen: 32Ha, ha!
30 Of: verbaasd.
31 Dat is, tot een loon der beschaamdheid die zij mij zoeken aan te doen. Of om der beschaamdheid wil, of vanwege de schaamte die zij mij zoeken aan te doen. Anders: teneinde dat zij beschaamd worden. Zie van het Hebreeuwse woord dat hier met loon is overgezet, Ps. 19 op vers 12. verwijsteksten
32 Als Ps. 35:21, 25. verwijsteksten
 
17 Laat in U vrolijk en verblijd zijn allen die U zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: De HEERE zij 33grootgemaakt.
33 Als Ps. 35:27. verwijsteksten
 
18 Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de Heere 34denkt aan mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; o mijn God, 35vertoef niet.
34 Om mij te rechter tijd te helpen. Zie Gen. 8 op vers 1. verwijsteksten
35 Hebr. zijt niet achter.

Einde Psalm 40